En je fietst door de regen en je denkt Wie heeft de regen uitgevonden? En in je hoofd klinkt één van de mooiste liedjes van tweeduizendzeventien, Emi van Hugo Kant (recht op daar met Black Moon van euh, Hugo Kant) en je denkt Wie heeft tweeduizendzeventien uitgevonden? Wie heeft bedacht dat het vandaag niet meer tweeduizendzeventien is? Wie naamde de dagen, wie verzon er de jaartallen? En je denkt dat dit best een vriendelijk regentje is, het soort van regentje dat je dingen laat vergeten. En je denkt aan alles dat je vandaag nog wil vergeten. En je denkt aan alles dat je niet meer voelen wil. Je wil Femke niet meer missen. Wie heeft Femke missen uitgevonden? En hier zijn alle dingen die je liever nooit had geweten. Dat het altijd ergens vroeger is. Elk liedje dat ik ken van Queen. Dat er mensen zijn die zeven uitspreken als zeuven. Dat de zon harder schijnen kan. Dat SBS6 bestaat. Dat de Action bestaat. Dat McDonalds bestaat. Dat Heineken bestaat. Dat mijn voet niet sterker is dan de fiets van mijn zoon. Dat Richard niet met de OTO naar het tejatur wil rijden. Dat ik gedachten bleek te hebben over het einde van Scarface. Dat Sabine nog leeft. Dat het nu half drie ’s nachts is en dat dat regentje nooit bestaan heeft. Dat het om half drie ’s nachts nog best moeilijk is om dingen te bedenken die je liever niet had geweten. Dat Pepsi bestaat. Dat Ikea bestaat. Dat sommige mensen het erg schijnen te vinden als je te lang doet over het openen van een melkpak. Dat mijn vader en zijn nieuwe vriendin elkaar in bed om beurten stukjes voorlazen uit het boek dat ik hem gegeven had (en dat hij niet eens meer wist dat ik het hem gegeven had). Dat mijn kollega een nog ergere klootzak is dan ik al dacht te vermoeden. Dat ik geen lampenwinkel zie als ik uit mijn slaapkamerraam kijk. Dat het bestaan eruit bestaat te bestaan. Dat aan missen nooit een einde komt. Dat je ook op vakantie naar je favoriete series kan kijken. Dat je in ergens een grot gokspelletjes kunt spelen op je telefoon. Dat zulke mensen echt bestaan. Dat we niet meer wachten op Godot. Dat ook een debiel president van Amerika kan worden. Dat dit hier promo-eksemplaar van Ghost Bag en Tine Fetz in werkelijkheid een elpee is, en dat het komt met een zine.
(een wat? een zine)
Zekere dag lag dat hier gewoon. Op mijn deurmat. Ik moest daar niet om vragen. En er werd mij ook niets gevraagd. Ik moest daar niet voor betalen. En er werd mij ook niets betaald. En ik vond dat dus. En ik haalde dat seedeetje uit de enveloppe en ik keek. Kartonnen hoesje. Twee tekeningetjes op de voorkant. Twee mensen op de achterkant. En een perkulator. En elf tamelik nietszeggende songtitels. In de enveloppe stak verdernog een éénvel. Een bio. Hoe noemt durmenschen dat? Waarom beging ik de verschrikkelijke stommiteit dat papier te gaan lezen?
“This project will be released as a gatefold LP & 40 page riso printed zine. The LP holds all the home recordings & the zine contains all illustrations and lyrics.” staat er. Ja dat staat er. En ik ken die tiep wel, die tiep die me zo heel af en toe eens iets toestuurt waar Subroutine met één of meer vingers (mede) in de pap heeft geroerd. Ik ken die tiep wel, en het is een goeje mens. Laten we hem Neok noemen. Neok is een goeje mens, al die mensen die me zo heel af en toe eens iets toesturen zijn goeje mensen want het zijn altijd dingen die ik anders nooit onder oren gekregen haadt. En alle dingen die ik anders nooit onder oren gekregen haadt zijn goeje dingen. Want de dingen die ik anders wel onder oren gekregen haadt, naja, die krijg ik toch wel onder oren.
En ik schrijf die tiep, die Neok, ik schrijf m. En ik schrijf en ik zeg, het is alles weer veel te beschijten en bescheten wat ik schrijf en zeg. Eigenlijk wil ik schrijven, Hey Neok! wil ik eigenlijk schrijven. Hey Neok. Neokje, doe mij een faveur. Doe mij een faveur en stuur me die geetfold elpie eens toe, en die risotto printed zain. Die elpie - geetfold of nie - ga ik niet kunnen drajen. Want mun rekkortpleejur staat in des zolders verste hoek met rijen en rijen dozen ervoor & en ik verwacht m niet veel eerder dan 2040 uitgegraven te hebben. Maar toch wil ik m hebben, die elpie. Want ik wil hem vasthouden. Ik wil hem kijken. Ik wil hem voelen. Ik wil hem ruiken. Elpies ruiken, Neok. Siedies zijn nagenoeg geurloos maar elpies ruiken. En het zain wil ik ook hebben. Ik wil de illoestreesjuns niet alleen maar zien & de lirriks niet alleen maar lezen ownee Neok, bij nu weet gij vast al wel wat meer nog ik doen wil met die illoestreesjuns en die lirriks. Ik wil ze strelen, zachtjes ajen. Ik wil ze voelen. Ik moet alles altijd maar voelen, Neok, het is een ziekte. Misschien ben ik latent blind ofzo. De dingheid van de dingen wil ik voelen, Neok, in handen houden. En ruiken wil ik het ook, ja ruiken wil ik het ook. Enfin, zoiets dus. Zoiets wil ik Neok dan zeggen & schrijven, maar wat ik werkelijk zeg en schrijf is iets als Is dat zine ook online in te zien? En ik kon net zo goed niks geschreven hebben, denk ik dan. Maarja, tegen dan heb ik dat allang verstuurd.
En Neok is een goeje mens, ik zei het al. Hij stuurt mij toe een hyperlink of hoe heet dat en daar moet ik dan op klikken en dan kan ik het zine zien. Kan ik het eventueel ook nog uitprinten om het als boekje te hebben. Zegt hij er ook nog bij. Maar Neokje ik krijg dat toch altemaal niet zo prachtig gerisottoprint als gijlie ongetwijfeld gedaan hebt? (ik maakte laatst risotto. mijn dochter vond het lekker. mijn zoon niet). Bezijden, moet ik dan ook maar meteen zelf de mjoeziek inspelen ofzo? En ik weet niet meer zo goed wat verdernog te zeggen en dus zeg ik int geheel niet veel. En ik denk ik ga die stomme geestentas van jullie heeltegaar niet bespreken, ha!, wat zeg je daarvan? Ik ga er zelfs helemaal niet meer naar luisteren! Dat salt gijlie leren ja.
En je fiets want het is weeral tijd je dochter van de peuterspeelzaal te halen, en het regent een beetje, en je mist nog altijd Femke, en je hebt nog altijd trek in mosselen, en je hebt King Winter van Lux Interna in je hoofd, er is licht in het lichaam er is bloed in de zon en je denkt aan dingen, en je denkt dingen als jullie dan toch gaan zoals jullie gaan ga dan maar weg ga ver weg van mij & dat ik u dan nooit meer zie, dingen & naast je fietst Geoffrey Nutter en hij dicht van een deur in de zomer en je mompelt geef mij maar een zolder bovenop de herfst Geoff en dan is er alleen maar wind, en dan zijn er bladeren, en dan is er fietspad, en dan is er hek, en dan is er je dochter (zij is de zesde van links). En je zit op je knieën om haar jas dicht te ritsen en als wel vaker komt één van de andere peuters op u klimmen om zich in uw armen te werpen en je kortstondig knuffelt hem, en zijn moeder trekt hem nijdig met zich mee want zulke dingen doen ouders in zulke gevallen en je peinst Het is niet nu en het is niet nooit en je zet haar achter op de fiets, je driejarige dochter, je zet haar achter op de fiets, achter, ja achter, waar is de tijd de je fiets nog twee zitjes had & je dochter zat voor & je zoon zat achter & gedrieën befietsten gijlie gans de wereld, maar het voorzitje is weg & je dochter zit nu achter & je zoon fietst zelf, naast, je vijfjarige zoon, op dat aandoenlijk kleine crossfietsje van hem, naast, en je dochter achter & er is geen voor mee nu, het voor is weg, en aldus mijmerend kom je thuis, lichtjes verregend, lichtjes verwaaid, komen jullie thuis, jij, je dochter, en daar, op de tafel, je oog valt erop, ligt nog altijd die seedee van Tine Fetz and Ghost Bag.
En dan.
Is wat ik denk.
Nu.
Even.
Tijdens de lunch.
Tijdens de lunch alleen met mijn prachtigmoje dochter (want mijn zoon mag niet meer thuiskomen tussen de middag want die stomme school van hem verzon dat stomme kontinuë rooster dat ze nu hebben, en nu smeer ik soggends weemoedig zijn broodjes voor de middag). Zal ik nu? Zal ik toch? Zal ik heel even? Zal ik dan toch maar eventjes, heel eventjes die vervelende zineloze geestentas de steerjoo in mikken alleen maar om mezelf te bewijzen dat het prut is zodat ik het beter kan negeren? We zouden er geen brood of woord minder om hoeven, mijn dochter en ik, want zoveel aandacht gaat dat daar promo-eksemplaartje zeker en vast niet waard zijn. Zal ik?
Maar neen.
Niet nu en niet nooit.
Maar vooral niet nu.
Met mijn ogen dicht trek ik een seedee uit de vele vele stapels op de vloer en op tafel en in de kast en krijgnouwat, het blijkt Ashley Eriksson te zijn wat ik in mijn hand hou. Colours. Zo heet die seedee. Vederlicht, ik weet, en veel te lief, zomwijlen lijkt het geluid wel van kleurrijk plastiek gemaakt te zijn, zomwijlen is het ei zo na kerstmjoeziek, of iets van Stina Nordenstam (verrek, van haar moet ik ook nog een seedee hebben, ergens), ik weet dat, ik weet het altemaal, maar voor een lunch van twee lichtjesverregenden en lichtjesverwaaiden is het meer dan je wensen kunt, en we doen een traagdans op Why Are You So Helpless?, en mijn dochter lacht, en het brood smaakt ons best, en er schiet nog hete koffie over in de thermos, en Ashley Erikkson heeft de mooiste neus uit de mjoeziekgeschiedenis, en alles is goed.
& een paar dagen later toch kriebelen het gaat
(zei iemand daar kriebelen? is that guy kidding?)
Het is vrijdag. Altijd is het vrijdag. Het is altijd een vrijdag. Zomwijlen schuim en soda mikst okee met bier. En ik ben een avond alleen met mijn kinderen, en we kijken een kenniskwis, en het is fijn, en avond, en herfst, en zacht. (en ik dacht dat ze gingen vragen hoeveel metalen er zijn) (en ik dacht dat hij ging zeggen dat hij ze nog gezien had in een kraakpand) En we lachen om de gekke animaties, en we stellen elkaar vragen, en we vertellen elkaar verhalen, en later breng ik ze naar bed en dan zit ik daar alleen, midvrijdagavond in een enigszins verduisterde kamer espresso te drinken. Ik denk aan dingen, en voor één keer wil ik wel geloven dat de dingen ook aan mij denken. En dan. Zie ik hem opnieuw liggen. De plaat. (of naja, plaat, heel het probleem is natuurlijk dat het een plaat is maar dat het niet de plaat is die daar ligt)
Ja.
Nu.
Deze avond. Deze dag.
Omdat het vrijdag is. Omdat het zo fijn was met de kinderen. Omdat het avond is. Omdat de meeste lichten uit zijn. Om het te horen. Om het te weten. Nu. Nu is een goede tijd als enig. Nu, en dat ik dan nooit meer hoef. Niet op papier, niet in mijn hoofd. Niet met geestentas, niet nu en niet nooit. Ik zet in. De plaat begint. En het lichaam is een oor.
en het kruipt en het gaat en het sluipt en het wiegt en het is zo kaal en zo mooi, en je weet waar de lo is de lo is in de fi want het loowt waar het faait, het is opener New Heart en het is prachtig, aan welk Mountain Goats nummer doet de perkussie me denken?, en zo voort gaat het, het is herfst en ik breng de appels thuis, het is koud en ik bracht de tocht mee naar huis, veel meer dan walsende guitaarfiguurtjes zijn het vaak niet, soms tegen een achtergrond van al iets meer zacht laweid misschien, en soms, als in Portal BIJvoorbeeld, is het melodijntje nog niet goed wakker, en het stombelt en het valt, voor het dan toch marsjeert, en dan marsjeert het toch, en dan werkt het dubbel en is het bijna orgasties mooi, want altijd gaat het, altijd gaat het gaan, hier, bij deez hier geestentas, altijd gaat het en zwaait het en zwiert het, en ik wil dansen, het is vrijdagavond en het is koud en het is laat en ik mijn espresso staat koud te worden op mijn schrijftafel en ik dans, op mijn grote blote platpoten doorheen de kamer en de houten vloer is geen houten vloer maar zachte lieve wolkjes, zachte lieve wolkjes die me doen geloven dat mijn boerenlompendans een zweefdans is, en alles is fijn, en alles is zacht, en alles is goed, zwabber is het liefdespad en The Warmth eindigt zowaar in een bijnarocksong, en zo komen de liedjes, en zo gaan de liedjes alweer veels te snel, en BLIJF! wilt ge de liedjes achterna roepen, blijf nog even bij mij, en sjee wat een prachtplaat, wat een bloedplaat, wat een wonderschone prachtbloedplaat is het & dat had ik liever niet geweten
want nu
kan ik niet langer negeren wat ik zo graag had willen negeren. Ik heb geen ZINE nee, ik heb enkel maar de mjoeziek. Mjoeziek die gaat, die staat, die gans mijn kamer vullen kan (en de steerjoo staat niet eens al te hard, want boven mun hoofd liggen mijn kinderen te slapen weetjenog), mjoeziek waar ik kan zitten. En dat is waarin ik zit, nu. In mijn kleinmjoeziekhuisje in het midden van mijn kamer. Er zijn ramen in mijn mjoeziekhuisje, maar ik doe de gordijnen dicht want ik wil niks weten buiten deze plaat. Er is ook een deur in mijn mjoeziekhuisje maar die zit op slot. Middenin de deur zal ik morgen of wat later een klein brievenbusje zagen. Misschien bezorgt de wind me daar alsnog een keer het zine, een mens kan ommers nooit weten.