Mislukking van formaat;
Bachs Johannes Passion in slechts solobezetting

Voor uitvoerende beroepsmusici en dirigenten – die ‘zwaaien’ slechts, anderen op het podium máken pas muziek – wordt het in de loop van elk concertseizoen lastig om de spanning erin te houden. Tenminste, wanneer het gaat om continuïteit van het (gewenste) hoge uitvoeringsniveau én om de menselijke drijfveren daarachter.
Dat geldt vooral voor musici die met het werken in een bepaalde, min of meer afgebakende repertoiresector het dagelijkse brood op de plank verdienen. Zoals met barok repertoire (17e en vroege 18e eeuw), symfonisch repertoire (vanaf begin 19eeeuw), het romantische lied (vanaf begin 19e eeuw tot midden 20e eeuw) en met eigentijds repertoire.

Voor de laatstgenoemde sector geldt echter dat concertproducties met onbekende nieuwe muziekstukken meestal in nauwe samenwerking met componisten ontstaan. Dat levert voor de uitvoerenden in kwestie niet zelden inspirerende momenten op in de voorbereidende fase van concerten. Daar waarin het nogal eens kan vonken tussen schepper (componist) en herscheppers (dirigent en musici) van een nieuw muziekstuk. Want verhalen dat componisten, toen en nu, op repetities schrikken van de hoorbare gevolgen van wat zij eerder ‘droog’ op het muziekpapier zetten, zijn legio. Klassiek resultaat daarvan: boosheid, ruzie, trammelant et cetera. Saai is het vrijwel nooit in de eigentijdse muziekhoek.

Wat betreft klassieke muziek van reeds (lang) gestorven componisten liggen de zaken anders. Dan zullen dirigenten, door elk seizoen heen en van concertseizoen na concertseizoen, iets anders moeten bedenken om er bij hun ensemblemusici minstens de lol van het vrij frequent optreden op hoog niveau erin te houden: een inspirerende artistieke visie, afwisseling binnen het eigen repertoiregebied of gewoon door de eigen persoonlijkheid in de strijd te werpen – charisma – in de hoop dat de musici er (elk keer weer) ‘voor gaan’. Voor het gemak noem ik het toch maar even: in de verwachting dat het artistieke niveau van muziekuitvoeringen toch minstens dat van de composities in kwestie dient te evenaren.
Dit laatste blijkt dirigent Jos van Veldhoven, artistiek leider van de stichting De Nederlandse Bach Vereniging, parten te spelen. Met het oog op een cd-productie van het klassieke label Channel Classics dirigeerde hij vorig jaar in studio-omstandigheden Johann Sebastian Bachs Johannes Passion – het kleine broertje van Bachs monumentale Matthäus Passion – waarbij alle stempartijen door de solisten worden gezongen in plaats van door een heel koor (dus met meer zangstemmen per koorpartij).

Een solo-benadering van door Bach voor vocaal-instrumentale bezetting gecomponeerde Johannes Passion is natuurlijk niet bijzonder wat betreft vertolkingen van aria’s (breed uitgesponnen solozangen op betrekkelijk korte poëzieteksten) en recitatieven (gezongen verhaallijn). Maar opvallend is echter dat de koorgedeelten nu eens niet door in totaal achttien koorzangers worden vertolkt, zoals dit wel het geval was in Van Veldhoven’s cd-uitvoering van Bachs Weihnachts-Oratorium (Channel Classics, 2003).

Met de solistische bezetting van het koor in deze Johannes Passion-productie doet Van Veldhoven Bachs muziek echter ronduit geweld aan. Principieel omdat Bach zijn composities voor de kerk altijd bedoeld heeft voor meervoudig bezette koorpartijen. Naar mate de tijd vorderde – Bach werkte vanaf 1723 tot in het stervensjaar 1750 in Leipzig als kerkmuziekleider van het Thomasschoolinternaat en als stadsmuziekdirecteur – slaagde hij er zelfs in om het eigen koor van zijn vaste werkstek de Thomaskirche van een ‘minimumbezetting’ van drie zangers per stempartij naar vier en meer zangers per stempartij uit te breiden. Op deze praktische uitvoeringsomstandigheid voor meerstemmige kerkmuziek entte hij zijn eigen composities: Bach, die op en top muziekvakman was, wist hoe hij grote (kerk)ruimte met geluid moest vullen.

Praktisch omdat uit de betreffende cd-opname blijkt dat Van Veldhovens ‘nieuwe’ koorvisie op Bach dus ab-so-luut niet werkt, dat het ronduit een onbevredigend resultaat tot gevolg heeft.
Want waar normaal gesproken bij uitvoeringen van Bachs ensemblemuziek het ingenieuze, complexe vlechtwerk van onafhankelijke zang- en speelpartijen een levendig, een rijk harmonisch en melodisch en in ieder geval pakkend totaalklankbeeld creëert, kun je in de koorgedeelten van deze Johannes Passion-opname letterlijk elke solistisch bezette koorstem binnen het geheel apart horen. Het is als bij een dik scheepstouw waar de samenbinding van de losse kabels ontbreekt. Het lijkt praktisch bruikbaar maar de scheepsinspectie keurt zoiets subiet af wegens grote onveiligheid.

Een ander bezwaar tegen Van Veldhoven’s solobenadering van de koordelen is dat de contrastwerking binnen het geheel van de Passion tussen de delicate zang door een enkele solist en (de dus niet meer bestaande meervoudige bezette) ensemblezang vrijwel volledig geëlimineerd wordt. En dat de dirigent zich vrijwel constant gedwongen ziet om de klank van het orkest te temperen in gedeelten waar het ‘koor’ aan de beurt is. Hierdoor is de nieuwste Johannes Passion-inspeling een heel rare, ingekeerde aangelegenheid geworden.

Normaal gesproken hoeft dit bij een Passion geen bezwaar te zijn – het gaat immers om de toonzetting van de geschiedenis van de gewelddadige ondergang van Jezus Christus – maar muzikaal is het dat des te meer. Heftige fragmenten in Bachs Johannes Passion klinken bij Van Veldhoven hierdoor vreemd soft, alle drama is weggepoetst.

Van Veldhoven blijkt zijn opvattingen van een solistische koorbezetting te baseren op eerder verschenen Bachstudies van enkele muziekwetenschappers, zoals van de Brit Andrew Parrott Van diens hand verscheen in 2003 een boek over Bachs koor waarin hij betoogde dat Bachs eigen (mijns insziens toch bepaald niet mis te verstane) uitvoeringsaanwijzingen uit een ontwerpplan van 1730 – gewoon meer stemmen per koorpartij – ‘eigenlijk’ fictief, geïdealiseerd waren. In de internationale familie van Bachwetenschappers, Bachweters en Bachbetweters braken over Parrott’s opvattingen stormen van verontwaardiging los.

Het kon hierna alleen maar erger worden voor de Brit (en dus ook voor Van Veldhoven) en dat werd het dan ook. Vorig jaar maakte de Duitse muziekwetenschapper Andreas Glöckner (medewerker van het prestigieuze Bach Archiv Leipzig) namelijk korte metten met Parrotts muziektheoretische grappenmakerij. Glöckner publiceerde een geleerd artikel met daarbij afdrukken van originele speellijsten (uit 1729 en uit 1744-45) van medewerkenden aan Bachs kerkmuziekuitvoeringen in de Thomaskirche. Uitkomst: Bach werkte met een echt, meervoudig bezet koor, waarvan leden zelfs de aria’s en recitatieven zongen.

Vervelend

De Johannes Passion-inspeling onder Jos van Veldhoven valt al-met-al als een vervelende vergissing te kwalificeren. Vervelend voor de cd-firma Channel Classics, vervelend ook voor het museum Het Catharijne Convent in Utrecht dat ruimhartig illustratiemateriaal beschikbaar stelde van kunstvoorwerpen die het lijden van Christus tot onderwerp hebben: de schoonheid van deze innemende beeldpresentatie in het begeleidende tekstboek contrasteert te scherp met het niveau van de muziekuitvoering. En ook vervelend is het voor De Nederlandse Bach Vereniging die, vanwege een onzalige ingeving van zijn artistieke leider, het eigen koor radicaal de bietenbrug op heeft geholpen. De dames en heren van het koor werden namelijk vorig jaar ontslagen.
Maar, koop deze uitgave echter wel al is het maar om te kunnen (blijven) horen hoe Bachs muziek niet, nóóit uitgevoerd dient te worden. Als ‘contrastvloeistof’ kan het subliem uitpakken naast andere Bachuitvoeringen op cd en in de concertzaal of kerk.

Hoe Bach ‘wel moet’ dat valt te beluisteren op de nieuwste cd-uitgave (nummer 17, wederom met drie cd’s) in de serie complete Bachcantates die Ton Koopman met zijn Amsterdam Baroque Orchestra & Choir voor zijn eigen label Antoine Marchand inspeelde.
Het is niet de verdwaalde muziektheoreticus die zijn musici ‘aan het woord’ laat komen, maar een overtuigend en bezielend ensembleleider die weet heeft van de (in onze oren) bijzondere kenmerken van Bachs musiceeropvattingen. En die zijn mensen daarin volledig mee krijgt. Het klinkt daardoor allemaal heel natuurlijk. Luister naar Koopman’s inspeling van Bachs cantate ‘Es erhub sich ein Streit’ (BWV 19) en je waant je in het gehoor van Bach zelf. Zoiets.

Rob van der Hilst