print deze pagina

Berlijn 1945: notulen van de ontreddering



Auteur: Anoniem
Titel: Een vrouw in Berlijn
ISBN: 9059360311
Uitgeverij: Cossee
Datum bespreking: 01-03-2004
 
Een vrouw in Berlijn

‘There are no good guys and there are no bad guys.’

Deze gevleugelde woorden van overste Karremans na de val van Srebrenica (1995) lijken ook van toepassing op Een vrouw in Berlijn, een dagboek dat van april 1945 tot juni 1945 door een jonge vrouw werd geschreven. In die dagen werd Berlijn veroverd (‘bevrijd’) door het Russische leger. Het boek is anoniem gepubliceerd en nu opnieuw in het Nederlands uitgegeven door Uitgeverij Cossee. Je zou Karremans na lezing van het boek willen corrigeren: ‘There are no good guys.’

De dagboekaantekeningen zijn in 1954 voor het eerst in het Engels gepubliceerd. De publicatie in het Duits (1959) bracht zulke heftige reacties teweeg, dat de auteur besloot af te zien van verdere herdrukken. Pas na haar dood zou het boek opnieuw uitgebracht mogen worden. In 2002 overleed ze, en het relaas is nu overal ter wereld opnieuw uitgebracht.

We weten tegenwoordig dat het Russische leger in de door hen bevrijde landen bloedbaden en verwoestingen hebben aangericht. In de hoofdstad van Nazi-Duitsland, waar de Russen zich niet verplicht voelden zich in te houden (uit wraakgevoelens en een gevoel van morele superioriteit) gingen alle remmen los. De stad was grotendeels gevuld met vrouwen (de meeste jonge en gezonde mannen zaten aan het front) met als gevolg: verkrachtingen op zeer grote schaal. Niemand, ook oude vrouwen en minderjarige kinderen niet, ontkwam aan de gefrustreerde en wraaklustige Russen. Vrouwen en meisjes moesten zich verbergen of een strategie ontwikkelen om zich de Russen van het lijf te houden (wat neerkwam op een relatie aanknopen met een officier die de anderen op afstand hield, of je vermommen als jongen). Maar geen enkele strategie was waterdicht.

De schrijfster, een intellectueel ontwikkelde vrouw, hanteert een afstandelijke, zakelijke toon. Het was kennelijk nodig de omstandigheden te objectiveren; het resultaat daarvan is aangrijpend:

Een van de twee sleurt me aan mijn polsen verder, de gang door. Nu trekt ook de ander aan me, waarbij hij zijn hand zo om mijn keel legt dat ik niet meer kan schreeuwen, niet meer wil schreeuwen, uit angst gewurgd te worden. Ze rukken allebei aan mijn kleren, ik lig al op de grond. Er valt iets rinkelend uit de zak van mijn jas. Het moeten mijn huissleutels zijn, mijn sleutelbos. Ik kom met mijn hoofd op de onderste tree van de keldertrap te liggen, voel de kilte van de tegels tegen mijn rug. Boven bij de kier van de deur waar wat licht doorheen valt staat een van de twee mannen op de uitkijk, terwijl de ander aan mijn ondergoed rukt, met geweld zijn weg zoekt -

Een vrouw in Berlijn, p. 61


 

De schrijfster beschrijft een volledig uit het lood geslagen maatschappij. De vrouwen worden tegen een hongerloontje tewerkgesteld en zelfs tijdens deze ontberingen lastig gevallen. Het dagelijks leven is een zoektocht naar voedsel en brandhout, met plunderingen tot gevolg. De eerste zorg van mensen was duidelijk: ten koste van alles in leven blijven. De taferelen die dit instinct teweeg brengt, zijn onthutsend om te lezen.

Bewonderenswaardig is de morele kracht waarover deze vrouw blijkt te beschikken: ondanks alle vernederingen en ontberingen blijft ze nuchter en levenslustig. Het morele failliet van het Duitse volk wordt in enkele regels trefzeker neergezet. De schrijfster distantieert zich van het fascistische regime maar ontkent niet dat het Duitse volk het regime aan de macht heeft geholpen en zich erdoor heeft laten meeslepen. De schaamte daarover wordt impliciet duidelijk, zeker als ze via de radio verneemt welke gruwelen de nazi’s op hun geweten hebben.

De vrouwen slaan zich met ‘verkrachtingsgrappen’ door de ellende heen. Halverwege juni 1945 stopt de schrijfster met haar dagboek. Haar vriend van voor de oorlog, Gerd, keert terug van het front en schrikt van de toestand van de vrouwen. Als hij tenslotte de kladschriften leest, waar zij haar dagboek in heeft bijgehouden, wil hij niets meer met haar te maken hebben.

Gerd: ‘Jullie zijn een stel schaamteloze teven bij elkaar geworden, hier in huis. Merken jullie dat dan niet?’ Zijn gezicht vertrok van afkeer: ‘Het is vreselijk met jullie om te gaan. Jullie hebben elke fatsoensnorm verloren.’

Een vrouw in Berlijn, p. 269

Het maakt het slot van dit boek schrijnend. Het is ook een verklaring voor de wens van de vrouw anoniem te blijven. Het ‘Nawoord bij de Nederlandse vertaling’ van Christoph Buchwald vertelt ons daar iets meer over. De eerste uitgave van het boek riep, vooral in Duitsland, heftige reacties op. Kennelijk druisten de beschreven gebeurtenissen in tegen het morele gevoel van veel lezers (vergelijkbaar met de reactie van Gerd) - die in de Russen misschien het heldhaftige leger wilden blijven zien dat Duitsland van Hitler had bevrijd. De in dit dagboek beschreven werkelijkheid was voor hen te rauw. De publicatie kreeg zeer zware kritiek te verduren, zelfs de authenticitet van het dagboek werd betwist. Voor het lijden tijdens die dagen heeft de schrijfster zich volgens het nawoord nooit beklaagd (ze ervoer het als de vereffening van een rekening). Maar het moet voor haar een nieuwe bittere ervaring zijn geweest op zoveel onbegrip te stuiten.

Ze heeft sindsdien nog bijna een halve eeuw geleefd. Een vrouw in Berlijn is een (laat) eerbetoon aan deze bijzondere vrouw. Maar meer nog is het een indrukwekkende tekst over de keerzijde van de capitulatie van Duitsland.

Edwin Fagel


 
Niets van deze pagina's mag worden overgenomen zonder uitdrukkelijke toestemming van de auteur.
copyright © de Recensent 2000-2004