de Recensent 05-05-2000
 
 

Morgenster


 
  

trouw in het algemeen, vertrouwen en wantrouwen in het bijzonder

Jaap Scholten (1963) is een man met ambitie. Hij debuteerde in 1990 met de verhalenbundel Bavianehaar & Chipolatapudding, een titel die in het Engels bijzonder goed bekt. Verder schreef hij het scenario Beauville (verfilmd, Los Angeles, 1995) en de roman tachtig, die (jawel) vertaald werd in het Duits en Hongaars. Er wordt gewerkt aan de verfilming van het boek.
 
Waarneer de planeet Venus voor zonsopgang nog aan de hemel is, wordt zij de morgenster genoemd. De morgenster is ook iemand die voor zijn levensonderhoud aan het aanbod van vuilnis en afval is toegewezen.
 
morgenster cover 'Dat is drama! Ik snap niet dat daar nog geen speelfilm over gemaakt is. Moet je je voorstellen, het verhaal van een doorsnee Moluks gezin: vader heeft zich op Ambon halfdood gevochten voor de witmannen. Uit dank worden vader en moeder met hun acht kinderen naar de Drentse hei afgevoerd en in een barak gestopt. Om zijn vader te eren kaapt zoon een trein. Dat smeekt toch om verfilming. Een familie epos! …… Die zoon wordt natuurlijk doodgeschoten en sterft in het gangpad van de niet-rokerscoupe.'

 
De treinkaping op 11 juni 1977 door Molukkers, vormt in Morgenster, de nieuwe roman van Jaap Scholten de achtergrond waartegen zich een verhaal aftekent over trouw in het algemeen en vertrouwen en wantrouwen in het bijzonder. Het verhaal is opgebouwd in vijf delen. In de proloog, zet Scholten zijn lezer middels een geromantiseerd beeld van de bedrijvigheid op de elfde juni 1977, letterlijk en figuurlijk op het spoor van de treinkaping. Tegelijkertijd kondigt hij zijn romanpersonages aan en verweeft zo in minder dan twee bladzijden een stukje geschiedenis met het schrijversbrein.
 
'In de vroege morgen van de twintigste dag werd een einde gemaakt aan de kaping. Met proportioneel geweld, een fraaie bewoording voor de duizenden kogels die in minder dan vijf minuten door de trein werden geblazen. Terwijl zes Starfighters van de Nederlandse luchtmacht in duikvlucht over de trein scheerden, hun naverbranders lieten loeien en de vlammen langs de ramen joegen, werden een paar kilometer verderop, in het Academisch Ziekenhuis Groningen, twee baby's geboren. Twee jongetjes. Een van die jongetjes was ik.'
 
Symbolisch lijkt de openingsscène waarin de hoofdpersoon, Octave, aan het sterfbed zit van zijn niet biologische moeder, maar Scholten zet je hier direct op het verkeerde been. Die moeder sterft niet helemaal. Octave worstelt vanaf het begin met het grote geheim, maar discretie lijkt het devies. Als Octave aangespoord door zijn vriendin, toch zijn genen achterna gaat, laat de schrijver zien wat nieuwsgierigheid kan veroorzaken. 'Als twee inboorlingen in het oerwoud stonden we tegenover elkaar, niet zeker wetend of de ander aan kannibalisme deed.' … … 'Ik keek omhoog naar de wolken en had zin om heel hard "Mama!" te gillen. "Help me! Red me!" Ik schoof mijn stoel met een ruk naar achter. "Ik moet gaan."
 
Vervolgens vlieg je als lezer op en neer tussen heden en verleden. Scholten beschrijft in Morgenster een onderwerp dat aan alle kanten is uit te buiten door vals sentiment, dat dit nergens gebeurd is een grote verdienste. Waarlijk prachtig vond ik bijvoorbeeld de dialoog tussen Octave en zijn broer Godfried: "Vanmiddag heb ik pappie en mammie horen praten. Ze hadden het over jou. Je bent anders." Anders? Wat bedoelde hij? "Nietes", antwoordde ik zacht. "Pappie zei het." "Nee!" "Jawel," zei Godfried beslist. Ik wilde niet anders zijn. Van Hendriks, de kruidenier vlak bij school, werd gezegd dat hij anders was. Hij had geen vrouw. Wij kochten daar nooit. De kinderlijke overpeinzing ontmantelt als het ware het voorgaande loodzware gesprek. Het instrument dat Scholten hier gebruikt is typisch voor zijn werk en zeer doeltreffend om dit soort situaties niet te doen doorslaan.
 
In het tweede hoofdstuk ontmoet Octave, Finn, de jongen waarmee hij verwisseld werd. Finn is in grote mate geobsedeerd door de Molukse treinkaping. Tot op het detail reconstrueert hij het drama voor Octave, om zo stap voor stap duidelijk te maken hoe de treinkaping in verband staat met de babyverwisseling. Scholten heeft een bladzijde nodig om zijn informatiebronnen te benoemen, de uitwijding van finn is dan ook op het analytische af. "……Ze was zo vol met kogels gepomt dat ze helemaal opgezwollen was. "Shoot the women first" luidt de instructie die antiterreurbrigades krijgen. Vrouwen zouden genadelozer en fanatieker zijn dan mannen. …… Het was oorlog. Een paar kilometer verderop lagen onze moeders te baren. We zijn oorlogskinderen, Octave. Besef je dat? Sterker nog, oorlogsslachtoffers."
 
In het derde en laatste hoofdstuk vliegt Jaap Scholten uit de bocht. Het verhaal dat tot dan toe uiterst geloofwaardig en goed gestructureerd is verteld, begint plots te zwieren. Octave krijgt een relatie met zijn 'nichtje'. De flirt die al bladzijden lang gaande was begint nu te irriteren. De taalvondsten van voorheen maken plaats voor platte beeldspraak: 'Uit de schaduw schoof een rijzige vrouw de kamer in. … … Op anderhalve meter stopte ze. We staarden elkaar aan. Het was alsof ik in de spiegel keek. Ook als Octave het hotel bezoekt waar zijn familie vroeger maanden achtereen verbleef, ontmoet hij een dame die uitgerekend op hun kamer verblijft.
 
Jaap Scholten biedt de literatuurliefhebber met Morgenster een bijzonder lezenswaardig werkje. De historische feiten zijn tot in het detail uitgewerkt en bijzonder goed gemengd met de verhaallijn. Scholten's rappe pen laat je geen moment van het papier wijken, hoewel ik het laatste hoofdstuk wat aan de magere kant vond. Alsof hij plots de trein moest halen.
 
  Erwin van Wouw

 
 

terug naar hoofdpagina