Elk woord ging een soort van diep

De gangen van het Utrechtse Vredenburg zijn gevuld met goedgeschoren jongens, goedgeklede meisjes, deftige dames en heren in het pak. Is dit de Nederlandse poëzielezer? Waar zijn de ietwat verdwaalde types, die wekelijks in het donkere en rokerige Perdu rondhangen? Waar zijn de warhoofden? Waar zijn de stinkende, alcoholische, onmaatschappelijke en niet te tolereren vijanden van de massa? Niet in Vredenburg. Gelukkig maar, ze zouden de stemming maar de bederven. En de stemming is goed, héél goed zelfs.

Literatuur is leuk, als je de jongens van het Utrechtse tijdschrift Lava mag geloven. Ze hebben hun standje bij de ingang geposteerd, om als volleerde verkopers hun tijdschrift te slijten. Even verderop, bij Passionate, gaat het er heel wat ernstiger aan toe: ik schuif bedremmeld langs de strenge blikken en durf niet eens een nummer in te kijken. Bij de stand van Propria Cures trap ik dan toch in de val: het meisje weet me met enkel de namen van haar illustere voorgangers-redactieleden te verleiden tot de aanschaf van een aantal nummers. Snel de zaal in. Literatuur is leuk, maar we moeten ook nog eten.

Het hedendaagse poëtisch aanbod is ongelooflijk divers, hoor je de laatste tijd steeds meer zeggen (niet in de laatste plaats door de dichters zelf). En het klopt. Op het bizar versierde podium (er stonden een aantal enorme fallische contructies op het podium) laten oude, gevestigde helden zich afwisselen door jonge honden. Het resultaat boeit elke minuut. Actuele poëzie (‘Rita verdomme Verdonk,’ roept Al Galidi ) laat zich naadloos afwisselen met de monumentale gedichten van Hugo Claus. De jonge dichteres Tjitske Jansen krijgt de hele zaal in een lachstuip en Anna Enquist krijgt iedereen weer stil met de gedichten over haar overleden dochter.

Literatuur is leuk, maar ik weet dat ik straks tijdens de evaluatie de hoogtepunten van de Nacht tegenover mijn vrienden moet kunnen verantwoorden. Koortsachtig let ik op. De gedichten van ‘Poetry Slam’-dichter Erik Jan Harmens krijgen vooral lading door de opvallende voordracht, die het midden houdt tussen zang en monotonie. Zijn regels zijn bijzonder komisch: als hij naast je zou staan, zou je hem op de schouders slaan van plezier: ‘Ik rook geen sigaret / en vrijwel onmiddellijk daarop weer geen.’ Of: ‘Ieder woord ging een soort van diep.’

Ook Maria Barnas zou je tot je persoonlijke vriendenkring willen rekenen. Het grote scherm verraadt haar nervositeit onbarmhartig, maar ze gaat er charmant mee om: ‘Meestal, als ik het gedicht ‘Tafel’ voorlees, kan ik naar een tafel wijzen. Dat gaat wat moeilijk met dit katheder, maar stelt u zich alsublieft een tafel voor.’ En dan volgt een heel mooi gedicht uit haar debuutbundel Twee zonnen. De jongelingen (ook o.a. Dimitri Verhulst, Tsead Bruinja, Hagar Peeters) stelen de show, en daar kan ik alleen maar tevreden over zijn. Het maakt de Nacht fris en energiek. En sommige regels die ik vanavond hoor zal ik niet licht vergeten. Mustafa Stitou introduceert bijvoorbeeld de running gag voor deze rokersonvriendelijke tijden: ‘Ik ga stoppen met roken en ook als het niet lukt, ik hou van mezelf.’

Het is ver na middernacht en inmiddels zomertijd als Abdelkader Benali deze 24ste Nacht van de Poëzie, te vroeg nog naar mijn zin, afsluit. De zalen en gangen zijn nagenoeg leeg, de hippe mensen zijn gaan slapen. De tijdschriften zijn de helft in prijs gedaald.

Edwin Fagel