Bring back the disco king

Vroeger was alles beter. Toen was ik nog gewoon lid van de David Bowie fanclub en wentelde me met mijn vooringenomen broeders in kritiekloze verheerlijking. Tegenwoordig zie ik mezelf genoodzaakt in de hoedanigheid van recensent binnen een tijdsbestek van iets meer dan een jaar twee albums van de meester kritisch onder handen te nemen. En ik heb na beluistering van de eerste tracks van de nieuwe cd Reality nu al het bange vermoeden dat deze cd nog slechter is dan zijn voorganger. Maar hoe kan het ook anders, is een ruim jaar niet al bijna vroeger?

Zelfs de geluidsdragers waren vroeger veel beter. Goed, de geluidskwaliteit is er een stuk op vooruit gegaan (al lopen zelfs daar de meningen nog over uiteen), maar waar is de mogelijkheid gebleven een kant, zonder al teveel programmeergedoe over te slaan? Het zou wat Reality betreft heel gemakkelijk zijn; ik zou u adviseren kant A te negeren en dan nog iets aardigs over de B-kant zeggen. Maar niets ervan, we zitten eraan vast dat de met een ingenieuze loop uitgeruste, maar verder oersaaie single New killer star, de wel aardige Jonathan Richman cover Pablo Picasso, het routineuze Never get old en het oversentimentele The loneliest guy aan de B-kant vastzitten, dus u zult er even doorheen moeten.
Bij de vijfde track begint Reality dan eindelijk wat te leven. In Looking for water gaat David op zoek naar de essentie van het leven, zoals wij zeg maar al ruim vier nummers op zoek zijn naar een essentieel liedje op de cd. We komen in de buurt. Want She’ll drive the big car is eindelijk eens niet zo’n routineus popliedje. Het geheel doet qua sfeer denken aan dat andere autoliedje waarin zíj vandoor ging op Low uit 1977.

Het wordt nog beter op Days waarin Bowie ook tekstueel teruggrijpt naar vroeger en resumeert:

All the days of my life
All the days I owe you
I pray you’ll sooth my sorry soul.

Een mooi liedje met een vriendelijke country ondersteuning.
Met Fall dog bombs the moon daarentegen raakt Bowie mij tekstueel soms even kwijt. Maar dat kan komen doordat het autobiografisch is en ik natuurlijk al jaren het fanzine niet meer lees. Verder dik in orde deze song met mooie gitaarsolo aan het einde. Ook Try some, buy some is veilig. Heel veilig, want een George Harrison cover en gewoon aan de basis al een mooi liedje. Maar toegegeven ook een goede uitvoering.

Zo slecht als de A-kant van Reality begon, zo mooi is de finale van de flipzijde. Het titelnummer is een heel opgewekt up-tempo nummer met een onnavolgbare zelfspot in de tekst.

I built a wall of sound to separate us
I hid among junk of wretched highs
I sped from planet x to planet alpha
Struggling for reality
Ha Ha Ha Ha

I still don’t remember how this happened
Don’t get the wherefores and the whys
I look for sense but I get next to nothing
Hoo boy welcome to reality
Ha Ha Ha Ha

In geen jaren zulke mooie Bowie zinnen gehoord. Alleen hierom is wat mij betreft de plaat toch nog geslaagd. Maar dan doemt er in het donker nog een extra ster op; de afsluiter Bring me the disco king, die geheel op zichzelf lijkt te staan. Een prachtig kaal liedje waarin Bowie slechts begeleid wordt met een zacht slepende snaardrum en een heerlijk zwoele jazzy piano. Over het hele album waait al het concept van de maakbare samenleving en de maakbare mens. In Bring me the disco king wordt het verlangen van de man op leeftijd naar zijn jonge jaren prachtig verwoord. Verlangen in ontkenning:
Don’t let me know we’re invisible. Verlangen naar dat wat geweest is:
Dead or alive
Bring me the disco king.

Prachtig! En waar, want vroeger, vroeger was alles beter, ook David Bowie, al doet de realiteit ons heel soms wel eens anders geloven.

Erwin van Wouw