print deze recensie

Woorden en hun directe omgeving



Auteur: Tsead Bruinja
Titel: Batterij
ISBN: 9025425410
Uitgeverij: Contact
Datum bespreking: 13-12-2004
 
Batterij

Geen ivoren toren, pleinvrees of plankenkoorts voor Tsead Bruinja. Een beetje literair festival heeft deze dichter op het programma staan. En niet onterecht, hij weet zijn poëzie goed te brengen. En dan na afloop nog wat bundeltjes verkopen om de winkel draaiende te houden. Naast drie Friestalige, ligt sinds kort een tweede Nederlandstalige bundel in die winkel. Batterij heet dit nieuwste Bruinja-product en op de eerste genummerde pagina (p. 3) staat de volgende regel:

…kind dat buiten nacht komt zeggen

Verder niets op deze pagina. Of het een gedicht is, of als motto bedoeld, wordt mij niet duidelijk. Wel is het in één klap weer eind jaren tachtig en kom ik een streng christelijk psychiatrische instelling binnen. Plaats van handeling: ergens op de Veluwe, waar zelfs de herten een kruis dragen. Situatie: Ik kom zonder intake binnen, ze zien vast aan mijn, nog weinig bedorven, gelaat dat het met mijn opvoeding wel goed zat en dat zij de dwaling, die mijn geest dacht te nemen, nog wel kunnen keren.

~

In de voorlaatste Lava staat een interview met dichter Bruinja. ‘Wat wil je overbrengen,’ vraagt de interviewster (Floor Buschenhenke), waarop hij het volgende antwoordt:

"Ik wil dat mijn lezer een bepaalde nuance ziet in de wereld om hem heen, die hij eerder niet zag. Dat hij plezier beleeft aan het lezen van poëzie, overigens zonder dat het te makkelijk wordt. Ze moeten denken ‘Huh? Dat moet ik nog eens lezen…"
(Uit Lava 10.3 / Interview, p. 24)

Bruinja stelt zich een bescheiden doel. Hij treft met deze lezer ook een makkelijke prooi. Ik heb poëzie altijd gelezen en gebruikt op zoek naar treffende zinnen. Woordcombinaties, klankrijmen of klankbotsingen, one-liners, mooie beelden, etc. Daarbij trek ik me niet veel aan van hoe de dichter zijn poëzie bedoeld of vormgegeven heeft. Ik kan een prachtige zin uit zijn verband rukken en niet kijken naar de rest van het gedicht om vervolgens met die zin aan de haal te gaan in mijn gedachten. Natuurlijk heb ik daar geen poëzie voor nodig. Proza voldoet ook, een stukje in de krant, een catchfrase uit een advertentie op de etalageruit van de AH. Maar de ervaring leert me dat bij poëzie de kans vele malen groter is om interessante zinnen, woordcombi’s, vreemde beelden, etc te ontdekken. Gewoonweg omdat er voor elke zin een geniale vondst is gebruikt of dat de dichter er hard aan heeft gewerkt om de regels over te laten komen als geniale vondst. Vaak ook omdat de zinnen in poëzie afwijken van het normale taalgebruik. Juist die draai zet woorden in een nieuwe context, gooit de volgorde omver; kortom vraagt aandacht voor een andere kijk op de wereld.
Deze manier van poëziegebruik wil overigens niet zeggen dat ik geen aandacht heb voor het gedicht als geheel (zoals het toch meestal bedoeld is). Of voor cycli of bundels die een verhaal te vertellen hebben. Maar deze overkoepelende ideeën komen voor mij op het tweede plan. De woorden staan voorop. Woorden en hun directe omgeving.

Tsead Bruinja brengt associatieve poëzie, die zich goed leent om voor eigen gebruik te ontleden.

vier en een half volt legotreintje
(p. 6)

Aldus de eerste regel van Bruinja’s tweede gedicht uit Batterij. Hij bouwt de scène verder uit met groene tunnels (O, ja), scharnierwissels en hoe de voltage op je eigen tong voelt. Maar ik ben bij de eerste regel al vertrokken; met de trein richting jongenskamer. Niet dat de regel qua stijl of klank zo bijzonder is. Enkel ‘legotreintje’ was ook niet genoeg geweest, maar de toevoeging ‘vier en een half volt’ doet het ‘m. Daar gingen toch drie van die dikke 1,5 volts batterijen in? Was die nu van mij of van mijn broer? Hoorden daar niet van die blauwe railsjes bij en van die witte ‘bielzen’? En Jacky van verderop in de straat, had die niet die modernere trein die veel harder kon? Geef me een vinger, Tsead, en ik pas ‘m met een beetje fantasie en een boel melancholie aan mijn eigen hand.


 

wordt hem de tong een mes past hij
niet in de krappe huid van je held
zoek dan een nieuwe dode een lekkere stoel
plek om verse vuisten te kweken

(p. 16)

Bruinja las het gedicht met de beginregel na een lange tocht door de kanalen voor tijdens Crossing Border, met een voor de hand liggende verwijzing naar de moord op Theo van Gogh een week daarvoor. Het gedicht in zijn geheel is zeer sterk, maar de opvallendste regels staan in de hier geciteerde strofe. Het Huh?-Dat-moet-ik-nog-eens-lezen-effect heeft Bruinja hiermee zeker bereikt. Simpel gezegd gaat het gedicht over moordenaars en hoe met hen om te gaan. Maar Bruinja zegt het niet simpel, maar gebruikt opvallende woorden, beelden en verdraaiingen. Hierdoor noodzaakt hij mij tot nadenken. ‘plek om verse vuisten te kweken’ is niet enkel door die alliteratie goed gevonden, maar vooral door de betekenissen die je erbij kunt bedenken. De ‘verse vuistenkwekerij’ is een Al-Quaida-opleidingscentrum, is een lekkere stoel van waaruit vernietigende gedachten, moorddadige plannen tot stand kunnen komen. Om het nog maar niet over die messcherpe tongen te hebben. Juist door zijn soms verwarrende woordkeuze geven Bruinja’s gedichten betekenisopeningen naar diverse kanten.

‘Zo zou ik nog wel uren door kunnen gaan,’ om Neerlands Hoop aan te halen. Bijvoorbeeld met de verwarrend mooie regels: ‘kuiltjes in haar lemen wang’ (p. 10), ‘de ander zomert mijn hart aan gort’ (p. 24), ‘er ritselt zonlicht door de bladeren’ (p. 27), ‘mompelhetze in de vleeskuip van de wasbeer’ (p. 32), ‘net regende het stenen met uw namen erop’ (p. 35), ‘pas op of ik doe je moeder na en maak je nog een keer’ (p. 37), ‘mandje waar mijn mond lieve woordjes / in lekt’ (p. 47).

Het bescheiden doel, dat Bruinja zich stelt (zie het eerder geciteerde interview), bereikt hij met gemak in de bundel Batterij. Verantwoordelijk hiervoor zijn de woorden en hun directe omgeving, zoals Bruinja die geschakeerd heeft. Woorden die de fantasie, de melancholie, de gedachten aanwakkeren. Woorden die het Huh?-gevoel opwekken. Kortom; woorden die verwarring en plezier brengen.

~

Tsead Bruinja

Eenmaal binnen in de streng christelijk psychiatrische instelling, stuit ik op een man van middelbare leeftijd, die op een stoel vlak voorbij de deur zit. Ik wil hem een hand geven, maar hij klampt me aan met beiden armen en zegt recht in mijn gezicht op bezwerende toon: ‘Ne, ne, nooit meer nacht papa.’ Ik ruk me verschrikt los, maar kan het niet helpen hem aan te blijven kijken: nooit meer nacht,’ herhaalt hij. De verdwaalde vriendin, die ik in deze instelling kom bezoeken, redt me door me simpelweg los te rukken en naar de zithoek te slepen.
Hieraan moest ik denken bij die woorden op pagina 3 van Batterij: ‘…kind dat buiten nacht komt zeggen’. Een prachtige zin, die van alles kan betekenen, ver van de betekenis die ik eraan koppel. Alleen moet ik Bruinja niet in de eerste plaats hiervoor danken, zoals in de verantwoording achterin zijn bundel staat te lezen. De specifieke regel ‘Kind dat buiten nacht komt zeggen’ is afkomstig uit een gedicht van Marga Kool.

Ricco van Nierop

Verder lezen in relevante recensies op de Recensent:

- Tsead Bruinja – Dat het zo hoorde
- Crossing Border – Editie 2004
- Lava – 10.3 (editie oktober 2004)
- Tsead Bruinja en Daniël Dee - Kutgedichten
 

Niets van deze pagina's mag worden overgenomen zonder uitdrukkelijke toestemming van de auteur.
copyright © de Recensent 2000-2004