In de Cuatro tent werd tijdens het Crossing Border-festival stilgestaan bij het 25-jarig podiumjubileum van Erik Lindner. 25 jaar geleden stond de toen 16-jarige Lindner voor het eerst met zijn gedichten op het podium, om precies te zijn: op 11 november 1984 op het podium van Lokaal Vredebreuk in Den Haag. Het werd gevierd met optredens van Mustafa Stitou, Marja Pruis en Wim Brands.
Het heeft natuurlijk iets willekeurigs, het vieren van een dergelijk jubileum. Een dergelijk eerbetoon valt meestal oude dichters ten deel, die een aantoonbare invloed hebben gehad op de ontwikkeling van de poëzie. Met zijn 41 jaar en drie bundels is men er in het geval van Lindner vroeg bij. Waarom dan deze mijlpaal zo groot vieren, een mijlpaal die welbeschouwd voor niemand anders belangrijk is dan voor Lindner zelf? Het antwoord op die vraag doet er eigenlijk niet erg toe. In dit tijdsgewricht verschijnt ontzettend veel poëzie en die poëzie krijgt maar relatief weinig aandacht. En daardoor wordt telkens een nieuwe naam omhoog gehouden als het sensationele nieuwe talent. In een dergelijk tijdsgewricht kan het geen kwaad de werkelijk bijzondere dichters af en toe even in het zonnetje te zetten, ongeacht de aanleiding.
En Erik Lindner mag gerust tot de meer bijzondere dichters gerekend worden. In zijn drie bundels heeft hij een extreem beschouwende stijl ontwikkeld, die heeft geleid tot een poëzie waarin de details hoofdzaak worden, waardoor een andere dimensie van het leven wordt getoond. Het leven verloopt daar trager, krijgt daar meer betekenis.
Tijdens de avond werden terloops een paar fascinaties van Lindner aangestipt. Zijn redacteur bij de Bezige Bij, Alfred Schaffer, presenteerde de avond en stond kort stil bij die novemberavond in 1984. “Als je goed naar Erik kijkt, zie je nog de punkdichter die hij was.” Opvallend ook zijn de titels van zijn bundels: die beginnen allemaal met een T: Tramontane, Tong en trede, Tafel – en in de eerste helft van 2010 verschijnt Terrein. Tramontane is de naam van een soort wind, en het geven van een naam aan een windsoort, vertelde Lindner tijdens zijn optreden, heeft hem altijd gefascineerd. Door die naam krijgt de wind een persoonlijkheid. Ook in de nieuwe bundel speelt die fascinatie een belangrijke rol, zo bleek uit de nieuwe gedichten die Lindner voordroeg. In een gedicht waarin een paraplu wordt verloren en de ‘ik’ er achteraan rent, heet het: ‘Alsof de wind en ik dezelfde zijn.”
Het voordragen van twee jeugdzonden bracht de bezoeker weer even in 1984, waar een jonge Erik Lindner met een plat Haags accent op het podium van Lokaal Vredebreuk een spervuur aan woorden op de bezoekers afvuurde.
De tent van Cuatro ligt pal langs het Lange Voorhout. Daar rijden trams en auto’s langs, zeer duidelijk hoorbaar voor wie zich in de tent bevindt. Dat hield de avond levendig, er ontstond daardoor geen gewijde sfeer zoals die op de doorsnee poëzieavond ontstaat. Dat droeg alleen maar bij aan het mooie optreden van Mustafa Stitou, van wie binnenkort ook een nieuwe bundel verschijnt. Feestelijk was deze openingsact bepaald niet, maar met zijn nieuwe gedichten maakte hij grote indruk. Met name het laatste gedicht, dat begon met de regel ‘Op mijn rug torste ik de doodskist waarin mijn vader lag’ was aangrijpend.
Marja Pruis las twee columns over poëzie die ze had geschreven voor De Groene Amsterdammer. De eerste was een beschouwing over het gebruik van rijm, n.a.v. het gebruik van poëzie op rouwkaarten. Groot leed kan kennelijk alleen rijmend onder woorden worden gebracht. De andere was een leuke beschouwing n.a.v. de begroeting van het pasgeboren kind van de buren, die de schrijfster als het stil is door de muren hoort: “Hé, wie hebben we daar?”
Ook van Wim Brands komt binnenkort een nieuwe bundel uit. In die bundel staat bijvoorbeeld de regel: “Dat kunnen alleen de doden, zegt Jeffrey, ons troosten.” Een regel waar recensent dezes sindsdien over aan het nadenken is. Is dat wel zo? En hoe dan? Een andere opvallende regel is een ready made, over het kwijtraken van kinderen aan het strand: “Weg rennen kinderen altijd wind mee.” Een mooie regel, waarvan het alleen jammer is dat je daarom ook direct het hele gedicht hebt gehad.
Prettig was dat de felicitaties buiten de optredens om aan Lindner werden overgebracht. Zo kreeg de bijeenkomst geen kans klef te worden. Crossing Border staat voor de vermenging van literatuur en muziek, en daarom vroeg Schaffer aan het slot of het publiek nog de behoefte voelde om ‘Lang zal hij leven’ te zingen. “Nee, nee!” riep Lindner en inderdaad: het publiek hield de felicitaties liever impliciet. Een publiek overigens dat in groten getale was opgekomen, en dat onmogelijk teleurgesteld kan zijn geweest over het gebodene.