INDRUK 2: Een extra vriend voor een luttel bedrag |
|
De ‘vorm of vent’-discussie, die de intellectuelen in de jaren dertig uitvochten, draaide om de waarde die men hecht aan de persoonlijkheid van de schrijver. De verdedigers van de ‘vorm’ beschouwden kunst als een autonoom verschijnsel, dat men op zichzelf kan bewonderen: om de kunstigheid, de esthetische waarde, desnoods ook de zeggenschap van het werk, en die los staat van de maker. De verdedigers van de ‘vent’ gaven niets om de kunstigheid: het maakt niet uit of een kunstwerk knap is gemaakt, als de ‘vent’ (in modernere tijden zouden we toevoegen: of ‘wijf’) die uit het werk spreekt maar duidelijk naar voren komt – of die de lezer nu aanspreekt of niet. Deze laatste houding werd met vuur verdedigd door de personen die zich rond het tijdschrift Forum hadden verzameld, zoals Slauerhoff, Vestdijk, Ter Braak en Du Perron. Zoals de idealen van de Tachtigers hun culminatie vonden in Gorters Mei, werden de standpunten van de Forum-generatie het meest zuiver uitgewerkt in het meesterwerk van E. du Perron: Het land van herkomst (1935). Du Perron schrijft met dit lijvige boek op zijn 35e een autobiografie. Hij doet dit met alle middelen die hem ter beschikking staan: in de vorm van verslagen van gesprekken met vrienden, brieven, dagboekaantekeningen, memoires. Het is geen autobiografie in de meest letterlijke zin van het woord, want Du Perron presenteert het geheel als een roman: hijzelf heet in het boek bijvoorbeeld Arthur Ducroo en sommige feiten zijn om compositorische redenen omgewerkt. Het exemplaar dat ik, onwaarschijnlijk genoeg voor een schijntje, bij De Slegte op de kop tikte, is de dertiende, vermeerderde druk uit 1989, waarin de aantekeningen die Du Perron in het exemplaar voor zijn vriend de dichter Jan Gresshoff aanbracht zijn verwerkt, en waarin hij nauwgezet uiteen zet wat klopt met de werkelijkheid en wat niet. In grote lijnen komt het in het boek beschrevene overeen met de historische werkelijkheid. Arthur Ducroo is in Nederlands-Indië als kind van Nederlandse ouders geboren, maar op het moment van schrijven bevindt hij zich in Parijs, 1933. De wereldcrisis heeft het fortuin van zijn familie doen verdampen en hij zit met zijn kersverse vrouw op een eenvoudig, haast armoedig appartement. De recente dood van zijn moeder (zijn vader pleegde in 1929 zelfmoord) heeft het contact met zijn Indische verleden afgesneden. Omdat hij zijn vrouw (Jane in het boek, Elisabeth de Roos in werkelijkheid) beschouwt als ‘de Ene’, de vrouw waarnaar hij zijn leven lang heeft verlangd, waar hij naartoe is gegroeid, besluit hij zijn verleden voor haar te reconstrueren. Hij doet dit zeer nauwgezet, beginnend bij het voorgeslacht van zijn familie, en verder met uitgebreide beschrijvingen van bijvoorbeeld het interieur van zijn ouderlijk huis. Het boek speelt afwisselend in Nederlands-Indië (beschrijvingen van zijn jeugd) en Parijs (voornamelijk gesprekken met vrienden). Het boek kenmerkt zich door een genadeloze eerlijkheid. Hij beschrijft zichzelf niet altijd even sympathiek, de standpunten die hij in de gesprekken met zijn vrienden inneemt zijn dat ook niet altijd. Hij is ten opzichte van zijn vrouw bijvoorbeeld extreem jaloers, ten opzichte van zijn vrienden (hij hecht zeer grote waarde aan zijn vriendschappen) zeer veeleisend. Met gedetailleerde beschrijvingen van zijn erotische rijping probeert hij zijn vrouw te dwingen tot eenzelfde openhartigheid. Volgens de krabbel in mijn exemplaar heb ik het boek gelezen in februari 1997. Reconstruerend heeft het misschien te maken met het feit dat ik enkele maanden daarvoor in de gelukkige omstandigheid was geweest een maand in Indonesië rond te zwerven; of met het feit dat ik het boek voor een werkcollege moest verdedigen tegen de literatuurwetenschapper Mieke Bal, die Du Perron racisme, seksisme en homofobie verweet (de standpunten van Du Perron zijn juist, zeker voor die tijd, bijzonder progressief); of met de dramatiek die al die teksten uit de jaren dertig nu hebben, omdat de jaren veertig erop volgden, en die ik toen leerde kennen. Het boek maakte in ieder geval een verpletterende indruk: zoals ik enkele jaren daarvoor een lente en een zomer lang verliefd was omdat ik Gorters Mei had gelezen, leefde ik nu maandenlang in de dramatische sfeer van Het land van herkomst. Nu ik voor het schrijven van dit artikel weer delen heb herlezen, denk ik dat het vooral met Du Perrons schrijfstijl heeft te maken. Het boek is dikwijls taai, met uitgebreide beschrijvingen en overwegingen, maar altijd prachtig geschreven en op vrijwel iedere pagina wel een verrukkelijke passage, zoals: Als je begint van iemand te houden neem je niet werkelijk deel aan zijn leven; er naast, er bij te mogen leven lijkt je al een wonder. En later, als de uitwisseling heeft plaats gehad, de waanzin te geloven dat ièts in het leven van de ander je niet meer zou aangaan; de woede tegen elk geheim gebied dat de ander nog met een ander zou kunnen delen. Maar het is geen bezitsinstinct, het is veel meer de drang naar het volstrekte. Het burgerlijke schuilt hier juist in de afzijdigheid, in de pogingen alles mak en logisch te houden. Het land van herkomst, p. 19 Het is de overrompelende directheid van de stijl, de raak geformuleerde standpunten, gedachten en beschrijvingen, die zoveel als een kennismaking betekenden. De kennismaking met een persoon die ik graag tot mijn vrienden zou rekenen en die dat in zekere zin ook is geworden. Een vlijmscherpe vriend, een vriend die me het leven zuur zou hebben gemaakt, een vriend waar ik het vaak hartgrondig mee eens, maar even vaak hartgrondig mee oneens zou zijn, een vriend die me de waarde van literatuur nogmaals heeft bijgebracht door me over zijn tragische dood heen diep te raken, en blijvend te raken. Ter afsluiting dus maar het magistrale en profetische slot, waarin hij in een brief aan Wijdenes (Ter Braak) de komende oorlog voorspelt en in zekere zin hun beider dood (Ter Braak pleegde zelfmoord op 15 mei 1940 en Du Perron stierf op 14 mei 1940 tijdens een Duits bombardement aan een aanval van angina pectoris): Je sprak laatst over een bombardement van Parijs: het is inderdaad een vreemd besef dat in minder dan een uur de duitse luchtvloot boven deze stad kan hangen om alles te laten regenen wat doeltreffend lijkt; men mag zich dus wel voorhouden dat gegast of afgebrand worden niet zo’n groot verschil maakt met een einde door leucaemie of angina pectoris. Na alle wroeten zie ik één wijsheid: zolang men leeft, te leven volgens de eigen aard en alsof men toch de ruimte vóór zich had, met alle nieuwsgierigheid en hoop waar men nog mee behept is, maar ook met een voldoende quantum pessimisme om ons in één minuut te verzoenen met het einde van alles wat ons leven mogelijk maakte, mogelijk in iedere betekenis. De wijsheid is oud, maar het besef nieuw. Ik weet niet of jij iets zogenaamd reëlers, iets practischers hebt gevonden sinds dit nieuwe besef je te pakken kreeg, maar zo ja, laat mij dan zonder uitstel weten wat je mij aan te bieden hebt. Het land van herkomst, p. 540-541 Na 1989 is het boek nog uitgegeven in een zeer dikke uitgave met nog meer toelichting dan Du Perron zelf al had gegeven plus bijzonder fotomateriaal en in 2001, toen het Boekenweekthema ‘Het land van herkomst’ was, in een handzame paperback. Doe jezelf een plezier: koop het. Koop het en verbreed daarmee je vriendenkring. Edwin Fagel |
|