De treurige schoonheid van dirty white trash

‘Om wat schoonheid te ontdekken, moet je je soms door een berg vuil heen werken.’ Geen idee van wie deze uitspraak is. Misschien van schrijver Charles Bukowski over het leven in het algemeen en zijn werk in het bijzonder. Of God, die beweert altijd het goede in de mens te zien. Maar net zo goed komt de uitspraak op naam van een anonieme strandjutter, die onder een laag zeewier een bruikbaar pincet vindt, waarmee hij zijn neusharen kan verwijderen. Het doet er ook niet toe, zolang de uitspraak maar nuttig te gebruiken is. Bijvoorbeeld als betiteling voor de white-trash novel Well van Matthew McIntosh.

Na een korte introductie over het gevoel van in de put te zitten, volgen bladzijden met dialogen waarin het lijkt of de Open Amerikaanse Kampioensschappen Geslachtsdelen Werpen (OAKGW) zijn begonnen. Verbaal wel te verstaan. Grove scheldpartijen vallen onder stijl en moeten hun nut in de rest van de leesbeleving hebben. Maar grof taalgebruik onderscheidt zich van ander taalgebruik doordat het opvalt als een vuurrode dildo in een bord spierwitte yoghurt. Zelfs voor een door de wol gewinterde Wolkers-, De Sade-, Rabelais- of Giphart-lezer. Maar door die sterke opvallendheid komt de utiliteitsvraag (wat heeft het voor nut?) sneller naar voren dan bij andere stijlmiddelen. Bij Well van de Amerikaanse debutant Matthew McIntosh is de berg rotzooi waar de lezer zich doorheen moet worstelen een manier om het kaf van het koren te scheiden. Wat de lezers betreft dan, want voor de doorzetters ontvouwt zich na de eerste hoofdstukken een waaier aan prachtige sociaal-realistische vertellingen.

De schoonheid in Well is niet voor de hand liggend. Het boek beschrijft namelijk de levens van dirty white trash aan de West-kust van de V.S. Als in een documentaire doet een grote hoeveelheid mensen hun verhaal. Een enkeling heeft wat met elkaar van doen, maar de directe link komt meestal neer op het feit dat ze wel eens in dezelfde kroeg zitten in hun wijk Federal Way te Seattle. De overeenkomsten tussen de verschillende hoofdpersonen is echter groot. Als ze werk hebben, stelt dat ook volgens henzelf niet veel voor. Als ze hoop hebben, is dat meestal tegen beter weten in. En als ze een relatie hebben, geeft dat meer troubles dan voldoening. Je hoeft geen white trash te zijn om je hierin te herkennen. Toevallig schrijft McIntosh wel over die groep gezichtsloze onderklasse.
De schoonheid zit niet in hetgeen hij beschrijft maar hoe hij dat doet. Ondanks het feit dat de lezers telkens maar enkele (soms enkele tientallen) bladzijden krijgt om in het leven van één van de personages te kruipen, krijgt McIntosh dat goed voor elkaar. Soms wordt vanuit de ik-persoon een verhaal verteld, soms staat de verteller als een videocamera in de huiskamer van de hoofdpersonen. Maar telkens zit McIntosh bovenop het verhaal, zonder teveel omhaal wordt ingezoomd op de essentie van de ellende.

‘Het gaat prima,’ zei ik. ‘Jij bent degene die niet in orde is, pa.’
Eerlijk gezegd ging het verre van prima met mijn moeder en dat was al heel lang zo. Ze had, toen ik jonger was, geprobeerd te begrijpen wat de omstandigheden waren van wat ze altijd had geweten dat haar mankeerde, maar ze kon er nooit precies de vinger op leggen. Ze las boeken. Ze kocht cassettebandjes. Ze zocht professionele hulpverleners op en luisterde naar ze. Ze namen haar mee terug naar de bron. Dat wil zeggen, uiteindelijk begreep ze zichzelf volkomen, en in de loop van de jaren daarna zonk ze steeds dieper weg in de put van alcohol om met dat begrip te kunnen omgaan. Tegen de tijd dat ik naar Nebraska vertrok, was ze bijna haar verstand verloren.
‘Jij bent degene die hulp nodig heeft, pap,’ zei ik. En toen vertelde ik hem een paar dingen waar ik later spijt van zou krijgen. Ik zei dat niks me wat kon schelen, hij niet, mijn moeder niet, niet wat hij met mijn appartement had gedaan of waar hij sliep en hoe veel meisjes hij neukte. Ik zei dat het me niet kon schelen dat hij zo lang was verdwenen.
[…]
Ik kon zien dat het ‘m enorm kwetste. Hij zei tegen me dat het hem speet dat ik er zo over dacht, pakte zijn tas en vertrok.

Alhoewel de uitzichtloze sociale situatie in alle verhalen een rol speelt, is het onvermogen tot communiceren de grootste gemene deler. Hoe een mens ook in de put zit, hij wil gehoord worden en begrepen. De cynische dubbelzinnigheid van de titel drong pas na het lezen tot me door. Je kunt in de put raken, maar je kunt ook veel (energie) uit een bron putten. Well is een mooi afwisselend portret over iets heel menselijks; de drang om van treurigheid en uitzichtloosheid af te komen.

Ricco van Nierop