Grunberg's speeltje

Vorige week heeft Arnon Grunberg de eerste Marek van der Jagt-lezing in Wenen aangegrepen om de illusie op te heffen. Zoals al werd vermoed en zelfs wetenschappelijk werd bewezen (sic), is Marek een afsplitsing van Arnon. In de traditie van Roman Gary* creëerde hij een fictieve schrijver die een eigen leven moest gaan leiden. Hoe moet het nu verder met het schrijversschap van Van der Jagt?

Mooi maar mislukt experiment

De Van der Jagt-lezing werd gehouden ter ere van de tweede roman van Grunberg's speeltje. Gstaad 95-98 is een boek dat van binnenuit de ontstaansgeschiedenis beschrijft van een eigenzinnig moederskindje. Voordat ik verder inga op Gstaad, eerst even Van der Jagt afhandelen. Het was natuurlijk een prachtig plan en helemaal passend binnen Grunbergs gevoel voor humor. Maar al bij de eerste publicatie, De geschiedenis van mijn kaalheid (2000), werd er in zijn richting gewezen. De mystificatie bleef echter wel in stand, zelfs tot de boekenweek van dit jaar. Het essay [monogaam] wat hij voor deze week schreef, werd als losstaande publicatie beschouwd. Het onzinnige wetenschappelijke onderzoek dat het NRC liet uitvoeren, wees uit dat Grunberg en Van der Jagt dezelfde literaire handtekening hebben. Tot nu toe ging ik ervan uit het of een hele trouwe volgeling was of Grunberg zelf. Zijn debuut viel nog mee, maar [monogaam] stelde niet veel voor. Door de belabberde kwaliteit van dat essay, was ik weer meer van mening dat het Grunberg niet kon zijn. Nu Grunberg zijn experiment openbaar heeft gemaakt, kan hij ook kritiek verwachten. Van Arnon Grunberg had ik in de eerste plaats een beter plan verwacht. Met grotere omwegen en minder verwijzingen in zijn richting. Daarnaast had ik hem in staat geacht zich beter als een ander voor te kunnen doen. Blijkbaar is hij niet zo'n veelzijdig schrijver, want zijn humor en stijl blijven doorklinken.

Moederskindje groeit op

Ik weet zeker dat ik uit woede, uit pure jaloezie de baarmoeder van mijn moeder kapot heb getrokken. Ik wilde niet dat anderen daar zouden wonen. Die baarmoeder wilde ik voor mij en voor mij alleen.
Met dit citaat is het moederskindje François Lepeltier een feit. Van der Jagt was blijkbaar uitverteld over zijn eigen belevenissen en verzon een nieuw personage. Wat François met zijn moeder Mathilde meemaakt, strookt ook niet met wat Van der Jagt in vorige boeken beleefde. Eigenlijk denk ik dat geen enkele lezer zich in Lepeltiers leven zal herkennen. Freud op zijn beurt, zou absoluut geen problemen hebben met Lepeltier. De analyse zou genoeg hebben aan de termen anale fase en Oedipuscomplex, eventueel aangevuld met regressie. Zijn moeder raakt als een jong kamermeisje zwanger en neemt François mee als ze weer aan het werk gaat. Zij steelt de hotelkamers leeg en gebruikt hem als dekmantel. Want wie zal er onder de met eczeem besmette baby kijken? Als jongentje staat François graag op kruishoogte tegen zijn moeder aan. Op zijn 26e slaapt hij nog bij haar in bed. De belevenissen zijn hilarisch (moeder en zoon nemen onschuldige hotelgasten in de maling), maar voor een deel ook goor (moeder en zoon likken zich door de hotelgasten heen).

Het gat van de wereld

François ontwikkelt een filosofie, een strijd en een doel in zijn leven. De filosofie etaleert hij door middel van uitspraken die zich laten lezen als wijsheden. Het verhaal is een 'catalogus van noodzakelijke zonden'. Die zonden worden begaan om elkaar, de medemens te 'bewaken' zodat de mens niet zal 'vluchten'. Van der Jagt geeft woorden een enorme lading door ze anders dan normaal te gebruiken en door ze telkens te herhalen. 'Bewaken' lijkt op het 'heersen' uit [monogaam] en houdt in dat François zich verantwoordelijk voelt voor zijn moeder en later voor de zielige meisjes in zijn skiklas en voor de weduwen in het hotel. In scènes waarin bewaakt wordt, komen de orale en anale fase wel heel letterlijk bij elkaar (beffen is de niet-eufemistische term). Deze enorme fixatie op de onderkant van de mens, levert veel onsmakelijke scènes op. Door een zekere naïviteit van de hoofdpersoon, leef je als lezer wel mee en dat moet je niet hebben met zulke scènes. Qua - in your face - plastische beschrijvingen, heeft Van der Jagt veel in de boeken van Rabelais gelezen, gok ik zo.

Middeleeuwse traditie

Niet alleen de goorlapperij, maar gelukkig ook de humor van de middeleeuwse schrijver zijn Van der Jagt tot voorbeeld. Als François volwassen is (of zou moeten zijn gezien zijn leeftijd) doet hij zich maandenlang voor als tandarts (herinnert u zich Uilenspiegel nog?) Met behulp van gestolen instrumenten en zijn moeder als assistent, worden honderden illegalen liefdevol 'geholpen' aan hun gebit. Tandarts François geeft hen nog een bijbelcitaat gratis mee naar huis. Het tandartsdeel is het hoogtepunt van het boek.
Van der Jagt heeft hier diverse oude schrijvers en genres als inspiratiebron gebruikt. Naast de genoemde Rabelais, zijn ook Cervantes (Don Quichotte) en Erasmus (schreef Grunberg vorig jaar nog een boek over) van de partij. Aan die traditie heeft Van der Jagt een nieuwe schelm toegevoegd. François is een humoristisch dwaze held die ten strijde trekt voor een zelf verzonnen doel.

Connie van der Jagt

Door de onthulling komt een leuk, maar jammerlijk mislukt project tot een einde. Marek van der Jagt zal nooit meer schrijven en daar ben ik niet rouwig om. Ondanks dat Gstaad 95-98 natuurlijk gewoon een Grunberg boek is, is het minder geslaagd dan de reguliere Grunbergboeken. Het vermommen gaat duidelijk ten koste van de kwaliteit. Veelschrijver Grunberg zal weer een andere uitlaatklep moeten verzinnen om voor de derde keer de Anton Wachterprijs (voor het beste debuut) te verkrijgen. Of, misschien was die Van der Jagt wel één grote afleidingsmanoeuvre en lezen we al jaren boeken van Grunberg onder de naam van Helga Ruebsamen, Connie Palmen of Abdelkader Benali.

Ricco van Nierop

* In Cultureel Maatschappelijk Maandblad Streven (juli augustus 2000) beschreef Bart van Loo de stunt van de Franse schrijver Romain Gary en enkele andere voorgangers van Grunberg. Gary won tot twee keer toe de eenmalig bedoelde Prix Goncourt en liet zijn neefje opdraven als zijn fictieve creatie Emile Ajar. Ook schreef hij dodelijk negatieve recensies over zijn schrijver. Pas na de zelfmoord van Gary verscheen postuum het onthullende boek over Ajar.