Dodo nu voorgoed uitgestorven
|
Boudewijn Büch ‘Ik ben de overtuiging toegedaan dat dood, het sterven of een overlijden een heel extreme vorm van schoonheid is. Prachtige pijn, zinderend verdriet, droeve ellende. Toch moet ik eerlijk zijn: ik ben er nauwelijks in geslaagd die magie van het gehele doodssyndroom te achterhalen. Wellicht zijn daar grotere werken voor nodig. (laatste alinea’s uit: Een kleine blonde dood, Uitgegeven bij Guus Bauer, 1982. Een voorstudie van zijn succesroman met de iets andere titel, verscheen eerder in Leids Universiteitsblad Mare in de jaren 1980-1981) Zondagmiddag 24 november 2002 - het halve werk van Boudewijn Büch staat op mijn bureau. Ik was vorige week bezig aan een recensie van zijn meest recente boek: Steeds verder weg. Het wilde niet zo vlotten, want m’n tekst werd veel te lang. Na het zes uur journaal staat mijn bureau vol, naast twee stapels Büchboeken (proza, poëzie en non-fictie), mijn collectie robinsonades (boeken in navolging van Robinson Crusoe), de Faust van Goethe (in een prachtige grote uitvoering met 24 kleurdrukken naar de aquarellen van Robert Pougheon, in de Mullervertaling uit 1928 en in een Gotisch schrift als Dritter Teil van Goethes Werke), een boel kranten- en tijdschriftknipsels vol columns en die videoband met zijn laatste tv-reeks. De boom met vele vertakkingen ‘Ik zie het leven als een voortdurende herfst, ik ben een boom zonder blaadjes’, zegt Büch in het programma Volgspot, dat de radio herhaald ter gelegenheid van zijn overlijden. Het idee om Büch te vergelijken met een boom had ik bij toeval van de week ook bedacht. Maar dan niet op zo’n persoonlijke en treurige wijze als hij zelf doet. Meer om een verklaring te vinden voor zijn vele passies en obsessies. Stel je een boom voor. Van een afstand bekeken niet meer dan de vorm van een stam met een berg takken erboven. Hoe dichterbij je komt, hoe meer je ontdekt. De stam is dik, de takken vertakken zich, er hangen honderden blaadjes aan en als je goed luistert hoor je het geritsel; de boom krijgt inhoud. Als je tot enkele meters bent genaderd, zie je pas dat de boom vol boeken zit. Alsof de stam en de dikke takken alvast geëvolueerd zijn in boekenkasten. Het geritsel blijkt muziek van de schoonste soort: rock & roll van Orbison tot Stones en van The Kinks tot Skik. Duizenden columns hangen als blaadjes aan de boom. De vruchten die de boom rijk is, vormen een mooi oeuvre aan proza, poëzie en non-fictie. De stam staat rondom vol met werk van Goethe. Tienduizenden boeken, af en toe gesteund door een borstbeeld van de meester of een kistje met een curiosum. Met behulp van een echt bibliotheektrappetje kom je de boom in. Er is een dikke tak vol met eilandboeken en een tak met verschillende zijtakken over grenzen, grensconflicten en oorlogen. Er is een wat dode tak met Nederlands proza en poëzie, waar alleen Achterberg en Bilderdijk nog opvallen. De enige dieren in de boom zijn dikke niet-vliegende vogels. Op die tak zitten opgezette dodo’s en duffe pinguïns. Nog vele grote en kleine takken maken de boom tot een bibliotheek vol kennis en verhalen. Ik had met wat grapjes de mensen afgeserveerd die de Büchboom alleen van een afstand zagen. De woorden rijst, handschoentjes, Van Vleuten vielen. Nu de verhalen ineens overal opduiken, zou ik daar makkelijk Kleine blonde dood, reizen of het gevaarlijke p-woord aan toe kunnen voegen. Stereotiepe beelden die logisch zijn bij bekende Nederlanders die een ieder oppervlakkig denkt te kennen. Maar ik moet me geen illusies maken en anderen afserveren, ik ken Büch ook niet. Hij gebruikte deze stereotiepe beelden ook in zijn theatervoorstellingen waarin hij alle plezieren van het reizen onderuit haalde. Alleen zijn boeken, programma’s en columns ken ik. Toch dacht ik met behulp van mijn boommetafoor te ontrafelen hoe de man in elkaar zit, in ieder geval zijn uitingen in geschreven vorm. Met wat psychoanalyse van de koude grond ontdekte ik onder de grond de wortels van de boom. Aan de oorsprong van de dikke eilandentak zag ik een forse wortel eenzaamheid in de jeugd. Let wel, ik heb het over een geromantiseerde jeugd, want fictie is het echte werk. Zo had ik nog meer verbindingen ontdekt tussen wortel en vertakking, tussen jeugdbelevingen (zeker niet alleen trauma’s, denk aan de eerste ervaring met rock & roll) en latere passies en obsessies en verzamelingen. Ik had citaten uit romans (bijvoorbeeld in Geestgrond) gevonden, waarin een jongen voorkomt, een vader, wat vlinders en een verboden gebied in de duinen. De diverse elementen keren allemaal boven in de boom terug als fascinaties. Neem het verboden gebied, afgerasterd met prikkeldraad. Dat is met wat fantasie door te trekken naar zijn fascinaties voor grenzen, grensconflicten en staatsinrichting. Maar ook voor prikkeldraad en het langste hek van de wereld, zoals Büch die in zijn laatste boek beschrijft. In het interview met Hijlco Span van Volgspot noemt hij zijn verzamelwoede een reactie op een gestoorde vaderbinding. De Trouw van 25 november 2002 ziet de verzamelwoede als compensatiegedrag voor zijn niet-in-de-praktijk-uitgevoerde liefde voor jonge jongens. Iets te kort door de bocht lijkt me, daarmee sla je zijn vader en z’n eenzame jeugd geheel over. Maar nu moet ik gaan uitkijken, ik zit alweer met de grens tussen fictie en non-fictie te spelen (Dichtung und Wahrheit), zaken aan Büch toe te dichten die hij alleen in romans heeft beleefd. Zoals bijvoorbeeld ook die jonggestorven tak die altijd aan de boom zal blijven hangen. Viva en de pik van Napoleon U snapt het, ik kwam met al deze vertakkingen en wegdromerij niet tot een behoorlijke recensie van zijn laatste boek. Steeds verder weg heeft de ondertitel De verzamelaar op reis, deel 1. Ik zie het als het zoveelste boek vol met uitgeschreven liefde voor boeken, kennis en verhalen. Maar de toevoeging deel 1 gaf de verzekering dat er nog vele boeken zouden volgen. In deze vorm (het vertellen van verhalen aan de hand van boeken en tevens de verhalen over hoe Büch aan die boeken komt) schreef hij al vijf eilanden-boeken, twee Goethe-boeken, een boek over het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden (De hele wereld in een vitrinekast) en Een heel huis vol naar aanleiding van zijn tentoonstelling in het Natuurmuseum in Rotterdam. Natuurlijk ik heb een vriendin als excuus, dus kocht ik de Viva voor haar. Maar het ging mij om de columns van Büch. Hij schreef echter sneller dan ik kon lezen. Naast columns in Viva stonden er ook tv-recensies in de Nieuwe Revu en sinds jaar en dag historische stukken in de Varagids. En dan noem ik alleen de belangrijksten. Tevens herinner ik me hem van de uitzendingen van De tafel van Pam een discussieprogramma over cultuur en literatuur. Eigenlijk herinner ik me vooral de keren dat Büch er weer eens niet was, vanwege een of andere reis. Wat bleef het stil, wat werd er netjes gediscussieerd. Waar was de fun, de stevige eigenwijze mening? Oké, Van Gogh en Noordervliet deden hun best, maar de combinatie van belezenheid, inzicht en humor werd gemist. En dat zal zo blijven. Gevecht tegen verveling Na het radiojournaal van elf uur zondagavond, met voor de zesde maal het bericht, klinkt voor het ‘Gutenacht freunden, es wär zeit für mich zu gehn’ eerst een reclame van de boekhandels met de leus: ‘Van boeken krijg je nooit genoeg.’ Maar na de dood van Büch, die nog niet echt tot me doorgedrongen is, krijgt het woord nooit een erg wrange betekenis. Nooit blijkt niet altijd lang genoeg te duren. (leven is:) met doods (Guus Bauer, als motto in het door Bauer uitgegeven en door Büch geschreven Literair omreizen (1983) met essays over Goethe, Spinoza, Hein Boeken, Hanlo, Achterberg en ook vele onbekende schrijvers en dichters.) Die willige treurwilg is hij niet lang genoeg geweest. Hij had nog best met plezier dat huis in Weimar met uitzicht op het Goethehuis willen kopen. Om daar niet meer opgejaagd te worden door zijn verzamelwoede. Maar in Volgspot is hij daarover wel zo realistisch: ‘Dan begin ik daar vast weer een deelverzameling, want ik doe alles om me niet te vervelen. Door vervelen ga ik naar mezelf kijken en gaat het niet goed.’ Hij heeft altijd dapper tegen de verveling gevochten, waar ik als lezer de vruchten van kon plukken. We zullen ons moeten vertroosten met het uitzicht van nog één boek: Het geheim van Eberwein. Hopelijk komt ook die biografie van Roy Orbison nog uit, die ergens bij de uitgever op de plank moet liggen. Dat de baby van het jaar 1949 (zie het Postuum in de Volkskrant, 25-11-2002) vandaag niet de decemberzegels zal kunnen presenteren, is niet de grootste ramp. Maar verder wordt het zo stil. We moeten het nu doen met die duizenden voetnoten met literatuurverwijzingen naar mooie verhalen. Voortaan alles zelf opzoeken. Dit is voor een vreemde, maar o zo vertrouwde vogel; de depressieve dappere dodo, die nu echt is uitgestorven. |