Melkweg Amsterdam, dinsdag 21 september 2004 - Amanda Palmer en
Brian Viglione komen op. Hij met witgeschminkt gezicht en korte broek,
zij in een zwarte jurk met zwart-witgestreepte panty's. Hij neemt
plaats achter het drumstel en zij achter het met bloemen versierde
keyboard. Op een enkele cover na, spelen ze onbekend eigen werk. Het
publiek laat zich niet direct inpakken. De theatrale aanpak lijkt wat
overdone en de piano-riedels herhalen zich wat veel. Maar juist die
repeterende piano in samenhang met de steeds heftigere drumpartijen
zorgen uiteindelijk voor een omslagpunt. De Dolls zwepen de zaal op,
met als resultaat dat het publiek de artiesten harder aanmoedigen.
Zangeres Amanda reageert door nog venijniger haar teksten de zaal in te
slingeren, Brian ramt er nog maar eens op los, of is juist extra lief
voor zijn drumstel. Anderhalf uur na aanvang zijn The Dresden Dolls volledig gearriveerd.
Het melkwegconcert is via 3voor12 te beluisteren.
Bij nieuwe bands zijn vergelijkingen niet van de lucht. P.J. Harvey meets Siouxie Sioux lees ik ergens, of gewoon Brechtiaans (waar men natuurlijk Weilliaans bedoelt, want inhoudelijk hebben de Dolls niet veel met Brecht). Patti Smith (toe maar), Tori Amos, The White Stripes (wel erg simplistisch deze vergelijking op basis van het man-vrouw-duo-principe, waarbij de burgerlijke staat vakkundig in het midden wordt gehouden) en zelfs Marilyn Manson komt voorbij. Harvey, Siouxie en Weil zitten zeker in de muziek van The Dolls, maar de naam die bij mij als eerste opkomt is die van Gavin Friday. De Ierse oud-punker (Virgin prunes) brengt in 1989 zijn solo-debuut (Each man kills...) uit, waarop hij muzikaal zwaar op de oude Europese tradities leunt en qua teksten lekker vet aangezet depressief zit te wezen. Ook hij heeft (treedt hij nog op?) een act die theatraal genoemd kan worden. Waar hij vooral de dandy uithangt, doen de Dolls zich voor als jaren 20 cabaret-duo. Maar het pathos en de muzikale verwijzingen zijn net zo goed doordacht en uitgevoerd.
De naam haalt het duo uit een song van The Fall: 'Dresden dolls and nazi boys dance arm in arm to formless noise' (Dresdendolls backdrop). Het verenigt vernietiging en versiering. De link naar de teksten op hun debuutplaat is snel gelegd. Liefde en gebroken harten. Is daar niet de gehele popmuziek op gebaseerd? En de wereldliteratuur, de eindeloze gesprekken in de kroeg, 90% van alle films? Palmer's teksten gaan nergens anders over, maar haar stijl is niet die van de voor de hand liggende popsong.
Zelfdestructie, Jeep Cherokees uit 1996, vlees & bloed, op muntjes werkende jongenspoppetjes (die in alle gevallen beter voldoen dan de werkelijke), de hemel die op je afkomt door die verdomde zwaartekracht, pijn, cynisme, een badkamer vol vliegen, anachronistische meisjes, verlatenheid, seks, een halve Jill en een halve Jack met tot slot een wapenstilstand waarin de wereld even verdeeld wordt tussen jou en mij. Amanda Palmer voegt al deze elementen (en meer) in songteksten die niet uitblinken in mooie zinnen, maar bol staan van de zinnenprikkelende beelden. Elke song is een verhaaltje op zich dat telkens iets weergeeft van de gevoelswereld van de schrijfster, maar metaforisch verpakt in weltschmerz- en horror-sprookjesachtige beelden.
Met het uitpluizen van hun teksten, kom ik echter niet tot de kern van The Dresden Dolls. Overheersend is de muziek. Muziek die sterk op het effect gemaakt is, maar wel degelijk echte songs oplevert. De repeterende pianolijntjes, de dynamische drumpartijen (van jazzy tot punkrockerig) en de soms lieflijke en soms venijnige zang zorgen voor gedreven opwindende nummers. Muzikaal en inhoudelijk is de cd niet voor alle gelegenheden en tijden inzetbaar (bij voorkeur niet zondagmorgen beluisteren, maar wel weer zaterdagnacht), maar als de tijd rijp is, zijn The Dresden Dolls nergens saai.
Ricco van Nierop Illustratie: Gerard Monster
Chicksingers 2004, in juiste volgorde: