"Het mooie aan in je eentje optreden," zei de man
in het voorprogramma, de man die zichzelf nooit voorgesteld had, de naamloze
man, de kennelijk Nederlandse man, "is dat je ook nummers kunt spelen die
nog niet af zijn. Het volgende nummer heeft bijvoorbeeld nog geen
refrein." En de man, hij tokkelde voort, zoals die maat van je, die ene,
voorttokkelt wanneer hij weeral een nieuw nummer heeft gemaakt, een nummer dat
nog niet af is, een nummer dat voorlopig alleen voor jouw oren bestemd is. Zo
was de sfeer die avond in dat kleine,
onderaardse clubje. Het gevoel van met een handjevol genodigden bijeen te
zijn voor iets waarvan alleen jullie de finesses kennen. Het gevoel van
aanwezig te zijn bij iets zeer geheims waarvan alleen jullie op de hoogte zijn.
Want er was waarlijk niet veel volk die avond. Er was niet
veel meer volk dan op de verjaardag van tante Mien. En net zoals op de
verjaardag van tante Mien vertrok een aantal gasten voortijdig. Zij moesten
morgen weer vroeg op. Zij moesten nog een eind rijden. Zij hadden de oppas maar
tot elf uur betaald. Zij moesten zich haasten. Zij gingen al want ze moesten
nog. Ze hadden het voorprogramma gezien: die sympathieke, naamloze, kennelijk
Nederlandse man met zijn mooie, voorzichtige liedjes die nooit zouden overleven
voor een veel groter publiek dan dit. Zij hadden zijn kleine liedjes in de
intimiteit van dit kleine zaaltje over de vloer zien kruipen en zij hadden
gezegd: wat een mooie liedjes. En zij hadden Simon Joyner zien
opkomen. Joyner, met die strooien hoed op zijn knar. Joyner, met net als de
naamloze man uit het voorprogramma alleen een gitaar en een stoel en een micro
en zichzelve. En een strooien hoed. Zij hadden Joyner al een paar nummers zien
doen, de meeste van zijn recentelijk uitgekomen cd Lost with the lights on.
Al ontbrak ouder werk gelukkig ook niet. Everything's at stake deed hij, en The rain asked for a hollyday en het fantastische Alabaster. En misschien, heel
misschien, hadden ze net als ik gedacht dat Heaven's
gate toch wel Joyners beste cd is en blijft. Maar waarschijnlijk dachten ze
helemaal niet aan dergelijke dingen. Waarschijnlijk dachten ze aan de auto die
daar stond op de parkeerplaats op een donker industrieterrein en dat ze daar
toch niet helemaal gerust op waren; waarschijnlijk dachten ze aan de oppas die
maar tot elf uur betaald kreeg; waarschijnlijk dachten ze aan die belangrijke
vergadering morgen vroeg die ze echt niet konden missen; waarschijnlijk dachten
ze aan het stuk dat ze nog te rijden hadden. En ze gingen. Joyner was nog niet
klaar -nog lang niet- maar ze gingen. En de drie lege stoelen op de eerste rij
waren net zo leeg als de drie lege stoelen op de verjaardag van tante Mien toen
oom Frans en tante Marijke en neef Jeroen immers ook eerder gingen, omdat ze
nog zo'n eind, morgen weer vroeg en het is gezellig geweest maar nu moeten we
gaan.
Simon zei er niks over. Hij praatte best veel met het
publiek. Hij mompelde, begon te spelen, onderbrak zijn spel en vertelde iets
over het nummer dat hij begonnen was te spelen en daarna herbegon hij en daarna
onderbrak hij zijn spel weer om nog iets meer over het nummer te vertellen, en
daarna herbegon hij weer en daarna onderbrak hij zijn spel andermaal. En net
zoals met die naamloze man uit het voorprogramma leek het alsof hij zijn
liedjes voor een handjevol bekenden speelde. Een handjevol bekenden dat nu niet
langer op het industrieterrein aan de Cartesiusweg zat, maar bij Simon thuis,
of anders bij een van het handjevol bekenden thuis. Aan het einde van het
optreden had Joyner het zelfs over zijn "vrienden" die hij "al
zo lang niet meer gezien had" en het was onduidelijk wie hij daarmee
bedoelde. Misschien bedoelde hij er Gitbox
mee. Misschien bedoelde hij er de mensen mee die zo snel waren weggegaan.
Misschien bedoelde hij er ons allemaal mee. Voor even waren wij allemaal zijn
vrienden. En al zijn vrienden waren binnen handbereik en de zon belichtte de
tekortkomingen in elk van hen. Zoiets. Maar dan anders.
En na een niet al te lange set (niet veel langer dan een
uurtje) hield Simon het dan voor gezien. Zijn vrienden in de zaal vroegen hem
om nog een nummer. En Simon speelde nog een nummer. En daarna hield hij het echt voor gezien en zei hij dat hij tons
of stuff te verkopen had en dat hij happy zou zijn to talk with us en toen
stapte hij van het verhoogje af dat voor podium door moest gaan en stond hij in
de zaal en even dacht je dat hij een rondje bier zou gaan halen voor zijn
vrienden.
"Hij verkoopt tons of stuff," zei ik tegen degene
waarmee ik naar hier was gekomen. Op twee meter afstand hoorde ik Simon met een
vent uit de zaal onderhandelen over de prijs van "that seven inch".
"Heb je belangstelling voor een van zijn cd's?"
De ander schudde zijn hoofd ontkennend. "Ik was niet
overdonderd," zei hij, "jij wel?"
"Nee," zei ik, "maar ik verwachtte ook niet
overdonderd te zullen worden."
Joyner is immers Joyner en zo was Joyner ook deze avond.
Overdonderend? Verpletterend? Hmm. Vooral intiem. Klein. Sfeervol. Hij speelde
zijn nummers min of meer zoals ze ook op cd te horen zijn. Al moest hij hier of
daar variëren om het gebrek aan een drum of een elektrische gitaar te
compenseren. Mooi? Zeker. Aangrijpend? Misschien - al was het alleen maar door dat
ietwat wanhopige stemgeluid van hem. Je hebt het idee dat daar iemand zit die
weet waar hij over zingt. Maar om overdonderend of verpletterend te zijn is
Joyner misschien te bekend, op een bepaalde manier te vertrouwd. Hij doet waarvan je al vermoedde dat hij het zou gaan
doen. Zodat ik ook maar niks kocht van de tons of stuff die Joyner bij zich
had. Vier cd's van hem is misschien wel mooi genoeg. We gingen naar de bar:
degene met wie ik gekomen was en ik zelve, en we dronken nog een paar biertjes
en we spraken over muziek, literatuur, politiek, kunst en werk. En na een
uurtje ofzo kwam Joyner een tafeltje verder zitten en hij keek naar het
biljart. Hij had zijn tons of stuff verkocht misschien, of anders onverkocht
weer in zijn rugzak gedaan. Het mocht dan geen overdonderende avond heten, maar
minstens wel een hele mooie. Vond ik, terwijl we naar onze fietsen terugliepen.
We gingen al want we moesten nog.
En als iemand dit leest en weet hoe die naamloze man uit het
voorprogramma eigenlijk heette, mail het me dan even. Hij was goed. Hij was
aardig. Hij was sympathiek. Ik vraag me af of hij ook tons of stuff te verkopen
heeft.
Tim Donker