Weller's writer's block

Paul Weller is de meest interessante songschrijver van Engeland. Of hij de beste is? Ik zal er zijn complete werk nog eens op na luisteren. En ter vergelijking dat van collega's Morrissey (Smiths), Ray Davies (Kinks), Elvis Costello, Nick Drake en misschien zelfs dat van Lennon & McCartney. Weller heeft echter een writer's block. Tijd voor een verzamelaar; maar die zijn er al genoeg. Of een live-plaat; geen vraag naar na zijn geweldige Days of speed. Dan maar een covercd; Studio 150.

The Changing man

Paul Weller is The Changingman, zoals hij op Stanley road (1995) zong. Met The Style Council maakte hij gesofisticeerde pop-jazz, toentertijd verguisd door zijn oudere fans. Begrijpelijk, in vergelijking met zijn eerdere (hardere) werk onder de naam The Jam. Toch staan ook op zijn Style Council-platen zeer sterke songs (Shout to the top, Headstart to happiness). Met The Jam maakte hij geen pure punk, geen pure new wave, geen pubrock, maar een mengeling van dat alles, met daarbovenop veel zwarte soulinvloeden. Toen begin jaren negentig The Style Council volgens de platenmaatschappij overbodig waren geworden, ging Weller solo, startend met een reeks zeer sterke rockplaten (Wild wood, Stanley road, Heavy soul). Rock die altijd met soul gebracht werd. Oké, zijn laatste platen brachten geen uitschieters als You do something to me, Peacock suit en Above the clouds meer, maar nergens werd het saai of slecht. Dankzij de vele klassiekers van eigen hand, is de akoestische live-cd Days of speed, zijn beste overzicht, met hoogtepunten als That's entertainment en Town called Malice. De laatste song kreeg overigens de mooiste videoclip, dankzij de film Billy Elliot, waarin de jonge balletdanser de frustraties van zich afdanst op deze Jam-klassieker.

Geen gemakzucht

Studio 150 is vernoemd naar de Amsterdamse studio waar Weller met enkele muzikanten (waarvan twee Ocean Colour Scene-leden) lange tijd verbleef om de tracks op te nemen. De covers zijn niet voor de hand liggend. Geen Who, Kinks, Small Faces of bekende soulfavorieten. In de afgelopen 25 jaar nam Weller al vaker dat soort covers op. Met dat oude materiaal had hij een prima coverplaat kunnen samenstellen, maar zijn writer's block gaat niet gepaard met gemakzucht. Hij dook de studio in en koos wat onconventionelere songs. De meeste liedjes weet hij geheel naar zijn hand te zetten. Zo klinkt Tim Hardin's Don't make promises als een track van een uitgeklede soulrevue. En maakt hij van Gil Scott-Heron's The bottle een soul-rock song die niet had misstaan op Stanley road.

Soft maar glad ijs

Met drie softe songs begeeft hij zich op glad ijs. Bij de slome discohit Thinking of you lukt het nog net: de cover krijgt iets eigens mee en doet de Sister Sledge-versie vergeten. Wishing on a star van Rose Royce is geen verbetering, terwijl het origineel al weinig voorstelt. Hij zakt echt door het ijs met de Carpentersklassieker Close to you (een David & Bacherach song). Weller krijgt de geur van het origineel niet uit het liedje. Misschien zijn dit gewoon te bekende (weinig sterke) songs in hun originele uitvoering.

Aangename schoonheid

In de meer rustige folk-achtige songs klinkt Weller op zijn best. De tracks If I could only be sure, Early morning rain, Black is the colour en Birds (Neil Young) excelleren in aangename schoonheid. De meest opvallende cover is die van Bob Dylan's All along the watchtower, bekend van Jimi Hendrix. Hendrix is niet de enige die deze song legendarisch kan maken. De song wordt gedragen door de soulvolle stemmen van Carleen Anderson en Sam Brown, terwijl Weller zelf ook een relaxed zwart strottenhoofd uit de kast haalt.
Studio 150 is, ondanks enkele missers, een sterk album geworden. Geen slecht idee, dat writer's block.

Ricco van Nierop