De waan dat ze dood is |
Auteur: Marga Minco Titel: Storing Uitgeverij: De Bezige Bij ISBN 90 234 1491 8 Datum bespreking: 15-09-2004 |
Marga Minco schrijft liever niet over de oorlog. In veel besprekingen van haar werk komt deze uitspraak terug en ook op de kaft van de verhalenbundel Storing wordt het aangehaald: ‘Ik kom altijd weer op die periode terug, ik wil het vaak niet, maar die jaren hebben mij het hevigst aangegrepen.’ Het illustreert de noodzaak die de schrijfster kennelijk voelt te schrijven over de oorlog, of liever, over de verwerking ervan. Ook in Storing komt ze er telkens op terug, dikwijls in een zakelijke, onderkoelde stijl. De oorlog zelf komt nauwelijks aan bod, de verhalen (al dan niet autobiografisch) handelen over de manier waarop iemand die de oorlog als kind heeft meegemaakt, in deze tijd met dat verleden omgaat. Ik blijf even bij de flaptekst, want die is interessant. Er wordt een vergelijking getrokken met het werk van Patrick Modiano. Net als over het oeuvre van deze Franse schrijver zou je over het werk van Marga Minco kunnen zeggen dat het hoofdthema, zoals de flaptekst stelt, ‘het onvermogen om je eigen geschiedenis los te laten’ is. In Storing wordt vaak teruggegaan naar een plaats waar de dramatische gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, preciezer gezegd: naar het decor van een gelukkige jeugd die door de oorlog ruw werd verstoord. Of men komt figuren uit het verleden tegen; of men praat met vrienden over de oorlog en merkt dat alles anders in elkaar stak dan men dacht. De dramatiek wordt vaak niet bij naam genoemd, zodat je er snel overheen leest. En zonder die dramatiek (of eigenlijk: wat ik nu maar voor het gemak ‘dramatiek’ noem) lijken veel verhalen verdacht veel op gemijmer van een vrouw op leeftijd. Het verhaal ‘Door het land’ is te lezen als een uitgebreide verantwoording van de schrijfster van haar werkwijze. Literair gezien is het verhaal mislukt: het wordt opgehangen aan de verstandhouding met haar agente. Deze verstandhouding wordt echter niet uitgewerkt of uitgelegd, ontwikkelt zich nauwelijks en eindigt even plotseling als onberedeneerd: "Nog weer later vernam ik dat ze naar Nieuw-Zeeland is geëmigreerd. Ze zal haar redenen wel gehad hebben." (p. 99). Naast een aantal treffende scènes, bevat het verhaal ook een expliciete uitleg van het schrijverschap van Minco, een uitleg die overigens weinig opzienbarend is. De hoofdfiguur beweert niet zuiver autobiografisch te schrijven, maar wel voor een groot gedeelte uit autobiografische gegevens te putten. Dat Minco haar familie verloor in de oorlog, is algemeen bekend. Voor de lezer is vooral interessant wat ze daarmee in haar fictie doet. |
Op het eerste gezicht: bitter weinig. "Tijdens het werken tracht ik de personages over wie ik schrijf even goed te leren kennen als ik mezelf ken," schrijft ze op pagina 93. Dat kan zo zijn, maar de lezer wil wel graag deelgenoot worden van die kennis. Het grootste euvel van Storing is dat de personages eendimensionaal worden neergezet - ondanks een nauwgezette beschrijving van uiterlijk en voorkomen krijgen de personages zelden de diepte die nodig is om de lezer bij het verhaal te betrekken. In die zin valt de vergelijking met Modiano duidelijk uit in het nadeel van Minco, die volgens de flaptekst toch één van onze belangrijkste schrijvers is. Een andere vergelijking die volgens mij voor de hand ligt, is die met Franz Kafka. Ik doel met name op het verhaal ‘De zon is maar een zeepbel’, dat is opgebouwd uit 12 korte fragmenten. Het zijn beschrijvingen van nachtmerries, absurde miniaturen, waarvan het effect uiterst beklemmend is. De verhalenbundels De hongerkunstenaar en De Chinese muur van Kafka bestaan vrijwel geheel uit dit soort miniaturen. Taferelen die, hoe komisch soms ook, een intense gekweldheid uitdrukken. In dit verhaal wordt de dramatiek, dat in de beginverhalen onder de oppervlakte bleef, tastbaar. Eindelijk treedt de familie van de hoofdfiguur op de voorgrond (dat dat enkel in de droom van de ik-figuur gebeurt, maakt het beklemmend); eindelijk wordt invoelbaar gemaakt welke gruwel oorlog is. Ook na zestig jaar. ‘Hoe is het mogelijk,’ schrijft ze over haar in de oorlog vermoorde zus, ‘dat ik altijd in de waan verkeer dat ze dood is.’ (p. 110). In ‘De zon is maar een zeepbel’ zwelt het stroompje ‘drama’, dat door de hele bundel onder de oppervlakte kabbelt, aan tot een krachtige stroom, die alles wat het tegenkomt meesleurt. Het verhaal verleent de andere verhalen met terugwerkende kracht de diepte die ze leken te ontberen. Zodat het geheel uiteindelijk toch een sterke indruk achterlaat. Edwin Fagel |
Niets van deze pagina's mag worden overgenomen zonder uitdrukkelijke toestemming van de auteur. copyright © de Recensent 2000-2004 |