Platbombardeere

Achter op een bord met een anti-oorlogsleus heeft een jongetje met pen ‘Bush Appelmoes’ geschreven. Verder zie ik op weg van de Dam naar het Museumplein ook dat Bush ‘een konijn’ is en dat hij en Sadam ‘oliedom’ zijn. Het is me meer bijgebleven dan alle politieke sprekers van deze ‘vredige’ zaterdag. Protesteren is net als reclame maken, hoe korter de boodschap hoe langer het bijblijft. Zoals de jongen met dat bord waarop een simpel en kordaat vraagteken [?] zijn mening perfect uit.

James Parsons is cartoonist en weet wat protesteren en wat reclamemaken is. Vorige week verscheen zijn Tony & I-stripboek in Nederlandse vertaling bij Podium. Betere timing bestaat niet. Net nu Bush zich niet heeft kunnen inhouden, kan de Nederlandse lezer te weten komen waarom Georg dit allemaal doet. Georg heeft in therapie bij Dr. Parsons krijttekeningen gemaakt, waarmee hij uiting geeft aan al zijn angsten, hoop en verlangens. Uit het geinige boekje blijkt dat ook zijn vriendje Tony een belangrijke rol in zijn leven speelt.

Kunstenaars moeten niets

Kunstenaars moeten zich niet mengen in de discussie over Irak. Ik waardeer het als zij het wel doen, maar het moet niet. De roep om geëngageerde kunstenaars komt meestal van links, naïef in de verwachting dat het engagement ook links gekleurd zal zijn. Maar, zoals Marcel Möring hierover zei: ‘Celine heeft zich ook geëngageerd, maar wel voor het fascisme.’
Kunstenaars zijn net gewone mensen. De een vindt iets, de ander wat anders en de derde kan het helemaal niet vinden. De een schreeuwt het uit, ongenuanceerd en uit het hart. De volgende overdenkt en herformuleert voor hij zijn mening op het publiek loslaat. En iedereen laat zich in meer of mindere mate meeslepen door aansprekende personen van hun voorkeur.

Georg in therapie

Cartoonist James Parsons is nog te onbekend om voor een aansprekend persoon door te gaan. Wel maakte hij een opvallend anti-Bush boekje. De strekking is snel duidelijk; Bush wordt afgeschilderd als neurotisch kind dat de wereld mag regeren. Hij praat als een kind, met spelfouten en typische kinderachtige grootsspraak (‘i have the most guns playns boms an soljers in the wurld’). Hij vertelt over zijn vader (‘wij zijn dol op wapens’), over zijn knuffel api (‘hij was mijn beste vrient tot dat ik tony ontmoete’), over zijn mansgappen en over de sgurken van de werelt:

Osaama is de grootste sgurk, hij woont in een grot
Puzzl! Kun jij zien waar de sgurken zig hebben verstopt
Ik niet
Wij weeten waar sadam is
Dus hem kunnen we platbombardeere
Joepie
Swart goud

De tekeningen zijn precies zoals je ze verwacht bij deze teksten. Simpel, slordig met weinig gevoel voor verhoudingen en veel aandacht voor gruwelijkheden. Alsof het een vakantiespeelboek is, staan er puzzels en spelletjes in. Kijk maar of je de ‘rakketten’ op de juiste ‘sgurkenstaaten’ krijgt, door alle dwarrelende lijntjes heen. Of ‘verbint de puntjus met elkaar en kleur ut plaatje’. Zodat je ziet hoe Georg de tepel van Tony aait.

Simpele spotprent

Cartoons moeten het hebben van de tekening en de tekst. Parsons tekenstijl is kinderachtig (let op, geen waardeoordeel) en zijn teksten zijn net iets intelligenter dan dat. Alhoewel ik meer malen heb moeten lachen, beklijft zijn humor niet. Het is te makkelijk, te puberaal. Omdat het over hedendaagse politiek gaat, heb ik de neiging het boekje als politieke spotprent te zien. Kwalitatief is het echter een stuk minder intelligent dan wat we dagelijks in de kranten zien. Maar qua brutaliteit en grofheid zou Parsons nooit die dagbladen halen, wat weer positief is voor branieschopper Parsons.

Toevallig ben ik tegen deze oorlog, maar op een genuanceerde manier. Ik baseer mijn mening op de (zeker nu) gekleurde informatie in de media, politici, vrienden, kunstenaars en vooral mijn eigen gevoel voor rechtvaardigheid. Cartoonist Parsons is maar één van de velen die op zijn manier mee discussieert. Een manier die snel een maniertje wordt, maar genoeg schreeuwt om op te vallen.
En liever kinderachtig opvallen dan kinderachtig (‘dit is mijn pappi, hij was ook president, wij houden van wapens’) aanvallen.

Ricco van Nierop