1) Bij binnenkomst is het rustig en dat is een aangename verrassing. Ik sms mijn mederecensent dat ik er al ben. We hebben niets afgesproken, maar ik verwacht dat hij er ieder moment ook zal zijn. Ik koop consumptiemuntjes (er staat geen rij). Ik koop een kopje koffie. Al koffie drinkend kijk ik toe hoe de cd-stand wordt opgebouwd. Ik besluit de nieuwe cd van Ben Folds nu vast te kopen, voor het druk wordt. Ik bekijk vluchtig het programma voor vanavond. Ik bedenk dat ik beter naar boven kan gaan, naar de zitjes, om daar het programma beter te bekijken en te wachten tot mijn mederecensent er ook is. Op weg daar naartoe hoor ik muziek uit de grote zaal komen. Verbaasd dat er al iets begonnen is wandel ik de zaal binnen. Het concert van The Swell Season is halverwege en de zaal zit tjokvol.
2) Tijdens wat wel het meest gevoelige nummer van The Swell Season moet zijn, komen naast me bekenden elkaar tegen. Ze schudden elkaar de hand en vragen hoe het gaat. Of ze al wat leuks hebben gezien en wat ze van de artiesten vinden die nu op het podium staan. Om ze stil te krijgen, kijk ik nadrukkelijk in hun richting. De ene ziet het. De andere blijft onbekommerd doorpraten, inmiddels over iets dat niets met het festival te maken heeft. De man met wie ik oogcontact heb gehad, beperkt zich nu tot knikken, en ‘ja’ zeggen.
3) In de foyer van het NTG wordt live een radioprogramma opgenomen. Het is druk. Mijn mederecensent, zijn vriendin en ik staan in de menigte een drankje te drinken. “Het radioprogramma wordt toch live opgenomen?” vraag ik. Mijn mederecensent knikt. “Deze muziek klinkt wel leuk,” vervolg ik. Mijn mederecensent knikt opnieuw. “Rufus Wainwright,” zegt hij. Ik rek mijn nek om te kunnen kijken. Maar er speelt niemand muziek. Bij nader inzien klinkt de muziek ook niet alsof die live wordt gespeeld. En bij nader inzien had ik er ook helemaal niets over gehoord dat Rufus Wainwright op Crossing Border zou staan. Ik kijk zo neutraal mogelijk weer terug.
4) Er staat een grote rij voor de zaal waar Ben Folds op gaat treden. Omdat ik bang ben dat ik straks de zaal niet meer in kom, vlucht ik weg bij Kirstin Hersh om in de rij aan te sluiten. Na enig dringen sta ik in een halflege zaal, een halfuur voordat het optreden begint. Ik overweeg nog even terug te gaan naar Hersh, maar besluit te blijven kijken naar hoe de roadies de instrumenten en microfoons afstellen. Pas als Ben Folds begint te spelen, merk ik dat ik achter twee enorme kerels sta, en dat ik me moet rekken om over hun schouders naar het podium te kunnen kijken.
5) Tijdens ‘Zak and Sara’, een swingend nummer van Ben Folds waar ik ritmisch op door mijn knieën buig, begint de jongen voor me een sms’je te schrijven. “Wat is dat voor irritante onzin,” denk ik. “Hou daar eens mee op!” De jongen heeft een mooi groot scherm en over zijn schouder lees ik mee wat hij schrijft. “Hou gvd nu eens op met die onzin,” schrijft hij. “Het begint irritant te worden.”
6) Als ik de volgende dag iets later dan gepland aankom in de Schouwburg, is het weer erg rustig in de foyer. Ik loop zonder naar het programma te kijken door naar de grote zaal. Ik weet zeker dat mijn mederecensent er al is dus verdoe geen tijd met hem te sms’en. Ik koop geen muntjes, ik drink geen koffie. Ook de cd-stand laat ik voor wat ze is. Ik weet de weg nu en loop naar binnen. Het zaallicht is aan. Op het podium zijn mensen bezig een drumstel in elkaar te zetten. Een man fluit. Op een paar keuvelende groepjes na is de zaal helemaal leeg.
Edwin Fagel