Opgegroeide rock-'n-rollstukken
|
De popstukken van Martin Bril in Vrij Nederland las ik geregeld. Overwegend (be)sprak hij belegen muzikanten. Voor de actualiteit zocht ik mijn heil elders. Sinds hij vertrok en Sander Donkers zijn plek innam, sloeg ik de poppagina van VN over. Nu komt Donkers met een verzamelbundel artikelen en vraag ik mij af ik er goed aan deed de Vrij Nederlandse rock-'n-roll links te laten liggen. Ondanks dat journalist Sander Donkers haast tien jaar jonger is dan zijn voorganger, bleven de belegen artiesten. Op enkele jonge honden (Slobberbone) na, is het gros van de artiesten in Donkers boek Lipstick sunset ruim boven de veertig. Met als uitschieters Solomon Burke (65+), R.L Burnside (70+), T-Model Ford (80) en tot slot Robert Johnson (al 65 jaar dood). De titel van het boek slaat niet alleen op de song van de geïnterviewde John Hiatt. Donkers legt in zijn nawoord uit dat Hiatt vast dezelfde zonsondergang beschreef als Jack Poels (Rowwen Heze) die zong over de Peel die ‘in brand stond’. Een mooie vaststelling waarmee Donkers zijn Amerikaanse stukken verbindt aan zijn interviews met Hollandse rockers. Gezien de leeftijd van de artiesten moet ik vooral denken aan die ondergaande zon als ‘de avond van het leven.’ Donkers had zijn boek dus ook best De avondluwte kunnen noemen, ware het niet dat zijn vader Jan ooit een radioprogramma had met die titel en met dito muziek. Een ouwe lul voor de jonge pikkies Met zoveel oude grootheden bij elkaar in een boek kun je goed zien hoe de rock-'n-roll opgegroeid is. Dat John Hiatt zonodig hip wil zijn en daarom een paar keer over zijn penis zingt. Donkers is niet van de hedendaagse Hiatt gecharmeerd en uit zijn ongenoegens, waarop Hiatt antwoordt: ‘Maar ja, ik moet die tieners terugwinnen.’ Over opgroeien gesproken; de Stones doen dat elk op eigen wijze. Waar Jagger grappend beweert dat spiritualiteit belangrijker is geworden in zijn leven, stapte Wyman uit de Stones voor een echt relaxt leven. Een prachtige anekdote is dat Wyman uit zijn bed gebeld wordt door Charlie Watts, die niet eens weet in welk hotel in welke wereldstad hij is. "‘Tja… Ik moest aan je denken vanavond, Bill. We deden een show, en aan het eind van een nummer draaide ik me naar je toe om iets te zeggen. Maar je was er helemaal niet! Er stond een zwarte jongen met een basgitaar.’" En dat Wyman al eerder dan 1993 wilde stoppen, maar dat hij geen geld had, omdat Jagger en Richards alle royalty’s ontvingen. Maar nu is hij een gewone man, die gewoon de trein pakt in plaats van het vliegtuig, omdat een vogeltje hem er ooit op wees dat Bill niet behoort te vliegen. Papa’s levende platenkast Sander Donkers krijgt het voor elkaar dat ik met genoegen zijn interview met Bill Wyman lees. Toch de saaiste uit de gehele oude stenencollectie. Donkers is aanwezig als journalist, doordat hij de interviewsituatie omschrijft, of omdat hij duidelijk tegenspraak krijgt. Als hij Solomon Burke wil interviewen zal hij tegen beter weten in toch ook met diens halve familie moeten praten (en kip eten). En als reverend Al Green doorkrijgt dat hij in de kerkzaal zit :"‘It seems we have a visitor all the way from … Holland. Eehm… Sanders?’ Ik sta op uit de bank, eerst wat aarzelend, dan toch maar helemaal. ‘Welcome brother,’ zegt Al Green." Soms wordt Donkers van journalist ineens een klein jongetje in een snoepwinkel, of beter in papa’s platenkast waar al die heerlijke artiesten tot leven zijn gekomen. Bijvoorbeeld bij de ontmoeting met Paul McCartney, die zoals gewoonlijk de journalist gerust moet stellen, voordat hij zijn lijstje vragen kan afwerken. Donkers durft niet alleen te oordelen, maar durft zich ook op te stellen als fan, als muziekliefhebber die geconfronteerd wordt met zijn idolen. Na eerst de soms absurde verafgoding van Emmylou (mannen willen haar badwater drinken) te hebben beschreven, kan Donkers zelf ook niet anders dan melden: ‘Al is het onmogelijk om over Emmylou Harris te praten zonder erbij te vermelden dat ze met de dag mooier wordt…’ Lipstick sunset is een boek met levendige interviews en popverhalen. De popjournalistiek zal er niet drastisch door veranderen maar wordt er wel humoristischer op. Scoops brengt het boek niet, wel beantwoordt het diverse vragen waar ik niet eerder bij stil stond. Wie er bijvoorbeeld allemaal de erfenis van de eerste bluesgitarist (Robert Johson, 1911-1938) opeisen en waarom een 80-jarige dame daar een merkwaardige getuigenis over aflegt. Of hoe soulzanger Arthur – Do you like good music, Sweet soul music - Conley in een dorp in de Achterhoek terecht kwam aan de zijde van zijn geliefde, een tapijtenknoper genaamd Jos. Of hoe beroemde bluesmannen in de bijstand raakten, zoals de Nederlanders Michael de Jong en Wally Tax. Op de site van Vpro’s 3voor12 is als voorpublicatie een stuk over 16 Horsepower te lezen. |