Italjeniese & ik herinner me nog wel, of hoe het licht toen viel. We
woonden er toen nog niet zo lang, mijn kinderen waren in geen velden mijn
kinderen waren in geen wegen en ik weet daar staan nog wel en dat de wind
een beetje waaide en de wind blies het stof voort en de wind blies het stof
terug en was het niet dat, wat hij zei, we stonden nog want we hoefden
niet, en hij was er geweest die zomer, een vliegtuig vloog over presies
toen, dat vliegtuig herinner ik me nog haarscherp maar niet meer wat hij
zei was het niet dat de Italjenen geen popkultuur hadden?, hij was die,
diene mensj was gans de weg naar daar gegaan, was met de Peuzjoo naar
Italië gereden, met zijn kinderen achterin, enkel radikalen kunnen andere
kulturen verstaan, enkel kinderen kunnen gaan, kunnen gaan, kunnen gaat
laat, laat, laat de, laat de kinderen tot, laat de kinderen tot mij, &
de mijne bestonden nog niet eens in gedachten, jüst wöörs du noch jung -
und dän is’t aal vüörbi, ik dacht dat wij het waren maar we waren het
allemaal, zei hij dat Italië niks wezenlijks had bijgedragen aan de
popmjoeziek?, zei hij iets?, (zei je wat?), ik weet de woorden nog wel bij
benadering, ik weet mijn huis nog wel, toen, in die dagen, en ik weet
Wora Wora Washington
nog, Washington dat was toch die met die lederen pet die met die baard die
die altijd op een tandenstoker kauwde?, & dat album van ze hoe heette
dat album van ze ookalweer?, “Technoverse” ofzoiets, & toen, &
toen, & toen, & toen kwam Mirror, de postpunk maar
dan een paar straten te ver geduwd, of is het dark wave of dubstep of power
electronics, een nihilisme a la I Don’t Remember Now van John Bender(s)
misschien, of de vervelende kant van krautrock, Cluster en Tangerine Dream
enzo, al mag je dat zeker en vast weder geen krautrock nennen van de
krautrockpolizisten, shit die bijna kinderlijke synthriedeltjes, die
achterlijke teksten (“always hidden in the woods / trees are pillars in
this church”; “I caught the train in a foreign town / checked the ticket,
checked the map / got it wrong, got to go back // a lady sees me while I’m
lost / her mouth is bad / her smile is good // it’s never straightforward,
isn’t it darling? // I jump on and wave goodbye”), die beats man hoor die
beats man check da beat man (dit zijn de beats en dit is de deconstruksie
van de beats) (deleuze, anyone?), dat monumentalisme, dat grootse, dat
pompeuze, net twee zichzelf veels te zereneus nemende emo-pubertjes die
peinzen dat zij de enigen zijn die waarlijk lijden aan de wereld, & ik
dacht misschien is dat wel het wezen van de Italjeniese mjoeziek of van de
Italjeniese volksaard tout court? (maar nu moet ik gaan uitkijken): de
eigen kietsj te zereneus nemen (italjeniese rap, en vooral de rap van naar
Amnerika verhuusde Italjenen, kan in al zijn stoere zereneuzigheid
moeiteloos geïnterpreteerd worden als een parodie op ze zjanrûh - zijnde,
in veel gevallen, gangsta / maffia rap) (er is geen afstand) (de afstand
van het lachen) (er is geen zelfspot) (het is geen rommeltje in de Via
Merulana; het is er een gore klerezooi) (dat vond ik eerlijk gezegd n soort
Generatie Nix avant le dingens maar dat zal je zeker en vast niet mogen
zeggen van de gaddapolizisten) (en die gozer van die schaduw van die
olifant, was dat eigenlijk een Italjeen, in mijn beste herinnering hij was,
phuk waarom ben ik nu weeral te beroerd en te moe en te belabberd en te
bevreesd en te bezopen om op te staan en die wat zal het zijn? tien
stappen? acht? vijf? van mijn tafel naar mijn boekenkast te zetten en te
kijken?) maar dan weder peins ik: postpunk noch dubstep noch krautrock is
een italjenies vindsel (goedendag buurman) dus ik zet een streep door
de eigen kietsj te zereneus nemen
en ga terug naar de tekentafel de schrijftafel de latafel, ik ga terug naar
de schoelje, ik weet de schoelje nog wel, ik weet in de schoelje varen nog
wel, ik weet nog hoe dat was, en ik weet nog hoe het was toen het niet was,
ik weet nog hoe het was toen mijn zoon heeldurdagen tuis was, we gingen
niet want we hoefden niet, en ook saavonts ook, hij ging nog niet want hij
hoefde nog niet, dus werkten we nog even een heel klein beetje verder aan
zijn lego polisieburo hij en ik, steentje voor steentje, even het
sellenblok afmaken, het sellenblok moet af voor morgen want morgen komen de
boeven, morgen gaat de telefoon, als het vuur gedoofd is komen de wolven,
zijn moeder was dan vaak lastig op ons & ook zo die keer dat hij nog
even een mjoeziekje luisteren wilde, een mjoeziekje met mijn koptelefoon,
wat voor mjoeziekje dan zeun?, dat wilde hij zelf uitkiezen, uit de kast,
de seedeekast, een van de vele seedeekasten, hij wist niet wat maar wel dat
het in die ene kast stond, op de bovenste plank, dat wist hij, ik moest hem
optillen, en ik tilde hem weer op, en toen ik hem weer neerzette zag ik dat
hij, naar ik aanneem per puur toeval (want de rugzijde van deze seedee is
verre van schreeuwend te noemen), So Far van Fabio Orsi, Gianluca
Becuzzi en (Etre) had uitgekozen, en raakt alles, alles dat je aanraakt
wordt een kruis, ik heb geloof ik een beetje teveel apenhersens gerookt
gisterenavond, en zoals hij daar stond, met die hele grote koptelefoon op
zijn kleine peuterhoofd, en daar stond, met een überblije grijns niet te
branden van zijn gezicht, dat het mooiste gezicht ter wereld is, en de
muziek kwam in, hihi zei hij, en hihihi zei hij, en dan draaide hij het oor
van de koptelefoon een kwartslag zodat het loodrecht op zijn oor kwam te
staan, zoals ik doe, als ik schrijf, en luister, en schrijf en luister maar
dat doe ik nooit met (een van) de kinderen erbij dus hoe kan hij dat in
godsnaam gezien hebben?, en zei: “Leuk muziekje! Maar er zijn geen
zingers.” & ik dacht is dat niet het wezen van de italjeniese
popmjoeziek?, het beginpunt, de oorsprong, en ik weet de oorsprong nog wel,
ik weet in de schoelje varen nog wel, of daarvoor toen mijn zoon er nog
maar pas was & beebie was, en als ik werkte en dan de volgende dag bij
hem zou zijn bij mijn zoon zou zijn bij de beebie zou zijn, hoe kollega’s
dan zeiden “Morgen heb je weer je vrije dag”, en hoe dat me stoorde en ik
dan zei Nee dit is vrij, dat met de beebie is hard werken en zo sprak ik
ook tegen mensen op mijn postrondes & nu spijt het me dat ik dat zo
voelde of in ieder geval zegde het zo te voelen want nu, nu mis ik hem zo,
nu mis ik de dagen zo, deze dagen, de andere dagen, de dag breekt open en
braakt een andere dag uit, dit is niet de dag die nooit was, de dag dat ik
met Femke op de vloer van een blokhut in Llanera naar String Trio
van Joseph Kudirka lag te luisteren; dit is de dag die is, de dag dat het
resensentenken boodschappen gaat doen met zijn dochter, ze kopen melk, en
druiven, en beschuit, en wijn, en de zon haast zich niet in zijn baan deze
dag, bloed haast zich niet in zijn baan deze dag, & straks moeten ze
nog, het resensentenken en zijn dochter, want dan zal aan de
kleuterschoolpoort de zoon staan wachten die ook de broer is en die het
mooiste gezicht ter wereld heeft, het resensentenken mompelzingt Still II van Glissando of naja: hij kent de tekst eigenlijk niet
en zijn dochter neuriet iets onherkenbaars en de dingen haasten zich niet
in hun baan deze dag, welke dingen, de dingen die gaan zoals ze gaan, alle
dingen een wijle, alles gaat zoals het gaat, en het gaat en het gaat,
steeds verder het gaat maar ik weet het eerste nog wel, astrale zwanen, in
blik terug ontstaan de dingen, totaalminimalismus, gesammtnihilismus, en
het begin, ik weet in de schoelje varen nog wel, de eerste dagen, ik weet
die eerste dagen nog wel, de protopunk van Negazione & Nerorgasmo &
Peggio Punx & Indigesti & Wretched o mijn God Wretched, de
prachtige hysterige van Skruigners, de no wave van Faust’O, de oerschreeuw,
en ik denk aan beginnen, en ik denk aan ontstaan, honderd seconden na de
oerknal daalde de temperatuur tot een miljard graden, zij leefden in de
Kirgies-Kajsatse horde, waaruit de mirza Ab-Lai tijdens de regering van
Anna Ioannovna vermetel in Russische staatsdienst trad, ik denk aan mijn
meisje, een meisje is een half-gevormd ding, ik denk aan mijn jongen en aan
die eerste dagen, want ik weet nog wel hoe het was en wat ze zeiden over de
zoon van God stierf hij voor ons is hij überhaupt wel doodgegaan & ik
weet niet wanneer maar een dag zal komen dat er geen maan en geen zon meer
zal zijn, en zingend op de fiets, dit, zingend naar de schoelje, zingend de
klas in, en toen, in die eerste dagen, ik weet die eerste dagen nog wel als
ik afscheid van hem nam en hij huilde een beetje en ik zei Ach kom het
wordt vandaag vast fijn, en dan liep ik de klas uit met mijn dochter aan de
hand en Gode alleen kan bevroeden wat een vuile huichelaar ik me op dat
moment voelde want juist ik met mijn ingekankerde haat tegen alles wat
onderwijs is, vanaf mijn eerste dag op de kleuterschoelje totaan mijn
afstuderen heb ik alles bijeen een zeer ruime twintig jaar in
onderwijsinstellingen doorgebracht en ik kan me niet één sympathieke leraar
herinneren, niet één inspirerende les, niet één interessante mededeling,
niet één fijne dag en ik haat me als we weer op de fiets zitten: mijn
dochter voor, in het stuurzitje, en ik achter haar op het zadel, mijn moje
lieve nietschoolgaande dochter & onophoudelijk kus ik haar kruin en ik
vraag Zullen we lekkere broodjes gaan kopen bij de bakker voor als je broer
straks tussendemiddag even tuis is? en ze zegt ja dus we fietsen naar de
bakker en ik denk jammer dat Femke hier niet bij is en ik wil die gedachte
niet denken maar die gedachte trekt zich van mijn willen niets aan, en ik
denk aan brood, en ik denk aan liefde, en ik denk aan oorsprong, in den
beginne was de oerknal van breurtjes Russolo, technoïde, leuk muziekje maar
er zijn geen zingers, kon het ook niet daar ontstaan zijn?, het kasjot van
de kronologie, de rode draad van oorzaak en gevolg, “wie es eigentlich
gewesen sei”, de kunsten der laweit, de kunst van lawajen, de zzzzoem,
& uit het laweit, uit het stof van Luigi’s en Antonio’s oerknal
ontstonden - niet persé in kronologiese volgorde (maar vuk het kasjot van
de kronologie) Berio, Nono, Romitelli, en wie weet, Lino Capra Vaccina,
Silvano Chimenti, Giusto Pio wie weet en ik het ademende klaar-zijn ik denk
als futurisme als Italjeniese idee, dacht ik, dacht ik buur sprak daar niet
ganzelijk krom misschien?, de “avant” garde, ook de historiese, is altoos
“avant” gebleven, de garde sloeg ommers op het laatste of meestal juist een
veel eerder moment toch een ander, wat begaanbaarder weggetje in, ik geloof
geen jota van dat achterlijke idee van die achterlijke Kundera dat de
avantgardisten “werkten” in de wetenschap dat “de” toekomst “hen”
“uiteindelijk” “gelijk” ging geven, geven dan nog, is that guy kidding?,
geen enkele werkelijke avantgardist maakte ooit “werkelijk” kultuur,
tenminste niet als “kultuur” is dat wat de massa gezicht geeft, of dat wat
gezicht gegeven wordt door de massa misschien, langs de andere kant:
kultuur is wat ik mijn apen voer, (ja die van die hersens ja), dacht ik,
dacht ik altemaal, op de fiets & bij bakker & bij bakker & op
fiets & voor het kot, dan kwamen we tuis, iemand had me platen
toegestuurd, platen als Retrospective van Orghanon, Beyond Time van
Maurizio Abate & Matteo Uggeri, The Accordion Sessions van
Francesco Maria Narcisi & Giacomo Fidanza en Babel van K’an en
dat ik binst de italjeniese mjoeziek de oerknal van de Russolo’s niet
eerder zo bloedwarm gehoord had de technoïde zo electrocide en dat en dat
en dat. Dat ik niet wist dat Marx in Trier geboren was. Dat ik me nodig
eens moest scheren. Dat de koffie op is. Dat mijn tante woont daar achter
dat kanaal dat daar stroomt. Dat ik moet spreken ook als ik zwijgen moet.
Dat Tom Petty dood is. Dat de jeuk in mijn navel ondraaglijk is. Dat ik
toen ik vijftien was een tijdje mondharmonica wilde spelen. Dat Erin me een
foto van haar kut stuurde. Dat de bus achteruit rijdt. Dat het
winkelsentrum vol met vierkante dinosaurussen zit. Dat de zee. Dat ik daar
niet eerder aan gedacht heb. Dat ik moe ben van het lopen in tunnels. Dat
de piano gedronken heeft. Dat we moeten leren in de dingen te kruipen. Dat
de dingen gaan zoals ze gaan. Dat ik nog wel eens aan Monica denk. Dat het
een moje dag was. Dat je kon gaan. Dat de auto geparkeerd stond voor het
huis. Dat ik vergeten ben het vuilnis buiten te zetten. Dat ik een bekende
zag. Dat ik een droom had die ik me bij het ontwaken niet meer kon
herinneren. Dat god asjeblieft neem niet onze. Dat de lucht. Dat het leeft.
Dat ik soms niet meer weet. Dat het koekje kruimelt. Dat ik er zo van hield
te zwemmen in je aanrakingen. Dat je je eigen boontjes. Dat het dinsdag.
Dat de honden geen brood. Dat de eeuwigheidsduur, 90 seconden, ’s nachts om
drie uur en dat. Dat ditmaal een spoorwegstasjon en dat. Dat de lunch en
praten in de zon en dat. Dat de vaat op het aanrecht en dat de platen in
hun hoezen en dat. Dat Orghanon
bijvoorbeeld, en dat hoesjeintrigeerde me zo, in den beginne was de oerknal
van, de elektronika, hier, op Retrospectre , in
handen van Sergio Calzoni, komaan een naam haast bespottelijk italjenies,
bijna iets uit een strip, & ik weet mijn moeder nog wel ofnee eerst
deze plaat avond laatavond vroegnacht iedereen slaapt al ik denk dat dit
wel, waarom ligt mijn koptelefoon nog op de vloer waarom ligt hier een
plaat van Jackson C. Frank waarom vangt het met wind aan?, dat eerste
liedje, Reitera, toch weer een post, postrock, wie speelt hier
guitaar waarom lijkt dat op een bas en waarom deint het zo fijn?, is dit
nog wel noise?, is dit nog wel in de geest van?, (-), je drijft op, en de
blommekees &, da shit was dat niet lachen?, maar rapper nog dan rap,
(?), verandert dit in iets, ja wat, in de rest van de plaat, de hele rest
van de plaat, de hele rest van de plaat ineens, kleurloze ambient (voor
zover al niet een pleonasme), zoems zoemen warmig dat wel ja maar het
blijft auditief behang, en ik, en dat hoesje, dat maffe rare hoesje en dat
eerste liedje ook & hoe ik nog, amper een kwartier gelejen nog, dacht
even fiks in liefde te gaan vallen met deze plaat, en wat het dan nu
geworden is, de dingen gaan zoals ze gaan, de platen gaan zoals ze gaan, ik
denk aan iets dat mijn moeder altoos zei, mijn moeder dacht, als denk ik
bijna iedereen denkt, een hele brede mjoezieksmaak te hebben, ik hou van
alles, zei ze dan, van Satie tot, en ik ben vergeten wat de twede naam was
die ze dan noemde, van Satie tot (…), en dan was het even stil en dan zei
ze, Nou dan heb je alles toch wel gehad of niet?, en dan was het aan ons om
te zeggen Ja moeder dan heb je alles wel gehad, en we, en ik ben vergeten
wie die ander was, in mijn moeders ogen klaarblijkelijk het einde van de
mjoezieklijn die scheen aan te vangen met Satie, maar naar mijn gevoelen,
toen, lagen er toch weer niet ganzelijke universa tussen Satie en die
ander, die ik niet meer weet dus en het spijt me nu dat ik haar nooit
gevraagd heb waarom ze dacht dat alle mjoeziek in de wereld te vangen zou
zijn op een schaal van Satie tot (…), of welk uiterste Satie volgens haar
dan vertegenwoordigde en welk ander uiterste die ander en waarom juist die
twee uitersten de gansgehele mjoeziek vatten, maar nu, deze seedee, dit Retrospective, ik dacht het te plaatsen kunnen, ergens, op een
schaal van Satie tot (…), op een schaal van Satie tot niks, het was avond
de hele middag lang, ik wilde iets, ik dronk iets, ik dacht iets, ik deed
iets, zelfs de hemden betekenden niets meer, en dan, en daar, en later, dat
was niet de dag dat ik mijn dochter naar de speelzaal had gebracht, het was
de dag dat ik jeuk had en je kon maar zo een andere seedee heeltemaal tot
bij de seedeespeler gaan brengen BIJvoorbeeld, en dan zeggen, ik wist niet
dat de toren van Babel een panopticum was, en dan luider IK WIST NIET DAT
DE TOREN VAN BABEL EEN PANOPTICUM WAS, maar het blijft stil, spaar een oor
voor deze piano en sluit je ogen, loop langzaam naar het licht, zichtbaar
licht heeft een lengte tussen veertig en tachtig miljoenste centimeter,
donker, dark ambient field recordings broken beats electroacousties,
abstract en duister, traag en zompig, modderig en grijs, mjoeziek voor
looddagen. Mjoeziek voor het moeras dat je nooit was. Bij vlagen ( Womb Is a Perfect Place to Conspire is zo’n vlaag) zò
angstaanjagend mooi dat ge het wel peinzen kunt dat het wel is dat alles
wel is, alles wel in deze hel, en ook, bij andere vlagen (Immure
is zo’n vlaag) haast klassiek als in onaards als in altijd al tot de aarde
behoord hebben als in konkreet ja een rots als in wegijlend voor iedere
aanraking want het kan hard en alom en snerpend zijn op ditBabel van K’an maar ook ijl
& pianisties & schuifelend, kortom alles van Satie tot (…), en
later, was’t ginne droom?, of zei ik het ècht, op straat, tegen buurman: de
italjeniese popmjoeziek omvat alles van Satie tot niks, & ik denk ik
hoor, (stilte), ik hoor de mjoeziek loskomen van je huid, ik hoorde de
mjoeziek loskomen van haar huid, er is weer meer huid dezer dagen, en er is
een vrouw met meer huid dan kleren, je kunt een droom doen alsof ze van je
houdt, een vrouw met meer huid dan kleren zegt dat ze me nog herinnert van
vorig jaar zomer, ik zeg, (…), ik kijk naar haar en naar haar huid, haar
huid is zo mooi, mijn kinderen op de touwbrug in de speeltuin en ik, (…),
ze zegt dat ze hier een jaar geleden voor het laatst geweest is en dat ze
mij toen ook gezien heeft en dat ze zich dat nog herinnert, en ik, (…), en
zomer, en ook heb ik ooit meer gelachen BIJvoorbeeld verleden jaar in de
zomer, ik ben totaal zonder reaksie op haar konfidensie, ik kan zeggen dat
ik me haar niet herinner maar dat doe ik niet ik kan zeggen dat ik haar
huid zo mooi vind maar dat doe ik niet ik zeg ik zeg, ik doe alsof ik mijn
zoon niet meer zie (hij is ginder, op de touwbrug, en ik zie hem klaar als
water), (het ademende klaar-zijn), en ik kijk om me heen, alsof dit tejatur
me genoeg uitstel geeft om op te komen met het sterke replieksken, is het
niet, geen droom, ik heb nog steeds Hasta La Victoria van The
Myrrors in mijn hoofd, het is, geen droom, jeuk in mijn oor, ik kijk weer
naar die vrouw en haar moje, ik heb zoon zin om met haar te dansen op Don’t Bother Me van Scott & Charlene’s Wedding maar dat zeg ik
niet ik zeg ja het was een goeje zomer vorig jaar en dan loop ik weg en ik
neem mijn kinderen mee, een aan elke hand, we lopen, weg weg weg de
speeltuin uit, ik voel me totaal belachelijk ik denk was het vorig jaar
eigenlijk wel een goeje zomer?, ik mompel zo zachtjes dat geen van mijn
kinderen het hoort… …de italjeniese mjoeziek is een vrouw met een hele moje
huid en ze weet wat je gedaan hebt verleden zomer en zo denkend aan
schizofrenie, de schizofrene laars, de mjoeziek onvatbaar schizoïde zo
lijkt maar behoeft dat enige verwondering?, een altijd aanwezige kietsj,
gode verdoem dit opera gode verdoem dit firenze, is er kietsjloze opera?,
(…), ik rust mijn kaas, maar ook veel italjeniese punk weet bijna gezellig
te klinken (& is dat niet wat kietsj is? de plek die “gezelligheid”
zich bevechten wil binst de kunsten?) terwijl verdermeer ook de meest
compromisloze hardcore punk ooit gemaakt òòk van daar komt en niet uit het
Enghland waar men het zoeken meent (komop mensen, Sex Pistols was een
overgestileerd boybandje en anders niets en niemand die een plaat van deze
belachelijke zeikerds in zijn kot heeft liggen zal ik ooit zereneus nemen
als het over mjoeziek gaat), maar ook de abstraksie, in den beginne was de
oerknal van breurtjes Russolo &, &, & de duisternis, die gore
klerezooi in de Via Merulana, denk ik voort terwijl we fietsen, de
scapigliati (niet toevalligerwijze ontstaan kort na de Italiaanse
Eenwording in 1861), BIJvoorbeeld, de anarcho-punk van Wretched, de
duisternis, de woede, de waanzin, alles is niet maar is op hetzelfde moment
ook zijn eigen tegendeel, izolomentisties, (een laars omgeven door zee)
(een laars in de zee) (het bed staat in de ooseejaan), radikalismus,
zijnde, een land zonder duidelijk koloniaal verleden en dan toch nog
bijkans de uitvinders zijn van het fascisme, in arkitekturale zin
postmodern (aww, posties) (Jürgen Habermas, anyone?), futuribles,
kartoffelen und Bier en de Dingen die ik was, & dan komen we tuis, mijn
zoon mijn dochter mijn gedacht en ik (het was veeleer mijn gedacht dat uit
fietsen ging, en ik er achteraan, ik kon heur niet bijhouden, ik zag steeds
allenig maar de achterkant van mijn gedacht) (de achterkant van
flatgebouwen), en we komen tuis, zei ik al tuis, en daar, en hoe het was,
en waarom. Waarom fluister ik je naam nog? Waarom kijk ik nog drie keer per
dag op mijn oude teeljefoon? Waarom al deze beelden tussen haakjes? Waarom
ben jij op zondag nooit vrij? Waarom is er drie keer per dag geen bericht?
Waarom een persoon waarom een raam en een muur waarom een teepot kop tafel
en een stoel? Waarom moest de kunst de mens adelen? Waarom de arbeid?
Waarom mis ik Femke nog steeds en waarom zo hevig? Waarom gaat men er in de
quantummechanische beschouwing van het zwaartekrachtsveld vanuit dat de
wisselwerking tussen twee materiedeeltjes wordt overgebracht door het
graviton? Waarom waar een lichaam eindigt? Waarom dan na een jaar (wast wel
een jaar wast niet korter nee of veel langer misschien?) pas (?) het
bericht dat ik al die tijd al vreesde te zullen ontvangen namelijk dat ik
uit de teemobielfamielje gepleurd werd? Waarom stak me dat dan toch? Waarom
stak me dat niet zo hevig als ik verwacht had? Waarom spreek ik ook als ik
zwijgen moet? Waarom de zakkentrommel van formaat? Waarom een paar dagen
later een kus een kus die ik koesterde een kus die ik bewaarde diep in de
bovenste boekenla waarom maakte me dat gelukkig die kus waarom bij lange
niet zo gelukkig als ik gehoopt had? Waarom luister ik deze platen niet?
Een plaat als
The Accordion Sessions
van Francesco Maria Narcisi &
Giacomo Fidanza BIJvoorbeeld (en waarom zat Celebrity Lifestyle
van Swans de hele dag door ramvast in mijn kop nadat ik haar gezien had met
Abel nabij het winkeltje van Kap, en waarom was ik liever dood geweest dan
gezien te moeten hebben hoe gek ze op Abel leek?), & wie iets verwacht
in de geest van Uumen van Kimmo Pohjonen & Eric Echampard komt
bedrogen uit (ik dus), en de dingen, en wie, en Giacinto Scelsi, en de
PROTO, en gemasterd door die onvermijdelijke Wil Bolton is dit het dus:
Francesco Maria Narcisi op veldopnames en manipulasies en proseseren en
tekniek en Giacomo Fidanza op accordeon & wie een Kimmo Pohjonen &
Eric Ecampard-achtige, heel dit alles, nou hou me vast in je moederarmen,
heel dit, onze handen zijn nat van liefde, en het rood, weeral de roodwijn
te rijkelijk mijn keel in, alle dingen een wijle, alles onvermijdelijk
uitgesteld, waarom ruikt het naar sjookoolaa op mijn schrijftafel, ik die
nooit, heel dit, de cd, dit The Accordion Sessions, als een
philosophie van (je peinst maar) (je peinst zo veel) (je peinst teveel) (en
ik liep), van, lawwezeggûh, “de uitgesteldheid”, (dat wat komen moet maar
nooit komt) (de dingen die godverdomme nooit maar eens beginnen met gaan
zoals ze gaan) (ga dingen) (sta op Lazarus), “het wachten op”, wachten op
dood of geboorte op de antichrist en op Christus Boeddhambrama of
enkelvoudige symbolen als kaars of spiegel, of iets, wat ook weer van
spiegel in spiegel (meisjes op ballet), dit wachten, denk ik, wat als de
italjeniese, wat als, een wachten op iets dat nooit komt maar ga ik hier
dan niet langsom mijn buurman gelijk geven?, en je kunt The Accordion Sessions ook niet zien als ekzemplaries voor, maar
wat is het ekzemplaar dan?, en kan het ooit wel?, maar waarom is bijkans
alle Neerlandse mjoeziek zo door en door gemiddeld dan?, is er een volk en
heeft het volk een aard dan?, en wordt deze volksaard weerspiegeld in wat
heur kunstenmakers maken dan?, (is Petersburg het panopticum dan?), bij
vlagen doet het denken aan dat So Far dat mijn zoon zoon leuk
muziekje zonder zingers vond, en sommige dingen lijken me welhaast
mogwaïaans, af en toe (Echi!) is het ronduit nee vlakuit nee
sliepuit saai en dan is het wachten op de momenten dat het bloed weer
sneller stromen laat (of stollen algeheel), van ambient naar dark naar
postrock naar weetikveel als het maar weg is van dat badwaterwarme gezoem
dat me te ellenlang duurt, en bovenal waar blijft die aloerschreeuwende
accordeon-drone als in Uumen die ik toch, toch hoopte aan te
treffen, een ode aan het wachten, ik zou er Heidegger eens op moeten
naslaan (maar niet nu), meestentijds is het als Elizabeth Vagina
van Queen Elizabeth: een wachten dat wel een schoon wachten is, een
blijvend uitstel dat wel de aandacht vasthoudt, & uiteindelijk wil ik
niet meer opstaan, maar ook de nacht gaat voorbij, & het is weer dag,
& weeral het weer is mooi, weeral één van die dagen, één van die eerste
moje dagen van het jaar, en mijn tuindeuren staan open, en ik hoor mijn
kinderen lachen achterbuiten, ze zijn achter, ze zijn achter en buiten, ze
zijn achterbuiten en ik hoor ze lachen, en ik zit op het aanrecht en stop
gedachteloos gefrituurd zeewier in mijn mond terwijl ik één of ander hip
belgies biertje drink dat om een of andere reden persé voor een hip deens
biertje door moet gaan maar dat voorwaar niet altekwaad smaakt, ik hoor
mijn kinderen lachen, ik stop ermee gefrituurd zeewier in mijn mond te
steken en ik zit, ik neurie zachtjes Cody van Mogwai en ik denk is
dit nu wat er uiteindelijk overbleef van “het eeuwige van gisteren” (ja wat
was dat weer met dat wachten Martin?) ik denk je zou een held kunnen zijn,
ik denk je zou kunnen zweven, verhef me later, ik zweef en zweef astraal en
zie alles mezelf incluis zo zie en zweef ik astraal, verhef me later maar,
ik spring van het aanrecht en loop de tuin in met een engelse sleutel in
mijn hand, ik ga de steunwieltjes van de fiets van mijn dochter halen, mijn
moje lieve prachtige driejarige dochter die ik leerde fietsen zoals ik mijn
zoon heb leren fietsen, wat zei Flann O’Brien weer over de metafysica van
de fiets weet jij dat nog?, je kunt het begin zijn & het einde, de
tandem, de tweezitsfiets, een e-bike, in het sentrum niets, in het sentrum
alles, das zentrum des minimalismus is Maurizio Abate, een land der
gedachten, Rella the Woodcutter en BeMyDelay zijn naastebuur, Maurizio
Abate: op Beyond Time
beroert hij akoestiese guitaren en russiese harp en draailier en japanse
guitaar en e-bow en mandoloncello & Matteo Uggeri vult aan en
bewerkt met zijn laptop, behandelingen, drones, trompet, speelgoedpan,
veldopnamen, pepermolen, elektronika, neurie en samples en je denkt dit
gaat mooi worden, het recensentenken denkt dit gaat een bloedplaat worden
& het opent op John Fahey-achtige fingerpickin dingskens, en je denkt
subiet gaat dat hier loos gaan, subiet gaan ze hier met pepermolens op
speelgoedpannen staan te hengsten, subiet gaat Abate hier het schoonste
guitaarlijntje ooit opgedacht door enig menselijk wezen staan te herhalen
en te herhalen en te herhalen en dan is heel de kamer hier van puur
mjoeziek gemaakt (kan dat rotlicht hier boven mijn hoofd uit eigenlijk?)
(kan die klotelamp) (-), maar het blijft, de fingerpickin’ en de passende
mjoeziek, een dik bosdier, Greetje voor het huis, de geschilderde kamer,
lobola voor het leven, het gaat me toch een pakje te schuchter op Beyond Time & een pakje te abstract misschien (dat laatste
misschien de invloed van Uggeri?), het davert niet waar het gaat, het
materialiseert nergens (Judith Butler, anyone?), het doet de blikkentoren
niet omvallen (hij zamelde blikken voor het einde der tijden want de wereld
ging vergaan op een datum dan en dan en dat ging niemands tijd nog duren zo
rap als dat zijn ging, en dus zamelde hij blikken want dat is wat mensen
doen als de wereld is vergaan: dat zitten de mensen in kelders en dan eten
zij voedsel uit blik, blikken met houdbaarheidsdata gelegen ver vòòr die
datum dan en dan, die datum dat de wereld zou vergaan (want ergens in een
land ver van hier liep een kalender af & niet meer verder), dan zitten
de mensen op houten stoelekens en ze drinken verontreinigd water) (en ik
drink roodwijn en ik zeg we houden het binnen de perken en niemand vraagt
binnen welke perken en ik denk hier moet ik vaker gaan) (en) (pansofies
katarakt) (en dan zie ik hem staan mijn zoon, ik hou zoveel van hou het
haar uit zijn hoofd komt), maar ik weet de gondels nog wel, het is laat en
ik krijg net een APP (welja) van mijn buurman waarin hij me lijkt te
bedanken voor een muziektip, ik geef nooit tips, ik praat alleen maar,
soms, en dan soms over mjoeziek, ik zou, Beyond Time nu, doorheen