Vooraf gezien is de vrijdag van Crossing Border de avond die de meeste keuzestress oplevert. Althans als je van goede muziek houdt, geïnteresseerd bent in meer dan bestseller-auteurs en sowieso nieuwsgierig aangelegd bent. Vanaf halverwege de avond zijn er minimaal in vier zalen tegelijkertijd acts omcirkeld in het blokkenschema van de Recensent. Edwin Fagel en Ricco van Nierop overleefden de festivalstress en zagen Iron & Wine, Anna Drijver, Courtney Barnett, The Felice Brothers, Hélène Gelèns, Tweedy en Beginners.
Arc Iris is een band rondom zangeres Jocie Adams, die al eerder op het festival stond, maar toen met de Low Anthem. Dit keer pakt ze het anders aan, de fijnzinnige rootsmuziek heeft plaatsgemaakt voor sferische luistermuziek. Sferische luistermuziek is een eufemisme voor deze zweverige, erg bedachte act. Muzikaal waaiert het alle kanten op, tweestemmige folk, country, Kate Bush, Björk, maar overtuigt het niet. Tel daar de aankleding bij op (er hangt een gouden maan aan een touwtje gemaakt van aluminiumfolie, de zangeres draagt een gouden catsuit, de belichting is direct overgenomen uit een kinderfilm over zeenimfen) en het is tijd om deze valse start van de avond te onderbreken voor…
Beginners die volgens de presentatrice vooral als beginners in het leven staan, maar ze klinken allerminst als band die net bestaat. Vooral dankzij de twee violen weten ze iets bijzonders neer te zetten. Als zangeres Susanne Linssen haar viool inruilt voor een gitaar, is overduidelijk te horen waar deze band de mosterd haalde: melodieuze jaren ’90 gitaarbandjes als Buffalo Tom, Bettie Serveert en hun voorbeeld Big Star. Dat de liedjes dan over tandenstokers gaan, maakt dan niet veel meer uit. Tot slot meldt ze nog even dat ze straks naar Courtney Barnett gaat en haar drumster naar Tweedy, waar ze een beetje verliefd op is.
Het blijft stoer van Crossing Border dat ze in de grote zaal (Royal) van de Koninklijke Schouwburg, tussen de bekende artiesten minder bekende schrijvers inplannen. Wel jammer dan dat Anna Drijver (die toch als actrice op de planken staan gewend is) niet goed uit de verf komt. Ze struikelt veelvuldig over haar woorden, woorden die ze zelf in haar tweede roman, Ei, geschreven heeft. Dichter Hélène Gelèns draagt vervolgens mooi voor uit haar laatste bundel, Applaus vanuit het donker. Poëzie die niet direct helder is, qua betekenis, maar door het ritme, de repetitie en de voordracht wel goed overkomt.
Negen uur, spitstijd is begonnen, tot een uurtje of twaalf dienen we in minstens 3 zalen tegelijk te zijn en precies dan presteert Courtney Barnett het om een kwartier te laat te beginnen (zie hiernaast), daarom snel door naar Iron & Wine. Singersongwriter Samuel Beam staat solo aangekondigd en komt ook alleen het podium op, speelt fabuleus zijn fijnzinnige songs, maar de echte magie ontstaat als hij gezelschap krijgt van zangeres Jesca Hoop. De zangeres, die drie jaar terug haar optreden op dit festival nog cancelde, brengt een extra laag in het optreden; prachtige samenzang en een-twee-grapjes met de baardman. Ze zingen onder meer Rebecca: ‘Sunday evening my Rebecca's lost a book she never read / And the moon already fell into the sea’
Omgaan met festivalstress is zaken loslaten. Loslaten dat je niet bij elk optreden tegelijk kunt zijn bijvoorbeeld. Het is ook een kwestie van accepteren dat je onzinnige redenaties volgt. Zo kozen wij ervoor om vanwege de afstand en de motregen het programma in de buitentent compleet links te laten liggen. Niet omdat daar niets interessants stond (helden Thé Lau en Graham Parker), maar omdat er genoeg moeilijke keuzes overblijven in de overige zalen. Wat ook helpt, is een tegenvallend optreden – en daar ga je ook een stuk harder mee om vanwege de luxe dat je zo door kunt lopen naar een andere zaal. De op plaat betoverende folkzangeres Vashti Bunyan was achterin het zaaltje niet te verstaan, kwam daardoor niet over. Dat probeer je dan twee liedjes en dan loop je door naar Jaap Boots, met het knagende gevoel dat als je verder naar voren was gelopen en langer vol had gehouden het misschien ook bij Vashti op Crossing Border betoverend had kunnen worden.
Jaap Boots maakt een gewaagde stap van gewaardeerd radiomaker naar kleinkunstenaar. Dat hij kon zingen en schrijven was al bekend, nu combineert hij het in zijn programma en boek ‘Donderweg’. Een muzikale romanticus die zich aanschurkt tegen Springsteen, Cave en Waits.
Tweedy bestaat uit vader Jeff en zoon Spencer (drums) verder zijn er nog wat mannen mee die samen de sound van de eerste solo-plaat van de Wilco-frontman in de grote zaal laten horen. Het is een mysterie. Niet zozeer dit optreden, maar mijn waardering. Draai al eeuwen werk van Tweedy (Uncle Tupelo, Wilco, Golden Smog) en dat bevalt prima, ook live klinkt hij met zijn nieuwe werk en nieuwe band goed. De songs blijven overeind, maar er ontbreekt magie, het blijft te vlak, suf. Waarom vind ik het dan toch goed?
Ricco van Nierop
Stel, Courtney Barnett komt naar Nederland. Stel verder dat ze naar je woonplaats komt. Je bent niet ziek die dag, of op een andere manier verhinderd, je bent ook niet te laat: je bent gewoon zoals het hoort in het gebouw waar ze in optreedt. Waarom mis je dan toch die energieke uitvoering van History eraser, je favoriete liedje van haar cd The double EP: the sea of split seas? Omdat in een andere zaal The Felice Brothers beginnen.
Barnett heeft zelf ook schuld door een kwartier te laat te beginnen. De eerste nummers van haar set klinken zo mogelijk nog beter dan de cd. Haar Lou Reed-achtige gitaargeluid en haar verveelde stem kleuren op de cd prachtig met de gelijkmatige uitvoering van de uitgesponnen liedjes. Live worden de liedjes nog verder uitgesponnen maar krijgen ze tegelijk meer dynamiek. Toch loop ik weg. De gedachte The Felice Brothers te missen is – hoewel niet véél – erger dan de gedachte ‘History eraser’ te missen.
Het energiegehalte bij de Felice Brothers is nog hoger. Ik kom de zaal binnen terwijl de band bezig is met de single van hun nieuwste cd Favorite Waitress, Cherry licorice, sterker: ik kom binnen bij het gedeelte waar ik ook thuis altijd op en neer begin te springen, namelijk de brug die het slot van het nummer inluidt: ‘’Cause I’m high on Halloween Candy / and her lips are sweet as brandy’. Wat volgt is drie kwartier meegevoerd worden door het aanstekelijk enthousiasme van de folkrock band met veel nummers die weliswaar geweldig klinken, maar die ik helemaal niet ken terwijl ik in de veronderstelling was alles van de Felice Brothers in huis te hebben en grijs te hebben gedraaid.
De nummers die ik wel ken worden veel slordiger uitgevoerd dan op de cd, wat de mentaliteit van de band tekent, en wat direct ook hun charme is. Die slordigheid zet zich ook tussen de nummers voort. Lang nadat het applaus en gejuich na een nummer is verstomd staat de band op het podium elkaar aan te kijken en kennelijk te overleggen – soms zelfs met mensen die vooraan in het publiek staan – welk nummer ze nu gaan spelen. Van achter uit de zaal wordt steeds geroepen: ‘Spelen!’ De band trekt zich er niets van aan, misschien omdat ze zich niet realiseren wat het woord betekent, misschien omdat ze zich niet de les laten lezen.
Met het IJslandse Low Roar komen we in Sigur Ros-achtige sferen, de stem van zanger Ryan Karazija bereikt die sferen eigenhandig door alle biologische beperkingen van de stem te negeren. De muziek is door de vele herhalingen meditatief te noemen, maar daar zeg ik te weinig mee want de nummers onderling verschillen zo sterk (langgerekte noten, gitaarriffjes, elektrobeats) waarbij de eenheid wonderwel wordt bewaard, vooral door die magistrale stem – en de echo die eronder zit. Na het slotnummer balt de toetsenist zijn vuisten voor zijn lichaam en knijpt ze als in een primitief ritueel samen, en in dat gebaar vat hij de kracht van de muziek nog eens treffend samen. Een ontdekking.
Edwin Fagel