Leg aan, lig even stil

Bij Perdu wordt de vrijdagavond met hoofdletter A geschreven. Vrijwel elke week is tijdens de zogenaamde Avonden een gevarieerd aanbod aan poëzie en proza te beluisteren, of wordt er over uiteenlopende onderwerpen gesproken en gediscussieerd. Er zijn niet zo veel plekken waar zo royaal ruimte wordt geboden aan discussie over en promotie van literatuur. Perdu, aan de Amsterdamse Kloveniersburgwal, is zo’n plek, met de Avonden als paradepaardje.

Sinds kort heeft de stichting ook weer een eigen tijdschrift: Pampus. Een nieuw literair tijdschrift, maar niet in de strikte betekenis van het woord, want het gaat verder dan de reeds bestaande literaire tijdschriften. Het is een weergave van wat er tijdens de Avonden gebeurt. Naast enkele gedichten en verhalen die in elk ander tijdschrift ook hadden kunnen staan, bevat het beschouwingen, essays en recensies, waarbij het zich niet tot land of tijd beperkt. Zo passeert bijvoorbeeld de poëtica en een gedicht van aankomend debutant Jeroen Theunissen de revue, tegelijk met een beschouwing over en een gedicht van Bredero en het verhaal van de dood van Edgar Allen Poe. Eindelijk hebben de Avonden dus het podium die ze niet alleen verdient, maar ook nodig heeft om de – doorgaans waardevolle – inhoud aan een groter publiek dan alleen de bezoekers van de Avonden kenbaar te maken.

Dit eerste nummer van het blad (het nulnummer niet meegerekend) bestaat uit twee delen. Het ‘reguliere’ gedeelte, waarin een jaar Avonden wordt samengevat, en het jubileumgedeelte, waarin 20 jaar Perdu wordt gevierd. Beide gedeelten worden ingeleid met een aanbeveling aan de lezer. In het eerste deel wordt de hoop uitgesproken dat de lezer wordt geïnspireerd of juist geërgerd door de ‘kortzichtigheid, abstractie en navelstaarderij’; in het tweede is het voldoende even aan te leggen en stil te liggen bij de tijdloosheid van de gedichten en de gedachten.

Het tijdschrift is, hoewel niet erg luxe uitgegeven, fraai vormgegeven. De nieuwe literatuur is afkomstig uit de Avonden-reeks Vers van het Mes, waar debutanten, bijna-debutanten en would be-debutanten een podium wordt geboden. Twee van hen, toevalligerwijs twee Vlamingen, werden in Pampus geplaatst. Naast de eerder genoemde Jeroen Theunissen overtuigt ook de bijdrage van Bernard de Bruyckere, die fraaie regels produceert als:

toch waag ik mij aan die gewiekste dans
en soms kan ik mijn oor reikhalzend
aan die trechters leggen
om er voorbij de tong een fluisterlied
uit te voorschijn te luisteren

(Pampus, p. 10)

Maar het leeuwendeel van het nummer bestaat uit reflectie, bijvoorbeeld over de uitreiking van de AKO Literatuurprijs in het programma RTL-Boulevard. Alleen al de uitgebalanceerde bijdrage van Thomas Vaessens over de vercommercialisering van de literatuur maakt de lectuur van Pampus zeer de moeite waard.

Het tijdschrift bevat maar weinig kortzichtigheid, abstractie of navelstaarderij om aan te ergeren – helaas, zou ik bijna zeggen, want een beetje ergernis doet een tijdschrift doorgaans geen kwaad. Bij de bijdrage van Ann Meskens, hoofdredacteur van het Vlaamse tijdschrift De Brakke Hond kun je gelukkig wel wat vraagtekens zetten. Zij zet het plaatsingsbeleid van het tijdschrift uiteen, dat neerkomt op ‘meeste stemmen gelden’. De Brakke Hond is wars van theorie, zegt Meskens, maar toont toch iets van visie, waarna zij haar eigen redactie citeert:

Wij willen geen statement of generatie
Geen visie, pretentie, volledigheid, ontspannen lezers,
of overspannen recensenten,
we willen luid geblaf van honden

(Pampus, p. 45)

Het standpunt is sympathiek, want je kunt inderdaad bezwaarlijk stellen dat de ene literatuur beter is dan de andere. Maar je kunt de vraag stellen of dit uitgangspunt, als het al mogelijk is, geen al te smalle basis vormt voor de uitgave van een literair tijdschrift. Een redactie, immers, bestaat bij de gratie van een overeenstemming over wat goede literatuur is, hoe divers de verschillende meningen dikwijls ook zijn. Het is de uitdaging en misschien wel de plicht van een redactie deze overeenstemming te definiëren en op deze manier de eigen plaats te bepalen.

Het jubileumgedeelte is opgehangen aan het thema literatuur en engagement. Twee van vier lezingen over dit onderwerp werden gepubliceerd, namelijk van Eric Bolle en Nicoline Timmer, beiden rijk gedocumenteerd en gelardeerd met uitdagende stellingen. Een botsing van generaties is het gevolg, omdat de filosoof Eric Bolle een geheel andere opvatting heeft van het begrip ‘engagement’ dan promovendus Nicoline Timmer – interessant is vooral haar oprechte verontwaardiging en afkeer van ‘moeilijke’ poëzie.

Pampus is een zeer rijk tijdschrift. De veelheid gaat echter wel wat ten koste van de overzichtelijkheid van het blad. De bijdrage van Leesbaar Nederland (enkele rommelige groene blaadjes tussen de twee gedeelten van het tijdschrift in) had van mij achterwege kunnen blijven. De zwarte blaadjes met witte letters die als scheiding tussen de verschillende afdelingen zijn geplaatst vergroten de verwarring, maar omdat ze gevuld zijn met ‘Varkensgespin en kattengeknor: leuke invalletjes, visioenen – aforismen tot levensmoeheid’ van Robbert-Jan Henkes en Erik Bindervoet, zou ik ze niet graag missen. Een literair tijdschrift kortom dat al in het eerste nummer haar bestaansrecht dubbel en dwars bewijst; het put met de Avonden dan ook uit een rijke bron.

Of het echter een groter publiek dan de (vaste) bezoekers van de Avonden en Perdu aan zal spreken? De inhoud zou dat wel rechtvaardigen, maar het blad profileert zich daarvoor nog te veel als het clubblad van Perdu.
Perdu heeft dan wel het mooiste clubblad dat het zich kan wensen.

Edwin Fagel