Het Woordenrijk is een wekelijks radioprogramma over poëzie bij Den Haag FM (dinsdag 21:00-22:00). Het programma is een productie van het Haags dichtersgilde en wordt gepresenteerd door Harry Zevenbergen. Elke twee weken leest deRecensent een poëzierecensie voor.
De vorige keer dat ik in de uitzending zat, ontstond een korte discussie met de reguliere presentator van dit programma, Harry Zevenbergen. We hadden het over het recenseren van voordrachten en Harry vergeleek het recenseren van een dichtbundel met het recenseren van muzieknootjes. Ik weet niet of ik zijn stelling recht doe, maar het leek me toen dat hij zei dat het gedicht iets is dat tijdens de voordracht ontstaat. Ik was het daar niet mee eens. Maar toen had ik het debuut van Kira Wuck, Finse meisjes, nog niet gelezen. Wuck had al ruim voordat deze bundel verscheen naam gemaakt op diverse podia en ze won dit jaar het Nederlands Kampioenschap Poetryslam. Ik vind het onderscheid tussen voordrachtspoëzie en, hoe zeg je dat, leespoëzie eigenlijk nogal vervelend, maar soms ontkom je er niet aan.
De afzonderlijke regels in Wucks debuut Finse meisjes zijn meestal puntig geformuleerd, het zijn prettig eigenwijze regels en ze heeft een laconiek soort humor. Maar de gedichten als geheel overtuigen me niet. Misschien moet je deze gedichten horen, dacht ik.
En dat kunnen we meteen uitproberen want ik zit hier voor te lezen en u zit nu te luisteren. Ik zal u eens een gedicht laten horen dat me in eerste instantie beviel. Let op, daar gaan we:
Je kan heel vrolijk kijken zonder te glimlachen
zei de ambtenaar terwijl hij mijn pasfoto keurde
het stelde me gerust
Wat is het ergste wat je gedaan hebt, vroeg hij
een konijn vergeten uit de zon te halen
ik wist niet meer of het expres gebeurde
wel dat de kamer naar verkoolde worst ging ruiken
Ik legde mijn melktanden onder een kussen
maar kreeg er nooit een knaagdier voor terug
Nou, dat klonk toch niet verkeerd? Het gedicht heeft iets tragisch, iets humoristisch, iets aandoenlijks ook. Maar wat wordt er nou gezegd met dit gedicht? ‘Je kan heel vrolijk kijken zonder te glimlachen’. Dat is een leuke opmerking als een ambtenaar dat tegen je zegt terwijl hij naar je pasfoto kijkt, zeker als je bang was dat het een stomme foto was geworden. Een leuk begin van het gedicht.
Dan die nogal persoonlijke vraag van de ambtenaar. Die komt een beetje uit de lucht vallen. We zitten nog in dezelfde situatie (het gesprek met de ambtenaar) maar in een volstrekt ander stadium. We missen een stukje van de conversatie, misschien heeft de ‘ik’ in de opluchting dat het toch een leuke foto is geworden iets geantwoord als ‘ik dacht dat het maken van deze foto het ergste was dat ik ooit heb gedaan’ (wat wel een al te dramatische reactie zou zijn geweest, maar goed). De vraag van de ambtenaar werkt kortom in deze context een beetje vervreemdend. De ‘ik’ vindt de vraag overigens zelf niet erg vreemd want ze antwoordt onbekommerd. Zelf zou ik wat meer bedenktijd nodig hebben gehad maar de spreker in dit gedicht weet het meteen: het konijn! Of een konijn inderdaad naar verkoolde worst gaat ruiken als je hem (al dan niet expres) te lang in de zon laat staan weet ik niet; ook dat lijkt me een hyperbool maar ik wil het voor de duur van het gedicht wel aannemen.
Die laatste twee regels lijken me de kern van dit gedicht. De verwijzing naar het gebruik om kinderen hun melktanden onder een kussen te laten leggen, en dat ze er dan een cadeautje of geld voor terug krijgen van de tandenfee, geeft het gedicht iets mythisch. Dat de ‘ik’ in dit gedicht zit te wachten op een knaagdier (mét tanden) is grappig en tegelijk drukt het ook het schuldgevoel uit. En ook ga je nu denken dat de ‘ik’ uit de eerste strofe misschien een kind is dat niet wil glimlachen omdat ze geen tanden in haar mond heeft. En in de Freudiaanse psychologie staat het gebit voor een hele trits onverwerkte emoties.
Maar ik heb nu het idee dat ik een beetje doorsla. Ik weet eigenlijk niet of ik nou te ver zoek om de lading van dit gedicht te vinden, of niet ver genoeg. Misschien sla ik het gedicht dood door het op deze manier te bespreken en moeten we terug naar de situatie voordat ik vroeg: ‘Maar wat wordt er nou gezegd met dit gedicht?’ Toen we het gedicht nog gewoon waardeerden omdat het mooi klonk. Probleem daaraan is dan wel dat het gedicht weg is als het is afgelopen.
Misschien ook lees ik het helemaal verkeerd voor en maakt de voordracht van Kira Wuck zelf duidelijk waarom ze geldt als de meest opvallende debutant van dit jaar. Dat zullen we na komende vrijdag weten. Want dan draagt ze in Den Haag voor tijdens Crossing Border, vrijdag 16 november vanaf half negen in Paradise (bovenin de Koninklijke Schouwburg). Ik zie u dus graag allemaal daar en dan hebben we het er nog eens over.