Nooit meer Bambi |
Voor de duidelijkheid: uit mijzelf zou ik nooit naar een tekenfilm gaan. Dat hoofdstuk in mijn leven was rond 1980 wel klaar. Na Bambi (1941), om eerlijk te zijn. Mijn volwassen omgeving dacht daar anders over. Lyrisch was ze over Toy Story (1995) en vervolgens oprecht ontroerd door de getekende gedrochten in Monsters Inc (2001). Na Finding Nemo (2003) was er helemaal geen houden meer aan en leek werkelijk iedereen plots lid van de geheimzinnige, grote en warme ‘animatie-familie’. Behalve ik overigens. ‘Ben je al naar Nemo geweest’ werd een normale openingszin, en wist ik trouwens al dat de oceaan in die film zo levensecht leek? Nee dat wist ik niet. En ik werd er niet nieuwsgierig naar ook. Alsjeblieft zeg. Hou toch op. Maar in naam der liefde doet iedereen wel eens wat. Dus kocht ik dit weekend met een angstig voorgevoel twee kaartjes voor ‘America’s # 1 movie!The Incredibles en toog naar een bomvol Pathé theater. Waar kennelijk de doelgroep zat: vele honderden hippe pubers en volwassen mensen. Met blije, verwachtingsvolle gezichten. Nu wist ik het zeker: ik hoorde hier niet bij. Begreep dit fenomeen niet. Maar ik zweeg en at nog maar wat popcorn terwijl de reclame tetterde en de voorpret voelbaar om mij, onbegrepen donderwolk, heen zinderde. Het is bijna zielig, want natuurlijk vond ik het toch leuk. Met The Incredibles hebben Pixar Animation Studio’s en Walt Disney Pictures namelijk alles uit de kast getrokken. Sterker: deze film is zelfs voor de meest verstokte animatiehater een aanstekelijk geheel vol menselijke figuurtjes, geestige dialogen en verbazend knappe (driedimensionale) effecten. Daarbij wordt via muziek en allerhande technische vernuftigheden voortdurend verwezen naar James Bond en ontbreken ook het vleugje romantiek en De Moraal niet. Er wordt levensecht ge-iced, gezoefd en ge-elasticeerd en natuurlijk is de overwinning voor de superhelden. Ik kan mijn gevoel na afloop niet anders omschrijven dan bevrijding. Vreemd, maar ineens wist ik het. Mijn weerzin tegen alles dat geanimeerd was kwam gewoon door die rottige Bambi en die dode moeder van hem. Door flapoor Dumbo (1942) die werd uitgehoond door de andere olifanten. Door Frank & Frey (1981) die met natte ogen elkaars vijanden werden in het jachtveld. Animatiefilms hadden mij domweg een diepgeworteld trauma opgeleverd! Hoe vreemd was het dan ook te vernemen dat Pixar Studio’s The Incredibles niet geschikt heeft bevonden voor alle leeftijden. Zes jaar moet je ervoor zijn, eerder ben je geestelijk blijkbaar niet opgewassen tegen alle superhero feelgood rond Elastigirl, Iceman, Syndrome en natuurlijk Mr. Incredible zelve, die niets meer is dan een goedzak in een maillot. Nergens dood, verstoting of bruut verbroken vriendschappen in deze film maar toch: zes jaar moet je zijn en anders ga je maar buiten in de decemberkou wachten tot je ouders of puberbroers weer uit de bios komen. Dat hadden ze vijfentwintig jaar geleden wel eens mogen bedenken. Maar het is nog niet te laat. Morgen de Disneystudio maar eens bellen en een schadeclaim indienen voor alle geleden geestelijke schade. En natuurlijk ter compensatie van alle animatiefilms die ik de afgelopen jaren ben misgelopen. |