print deze pagina
Philip Hoorne antwoordt


Vorige week besprak de Recensent de bundel Niets met jou van Philip Hoorne. De dichter schreef hierop een weerwoord.
De redactie van dR neemt geen verantwoordelijkheid voor de inhoud van deze reactie.
Datum artikel: 01-12-2002
 

Hoe moet ik reageren op de recensie (!) van heer Risee getiteld Vriendje met een piemel over mijn dichtbundel Niets met jou, wetende dat die recensie onder meer geïnspireerd is door de Belgenhaat van de auteur? De aanhef luidt namelijk:

Ik heb voldoende redenen de poëziebundel van Philip Hoorne onderuit te schoppen.
1. Hoorne is een Belg.

De 1. voor ‘Hoorne is een Belg’ wijst er op dat er nog een aantal andere redenen komen - vier om precies te zijn - die niks met literatuur te maken hebben en die de heer Risee zomaar willekeurig uit zijn abjecte mouw schudt vooraleer hij mijn bundel zelfs maar openklapt.

Welke houding neem je aan als je eindelijk te weten komt - hoe kon ik zo blind zijn? - dat het een door die ‘collega-recensent’ zorgvuldig georchestreerd manoeuvre was, dat de man in kwestie al wist dat hij me zou kraken nog van voor hij één gedicht van me had gelezen? Zal ik mijn scherpste pen bovenhalen en zeggen dat de heer Risee een uit zijn bek stinkende, vreemdelingenhatende, loensende, jaloerse, gefrustreerde flikker is, die zijn flikkerschap - totaal overbodig - accentueert door in beide oren een ring te dragen die de West-Vlaamse varkens nog niet eens in hun snoet zouden willen? Tuurlijk niet, ik zou het kunnen, bewijze de vorige zin, maar ik doe het niet, ik ben een hoffelijke Belgische (mea culpa) citoyen.

Zal ik het publiek wijsmaken dat de heer Risee op 29 juni de weg naar de recensentenbijeenkomst niet vond - hij was nochtans al eerder ten huize van redacteur Ricco geweest - omdat hij zo zat en stoned was als een aap? Tuurlijk niet, want het is een leugen. Risee was die dag bloednuchter en clean. Zijn haat tegenover de Belg was oprecht en werd niet door roesmiddelen opgewekt. De primeur die ik had voor mijn ‘vrienden-recensenten’ - ik had een uitgever gevonden - maakte de haat alleen maar groter. Bovendien kwam er nog een andere trekje, nou, zeg maar trek, van hem naar boven: jaloezie.

Niet alleen mijn succesje als dichter stak hem de ogen uit, ook het feit dat die nieuwe Vlaamse recensent week na week pittige en door het publiek gesmaakte recensies afleverde, die de heer Risee niet in zijn pen heeft zitten, werkte als een rode lap op een stier.

Enfin, laat ik nu maar concreet reageren op de tekst van heer Risee.

Ik heb voldoende redenen de poëziebundel van Philip Hoorne onderuit te schoppen.
1. Hoorne is een Belg.

Dit klinkt zoals de Nederlandse bondscoach die zegt ‘Ik heb voldoende redenen om Kluivert en zijn niet-blanke maatjes uit Oranje te gooien, want ze zijn zwart.’

Dit klinkt zoals Philip Hoorne die zegt ‘Ik heb voldoende redenen om heer Risee een kogel door zijn kop te jagen, want hij is homo.’ (Dat zijn geschriften kut zijn, is een extra bezwarend element, maar laten we aan dat specimen niet meer kogels verspillen dan nodig, want ik draag de wapenindustrie, zelfs het Belgische FN, geen goed hart toe.)


2. Hoorne is collega-Recensent en derhalve moet ik wel wild om me heen schoppen om te voorkomen dat u – de geachte lezer – denkt ‘dattuh wuh toffe jongens zijn’ bij de Recensent. Overigens, geloof mij, niets is minder waar. Ikzelf ben alles behalve tof en Hoorne heeft reeds lang geleden de leeftijd bereikt dat hij niet meer als ‘jongen’ aan te merken is.

Was een collega-recensent, want na het xenofoob stukje van heer Risee wil ik niet langer geassocieerd worden met een website die boeken kraakt omdat de auteur een Belg is.


3. Ik heb een teringhekel aan bejaarden die in de winter van hun leven ook nog zo nodig een literaire sprong naar de eeuwigheid menen te moeten maken, alsof gewoon doodgaan al niet genoeg eeuwigheid in het vooruitzicht stelt.

Niet alleen Belgen, maar ook de nog actieve bejaarden behoren tot de geliefkoosde haatobjecten van heer Risee.


4. Hoorne is de personificatie van de ambitieuze reetkever. Niet alleen stak hij op deze site reeds diverse pluimen in het achterwerk van uitgeverij 521, alwaar – u raadt het al – ook zijn bundel is uitgegeven, tevens likte hij zich bekwaam naar binnen in de analen der Epibrerendichters.

Absoluut! Ik woon vlakbij de Franse grens op zo’n 400 km van Groningen, maar niet gehinderd door afstand, files of treinstakingen reis ik er elke avond heen om Bartjes reet te likken, en op de terugweg hou ik halt te Amsterdam om de reten te likken van de jongens van 521, zoals ik hen mag noemen sinds ze nogal tevreden zijn over mijn likwerk, en verder slurp ik in één beweging door aan iedere Hollandse reet die iets literairs uitstraalt.

Hier borrelt de bitterheid van heer Risee omdat hij een literaire nobody is al krachtig naar boven. Het bruist zo hevig dat hij zijn frustratie niet langer kan bedwingen. In zijn puntje 5 spuit het er werkelijk uit in een kort en krachtig zinnetje. Drie woorden heeft heer Risee nodig om de kern van zijn hatelijke non-recensie te verwoorden:

5. IK BEN STIKJALOERS.

Het hoge woord is eruit. Herhaal het eens, heer Risee, opdat iedereen het zou horen.

IK BEN STIKJALOERS.

I CAN’T HEAR YOU!!!

IK BEN STIKJALOERS.

 

Niets met jou

Boodschap begrepen! De schlemiel vindt het niet prettig dat een gewone jongen - sorry, bejaarde - uit Vlaanderen door Nederlands Dichter des Vaderlands Gerrit Komrij is gekozen om de prestigieuze Sandwich-poëziereeks af te trappen. Op 16 november zat heer Risee in de zaal toen Komrij over mijn werk zei dat het gewoonweg het beste was uit zo’n stapel debutanten, hij hield daarbij zijn hand op schouderhoogte (o ja, voor de talrijke aanwezigen die middag, hij bedoelde wel degelijk een stapel die begint vanaf de grond en niet van op een bureau, dit even voor alle duidelijkheid). Wat moet de arme Risee wel niet gevoeld hebben toen hij in zijn stoel vastgespijkerd moest toezien hoe Komrij de oogst van een hectaregroot tulpenbollenveld over mijn nederige hoofd uitstrooide? En als ik er nu aan terugdenk hoe Risee na mijn blitse (nou ja, blits op z’n Belgisch) optreden als een straathond die een poot mist achter me aan kwam gestrompeld en om zijn recensie-exemplaar bedelde (Philip, wil je het alsjeblieft ook signeren?), dan kan ik alleen maar weerzin voelen voor de vooringenomenheid van deze jaloerse bok.

Enfin, die bundel van Hoorne is dus volkomen kut, zoveel is wel zeker. Nu alleen nog wat inhoudelijke argumentatie erbij zoeken.

Dames en heren, ziehier de werkwijze van heer Risee: eerst de bundel als kut beschouwen ‘omdat Hoorne een Belg is, enzovoort …’ en hem dan pas openslaan. Need I say more? Moet ik me hier wel verdedigen? Is dit geen onderschatting van het publiek? Had niet eenieder die het stuk van heer Risee vorig week las meteen in de smiezen wat er hier werkelijk aan de hand was?

Ik heb e-mails in mijn bezit (briefwisseling tussen de redacteuren en recensenten, want ik was één van hen, remember) die de vooringenomenheid van Risee bewijzen. In een mail op 2 november om 12.56 aan de redactie en recensenten van deze website kondigde heer Risee het volgende aan, ik citeer ‘ik bespreek binnenkort de debuutbundel van Philip. Wordt hartgrondig negatief, dat beloof ik je.’

2 november!! Er was nog geen bundel, hij was nog niet eens gedrukt. Snelle jongen. Al een oordeel klaar hebben over een nog niet gedrukt boek. Heer Risee moet dringend bij een topkrant gaan werken. Dat soort mannen hebben ze daar nodig. En misschien kan hij volgende week al mijn tweede bundel bespreken. Die verschijnt pas in oktober volgend jaar of zo, bij de schoongelikte jongens van mijn favoriete cijfercombinatie natuurlijk, maar no problem, heer Risee weet al hoe hij wordt: KUTTER DAN KUT!

Nu ik zelf door de ‘grote literaire poort’ ben binnengestapt, begin ik te snappen dat je pas echt groot bent als je een ‘hartgrondig negatieve’ recensie krijgt. Geliefd worden is niet moeilijk, daar heb ik mijn vrouw, kinderen, kat, schoonmoeder en Bartje Droog voor. Gehaat worden is de kunst. Het klinkt paradoxaal, maar het snertartikel van heer Risee op 25 november heeft mij definitief het gevoel gegeven dat ik goed bezig ben, veel meer dan het heerlijke diezelfde dag over mij gepubliceerde artikel in de Belgisch kwaliteitskrant De Morgen (ikke vol overtuiging reet gelikt van journalist natuurlijk).

Dat Risee niet van mijn soort poëzie houdt, is zijn goed recht. Daar wil ik niet over discussiëren. Ik weet alleen dat velen wél houden van mijn ingetogen, intieme gedichten die handelen over liefde, dood en vervreemding. Met eenvoudige woorden wil ik grote emoties opwekken. Dat is nu eenmaal mijn stijl. Het door Risee belachelijk gemaakte gedicht Dochter kwam op enkele maanden tijd in vier verschillende literaire tijdschriften: Nymph, De Brakke Hond, De Houten Gong en Weirdo’s. Nog andere tijdschriften wilden het plaatsen maar haakten af omdat het al zo vaak gepubliceerd was.

Dat heer Risee het meest van Lipide, mijn parodie op Sourdine van Luuk Gruwez houdt, verbaast me niks. Risee zal als perverse (zie in zijn recensie de passage over drie fors geschapen negers die iets doen met een tienermeisje) bruinwerker in die chocopasta wel iets homo-erotisch zien. Zijn goed recht. Ik draag dit gedicht dan ook bij deze op aan de heer Remco Kerkhof uit Hulshorst, die zich uit schijterigheid het belachelijke pseudoniem Olaf Risee aanmeet. Ik draag het op aan de man die mij door zijn haat en afgunst omwille van mijn klein (nou ja) poëziesuccesje bij de Recensent wegjoeg. Ik deed het nochtans graag, het recenseren. Ik pakte ermee uit op de uitnodigingen tot de presentaties van mijn boek, ik was trots op deze website. Voltooid verleden tijd. Ik dank de andere redactieleden omdat ze aanvoelden dat het stuk van heer Risee over the top was, maar verfoei hen omdat ze niet echt tegen heer Risee durfden in te gaan, want De Recensent, dat is toch zijn geesteskind, en ook al behoort heer Risee niet meer tot de redactie, hij houdt nog steeds stevig de touwtjes in handen.

Ik dank de bezoekers van deze site die van mijn recensies genoten hebben. Als u ze in het archief wilt lezen, herlezen of afdrukken, zal u zich moeten haasten. Over enkele weken geef ik het bevel aan de webmaster om ze definitief te verwijderen.

Nog dit: ik ken het werk van Gorter nauwelijks en dat van Gezelle helemaal niet (bah, vieze Belg, die Gezelle, een streekgenoot bovendien) en heb ook geen tijd of goesting om het te leren kennen want ik sta voortdurend voor de spiegel tegen mezelf te zeggen hoe fantastisch ik wel ben. Koplands oeuvre ken ik des te beter. Mijn gedicht Verjaardagskaart (Beknopte handleiding en voorbeeld) verwijst naar Koplands ‘ansichtkaart’, je moet geen professor in de Nederlandse letterkunde zijn om dat op te merken. In elk interview vermeld ik dat ik van Koplands poëzie hou en door hem beïnvloed ben. Zeggen dat Hoorne iets Koplandachtigs in zijn werk heeft, is dan ook nog eens trappen tegen de deur die ten huize Hoorne altijd open staat.

(Blij tenslotte dat heer Risee bij het ‘nakijken’ van zijn piemel iets gevonden blijkt te hebben. Hopelijk een stukje vlees waarmee hij zich perfect kan vereenzelvigen. Drie letters.)

Philip Hoorne
 
Niets van deze pagina's mag worden overgenomen zonder uitdrukkelijke toestemming van de auteur.
copyright © de Recensent 2000-2002