De zaterdag van Crossing Border begint in een artistieke pornodroom uit de
jaren ’70. Als ik daaruit wil ontsnappen, is het te nat. Het giet buiten
het kunstcentrum waar Cosey Fanni Tutti geïnterviewd
wordt. Dus ik keer terug naar haar memoires over haar blue movie jaren en
de muzikale Throbbing Gristle-periode. Tutti is een Britse performer die
net een boek uitheeft getiteld Art Sex Music.
Eerlijk gezegd kwam ik voor de interviewer, namelijk John Grant. Deze Amerikaanse muzikant stond hier eerder,
sterker nog: hij was een van de hoogtepunten in 2013. Maar dit jaar gaat
hij niet zingen. Nee echt niet, want hij feliciteert Tutti met taart en
laat het publiek ‘Lang zal ze leven’ zingen, waarna hij vervolgt: 'What I
love about Cosey Fanni Tutti is that she shows a beautiful juxtaposition
between vulnerability and strenght.’ Mooi geformuleerde beschrijving, maar
geen vraag. Dus schakelt Grant maar over op seks: ‘How about the movie-orgy
with big John?’ CFT: ‘He was even too big to climb on, so us girls did a
lesbian scene instead.’ JG: ‘I should’ve done the opposite.’ Het wordt al
een beetje droog buiten. Ik ga, Grant gaat toch niet zingen.
Jamila Woods leerde ik kennen via het Social Movement project van Donnie Trumpet uit 2015. De zangeres en dichteres zong op het geweldig ‘Surf’-album naast de al snel daarna doorgebroken Chance the Rapper. Gelukkig is er sinds kort een debuutplaat van deze dame, die goed naar Erykah Badu en Lauryn Hill heeft geluisterd. Zelfs met oordoppen in, staat het geluid in de kleine Paard-zaal alsof ze het hele Malieveld van muziek moet worden voorzien. Ondanks dat, is haar debuutoptreden in Nederland geslaagd. Die paar covers (Nirvana, Rage Against the Machine, Paula Cole) heeft ze niet echt nodig, haar eigen songs zijn krachtig genoeg: ‘If I say that I can’t breath, will I become a chalk line’ (uit: VRY BLK / Very Black).
Herkenning dan voor elke muzieknerd en boekenverslinder, Coely rapt in de grote zaal over haar jeugd en haar ideaalbeeld: ‘Back when I was a kid, I was a little bit different / Tell me what you’re waiting for / You’re stuck in the same old / Stop wishing on a rainbow.’ Ook Abdelkader Benali begint over zijn jeugd. Hij is niet gevraagd als romanschrijver, interviewer, hardloper, theatermaker, presentator of kookboekenschrijver, nee de veelzijdige Benali draagt voor uit zijn laatste dichtbundel Wax Hollandais. Benali brengt zijn toegankelijke poëzie goed over. Gedichten over Den Haag (de zon zien zakken in de zee), Rotterdam (jij grote mond!), Merwedeplein Amsterdam (waar een meisje gelukkig was – over Anne Frank) en een lettertype dat aan zijn dochter doet denken (Courier New).
Zanger Allan Rayman was voor mij een nieuwe naam. Hij heeft een gitarist (met Stevie Ray Vaughn-shirt) meegenomen, die razendknap allerlei bluesclichés uit zijn six-string tovert. Gelukkig is er ook een beatmaker bij die dwars door alle bluesschema’s heen aparte ritmes loslaat. Voeg daar de opvallende performance van Rayman aan toe en het wordt een bijzonder geheel. Rayman is op zijn zachtst gezegd theatraal – hij zwalkt heel druk over het podium, hangt af en toe aan zijn microfoonstandaard, maakt enorme armbewegingen. Iemand fluistert ADHD, iemand suggereert drank of drugs, iemand peutert in zijn neus, iemand noemt Jim Morrison, de meisjes in de hoek giechelen. Los van dit alles, vertelt Rayman verhalen in zijn liedjes met een geweldige gromstem en kan hij fantastisch schreeuwen. Een eigenschap die nogal eens wordt onderschat.
Over theatrale performers gesproken, in het Koorenhuis staan de rijen tot buiten aan toe. En voor de deur van het Koorenhuis staan de rijen tot binnen. Allemaal in afwachting van Tarriona Ball en haar band Tank and the Bangas. De band speelt eerst een elektrofunk instrumental als opwarmer, maar als de zangeres opkomt, is het bal geopend. Tarriona zingt en danst niet alleen, ze bespeelt het publiek (samen met haar achtergrondzangeres en saxofonist). Zweept ons op tot meeklappen, meezingen, dansen, hoofdknikken, zwaaien. Tussendoor noemt ze tot vier keer aan toe dat ze uit New Orleans komt en voor het eerst in Nederland optreedt. ‘Anybody wanna come to New Orleans with us?’ De sfeer is los, de muziek zweeft tussen soul, jazz, elektro en funk. Een prettige mengelmoes zoals we dat in steden als New Orleans en – ahum - Den Haag gewend zijn. Wat een fijne show dit! Met naast uitbundigheid ook aandacht voor serieuze teksten: ‘I’m great, I’m gorgeous, I’m goofy, but stop making a fool out of me. Most days I sit in my room and write these poems for you.’
Nog geheel in de ban van de Bangas, gaan we bijtanken in het Paardcafé en laten we indiesupergroep BNQT links liggen. Niet wetend dat John Grant bij hun het podium opduikt. En nee, hij interviewt de Travis/Midlake/BandofHorses-gasten niet over hun pornoverleden, maar kwam daadwerkelijk om te zingen. Wat achteraf gezien een gemiste kans lijkt, blijkt een juiste keuze, want zowel de uitbundige Tank & the Bangas als de ingetogen Jordan Mackampa zijn voltreffers.
Voor Mackampa begint, springt dichter Baban Kirkuki het kleine podium op en leest met humor oude en nieuwe poëzie voor. ‘Ik ben 17 jaar terug in Nederland gekomen als Iraaks/Koerdische vluchteling en in al die jaren blijven mensen vragen: ga je ooit terug?’ Zijn antwoord:
ze vragen mij:
ga je terug naar Koerdistan
als het land veilig is
ik antwoord:
als ik ooit terug
naar de baarmoeder zou gaan
zal ik geen asiel aanvragen
en geen vlucht voor mijn ziel kiezen
ik zal mijn lichaam
niet laten trillen in de kou
De humor zit niet enkel in de manier waarop hij zijn gedichten inleidt, ook in de regels zelf ontdek ik lichte glimlach-humor, in de trant van Remco Campert zoals zijn gedicht over zijn schoenen die op straat kennis maken met andere schoenen.
Jordan Mackampa is een man met gitaar, een gitaar die hij voortdurend in andere stemming brengt, van capo’s voorziet en vervolgens bespeelt alsof het een gewone gitaar is. Van intiem naar krachtig vlammen zijn akkoorden door de ruimte, vinden zijn woorden met of zonder versterking een weg naar ons gemoed. Want beroeren zal hij ons. Om de drie songs vraagt hij: ‘Are you still with me Crossing Borders?’ We beamen, zingen mee waar gewenst, wentelen ons in zijn fabuleuze (een beetje Luka Bloomish..) gitaarspel en treuren mee als hij toegeeft aan darkness in zijn hart. Wat een ontdekking deze man, wat bewijst Crossing Border zich weer door het programmeren van dit soort talenten. Maar voor de afsluiting moeten we een paar decennia terug in de tijd.
In 2002 zag ik Orchestra Baobab voor het eerst live en in mijn recensie toentertijd blikte ik terug, waardoor dit citaat een ingeblikte terugblik wordt:
“Maassluis 8 juni 1988 - ik hoor zwoele klanken uit mijn radio komen. Een loom ritme, met een machtige soulstem die in een, voor mij, onverstaanbare taal vast over een hartverscheurende gebeurtenis verhaalt. ‘Wat is dit?’ vraag ik me niet voor niets af. Want mijn geliefde Gonzo radio draait overwegend Americana, ver voor het genre zo heette. Maar dit is geen Springsteen, Hiatt, Lindley of Shocked! (voor de niet kenner: ik bedoel Bruce, John, David en Michelle). Waar komen die prachtige klanken vandaan? Radiomaker Jan Donkers geeft duidelijkheid: "Van de Senegalese band Orchestra Baobab was dat Utru Horas." – lees de hele Baobab in Paradiso, 2002- recensie hier
29 jaar na die eerste kennismaking en 15 jaar na dat eerste concert en in totaal zelfs 47 jaar na hun oprichting staat de beste band van Senegal (beat that Youssou N’Dour!) gewoon Crossing Border af te sluiten. Natuurlijk, er zijn ondertussen wat bandleden vertrokken naar andere oorden (hun laatste album is een ode aan overleden zanger Ndiouga Dieng), maar hun opvolgers voegen zich prima in dit Afro-Cubaanse show- en dansorkest. Want een show is het en dansen zullen we, op ‘Utru Horas’, ‘Coumba’, ‘Mouhamadou Bamba’ en ‘Mariama’.
Tekst & illustratie: Ricco van Nierop.
Foto's: Peter Leggett en Kristel Snellen.
Coely, foto: Peter Leggett
Allan Rayman, foto: Kristel Snellen.
Tank and The Bangas, foto: Kristel Snellen.
Fotograaf Peter Leggett zag en hoorde John Grant wel zingen
Orchestra Baobab, foto: Kristel Snellen
Priests, foto: Peter Leggett
Orchestra Baobab, foto: Peter Leggett