Chicksinger nieuwe stijl: maandelijks een overzicht van enkele interessante releases van zangeressen. Sommigen snel erdoorheen gejast, anderen uitgebreider besproken. Met in de januari-editie al een negental populaire en minder populaire namen: Trijntje Oosterhuis, Rumer, Norah Jones, Adele, Tamaryn, Anna Calvi, Britta Persson, Eefje de Visser en Joan as Policewoman.
Soft.soul voor het grote publiek:
Trijntje Oosterhuis – Sundays in New York (AD/EMI)
(Atlantic)
Norah Jones – Featuring ... (Blue Note/EMI)
Adele – 21 (V2)
Veel publiciteit was er de afgelopen maand voor de nieuwe Trijntje Oosterhuis. Terecht want de weggeefactie bij het AD was een novum voor Nederland. Los van de prachtige stem (maar waarom zo overdreven perfectionistisch gezongen?) en goed gekozen liedjes, vroeg ik me vooral af wat je met al dat plastic moet in de oud-papierbak.
Rumer kreeg ook veel aandacht en ik gok dat dat niet bij januari blijft dit jaar. Terecht want deze debutante heeft een mooie stem, zingt geen liedjes waar je je aan zult irriteren, maar dan houdt het qua positieve berichten wel op. De kans dat je in slaap valt bij het beluisteren van haar cd is namelijk heel groot. Slaapverwekkende muziek maken is ook een kwaliteit en voor diegene die The Carpenters als aanbeveling zien: koop die plaat. Persoonlijk verlang ik bij Rumer bijna terug naar de dame die de afgelopen tien jaar het softe (jazz, country, soul) genre domineerde; Norah Jones heeft toch een uniekere stem en komt nu zowaar met de minst slaapverwekkende album uit haar carrière aanzetten. Een tussendoortje natuurlijk, want als we altijd met open ogen (en oren) naar Norah zouden luisteren, is het tijd om aan ons zelf te gaan twijfelen. Jones verzamelde songs van andere artiesten waar zij een gastbijdrage aan leverde. Met als resultaat een lekker afwisselende cd waarop The Little Willies, Willie Nelson, M. Ward en Belle & Sebastian nog voor de gebruikelijke softe shit zorgen, maar als Norah met Talib Kweli, Q-Tip en Ryan Adams meezingt gaat het er steviger aan toe. Grappig genoeg valt het duet met de Foo Fighters ook onder het kopje ‘soft’. Uitschieters zijn de samenwerking met Herbie Hancock (Joni Mitchell’s ‘Court & Spark’) en met Ryan Adams (‘Dear John’).
De populairste release van januari staat op naam van Adele. Van de Britse post-Amy Winehouse zangeressen die in 2008 doorbraken is ze na Amy MacDonald en Duffy de laatste die nu met een tweede plaat komt. Was het ten tijde van hun eerste platen nog een nek aan nek-race tussen de folkpop van MacDonald en de soulpop van Adele, nu steekt, na de tegenvallende tweede MacDonald-cd, Adele met kop en schouders (maar vooral strottenhoofd) boven de rest uit. Op 21 staan veel ballads, meestal behoorlijk goed, soms iets te Anoukerig (niets mis mee, maar die hebben we al) en vooral iets te weinig hartverscheurend. Want dat laatste kan ze wel degelijk. Luister naar ‘Don’t you remember’ of ‘Take it all’. Maar stiekem zie ik haar het liefst in een meer swingende, old-skool, up-tempo soulsetting, zoals ze hier op bijvoorbeeld. ‘I’ll be waiting’ laat horen. Geen wereldplaat, ook geen slechte plaat. Maar de drie genoemde tracks zijn bij elkaar al zo goed, dat ze het gemiddelde minimaal optrekken tot boven de acht (als ik cijfers zou geven).
Alt.rock voor een groter publiek?
Tamaryn – The Waves (Munich)
Anna Calvi – Anna Calvi (Munich)
Britta Persson – Current Affair Medium Rare (Selective Notes)
Eefje de Visser – De Koek (Eefjes Platenmaatschappijtje)
Joan as Policewoman – The Deep Field (PIAS)
Terwijl de Deense Agnes Obel deze winter met haar mooie album linea recta van alternatief naar populair doorsteekt, staan er nog genoeg zangeressen te wachten op zo’n doorbraak. Maar zitten wij er ook op te wachten? Op de Nieuw Zeelandse Tamaryn niet in grote getale. Ze maakt met haar band ook geen muziek waar een groot publiek voor is. Ouderwetse Brits-klinkende indie-sound, lijkt me de beste omschrijving. Ergens tussen een vroege Cure en The Cocteau Twins, maar dan met een gevoelig aangebracht laagje distortion. Je moet door het gruis en de ongepolijstheid heen kunnen luisteren, maar dan ontdek je best goede liedjes. Benieuwd hoe lang ze deze sound kan vasthouden – voor je het weet springt er een producer op, die het gruis vervangt door een Florence & Machine-sausje om groter succes te behalen…
Anna Calvi dan, om de boel iets ruiger en verrassender aan te pakken. Een half-Italiaanse Britse dame die ergens tussen PJ Harvey en Edith Piaff haar inspiratie zoekt. Dat was al te horen op haar single, de Piaff-song ‘Jezebel’ met ronkende gitaar en stevige drums. Op haar debuutplaat staan enkel eigen songs die alle kanten opschieten. Dan weer heftig en ruig, dan weer verstild, dan weer opera-achtig. Een evenwichtig album kun je dit dan ook niet noemen, maar daarmee is het geen slechte plaat, de cd telt minstens vier sterke composities. Belangrijker is dat Calvi zich presenteert als zeer interessant veelzijdig muzikant en zangeres. Iemand die verder durft te kijken dan één genre en zich geen keurslijf laat opdringen.
Britta Persson brak met haar debuut door in eigen land (Zweden), maar weet pas met album nummer drie de rest van Europa te bereiken. Net als Tamaryn (en de halve muziekwereld tegenwoordig) is Persson niet alleen geboren in de jaren ’80, maar keert ze er muzikaal ook naar terug. Neem bijvoorbeeld de koortjes op ‘Toast to M.’, net Belinda Carlisle (voor wie dat nog iets zegt), maar inhoudelijk snijdt Britta wel even andere koek aan (‘We don’t want your suicide’) dan de Gogo-dame met haar ‘Heaven is a place on earth’. Persson maakt netjes verzorgde ‘80’s-pop. Iets teveel bubblegum wat mij betreft.
Completely different koek is Eefje de Visser, die vorig jaar de singer-songwriter-categorie van de Grote Prijs won. Het lijkt wel of vooral die categorie een doorbraak garandeert (dank aan Roosbeef, Lucky Fonz, Marike Jager, Charlie Dee, Leine). De Vissers debuut is compleet Nederlandstalig. En dat is tricky, want het komt zo direct aan, zo naakt. Hoe muzikaal en melodieus of goed gezongen ook; een paar foute zinnen en moerstaalzangers vallen door de mand. Maar De Vissers teksten zitten goed in elkaar, zijn filosofisch, poëtisch maar zonder hoogdravend of nietszeggend te worden (‘en nacht werd dag en dag werd nacht / dat vond ik echt zo goed bedacht’). Muzikaal pakt ze veelvuldig uit met strakke ritmes, heldere melodieën en dansbare beats. Een vleugje Doe Maar, een tikkeltje Roosbeef (maar dan niet naïef), een handklapje K.T. Tunstall en een koortje Anneke van Giersbergen. Maar dan ineens pakt ze je in met een intiem liedje. De Visser schaart zich met gemak in het rijtje succesvolle singer-songwriters met deze gevarieerd gearrangeerde debuutplaat.
Joan as Policewoman maakte vorig jaar een coverplaat, maar keert nu weer terug met eigen liedjes. Opvallend lange songs en wat steviger klinkende songs in vergelijking met haar werk op Real Life (‘06) en To Survive (’08). Haar piano is gebleven (al is het soms erg verstopt in het bandgeluid) en haar karakteristieke stem klinkt soepeler dan ooit. De composities lijken wat minder zwaar op hand dan voorheen. Maar misschien komt dat vooral door de sound, die her en der zelfs aan de vrolijke kant is (of zelfs funky in ‘The Magic’). Joan Wasser maakt in ieder geval een interessante ontwikkeling door; oude kwaliteit in een steviger jasje.
Volgende maand waarschijnlijk aandacht voor: Diane Birch (coverplaat), Nicole Atkins, Pien Feith, Me & Stupid (Bettie Retourneert). Tips zijn welkom op dit adres.
Eerdere Chicksingerafleveringen vindt u hier.