Een 1

O, het leven als puber! School is saai, je zus is stom, bloed en geweld zijn leuk, alles draait om seks en later word je beroemd. In de cyclus ‘Schoolgeld’ beschrijft Micha Hamel de fascinerende wereld van jongens van 14 beeldend en overtuigend. De cyclus is te vinden in zijn debuutbundel Alle enen opgeteld, die onlangs bij Uitgeverij Augustus verscheen. Hamel, zelf geboren in 1970, weet kennelijk nog heel goed hoe het is om puber te zijn, want hij beschrijft de puberjongen griezelig goed:

In de pauze, na mijn eerste sigaret,
snijdt een cirkelzaag mijn lichaam los
van mijn geest, en zie ik mijn razend
karkas tollend tasten naar een vriend.

Het dagelijks leven van de jongen wordt beschreven aan de hand van een saaie schoolweek en een eigenlijk al even suf weekend. De beschrijving vindt plaats vanuit het perspectief van de jongen zelf, maar hier is iets vreemds aan de hand: ondanks de bijna karikaturale scholierentaal (‘mijn zus is een schele trut mijn/snor is zeker meer dan dons’, ‘Mooi was het feest’, ‘Je plukt wat aan zo’n brugklasser’) is het zeer onwaarschijnlijk dat de jongen zelf op deze manier op zijn leven reflecteert. Hij doorziet zichzelf te goed.

Terwijl de authentieke ervaringen per bulk naar binnen worden geblaft
ploegen we landerig door de middagen, braaf handzaam verpakte
kennis doorlatend, gillend van agonie, doch akelig mak van angst.

Uiteindelijk zijn deze gedichten geschreven vanuit het perspectief van de man die terugkijkt, reconstrueert (soms nadrukkelijk), en met zwarte humor het leven als puber beschrijft, en daarmee ook alarmerende opinies over het leven in het algemeen formuleert.

Eerder componeerde Micha Hamel enkele orkestwerken, liederen, kamermuziek en elektronische muziek en dirigeerde hij een groot aantal ensembles en orkesten. Zijn muzikale achtergrond verraadt zich in zijn dichtwerk, dat soms vooral om de klank geschreven lijkt, en waarin hij met duidelijk taalplezier klankspelletjes speelt en prachtige regels noteert. Zo schrijft hij een zeer geslaagde bundel bij elkaar. Voorbeelden? Vooruit, een aantal regels die ik nu al een aantal dagen voor me uit mompel:

Plotsklaps,
achter je: het flitteren van een vogelvleugel

(uit : ‘Vlucht’)

Toe hinde, roep me dan, roep me na,
want straf been ik verder

(uit: ‘Afscheid’)

ik zou een glazen booreiland willen bouwen alleen
om het aan de horizon te zien schitteren.

(uit: ‘Serenade’)

En zo veel langer voorts.

Om iets negatiefs te melden over deze bundel, zou ik mij op mijn boosaardigst moeten tonen. Ik zou dan zeggen dat Hamel een slimmerikje is, een wijdlopig slimmerikje bovendien. Hij heeft alles nét iets teveel door, hij heeft overal iets teveel ironische afstand van – en hij heeft soms veel regels nodig om een punt te maken. Een ontroerend bedoeld gedicht als ‘Biobak’ – waarin het inderdaad ontroerende gegeven van de zoon die de lunchboterham van zijn vader weggooit, aangezien zijn vader die ochtend overleden is – bereikt door het slimmigheidje in de slotregel precies het tegenovergestelde van ontroering: ‘vanmorgen smeerde hij hem’. De dubbelzinnigheid van deze regel is een mooie vondst, maar benadrukt dat de dichter aan het construeren is geslagen – en dit is het laatste dat een zoon doet op de dag dat zijn vader overlijdt. (Het gedicht dat ernaast staat afgedrukt, ‘Meer over vaders dood’ is wel weer prachtig.)

En het is jammer dat het laatste gedicht uit de bundel, ‘Nullen en enen’, is opgenomen. Het is het gedicht waar de bundel zijn titel aan heeft ontleend: ‘Ik kan poëzie waarderen’, meldt de dichter triomfantelijk, om vervolgens de dubbelzinnigheid van het woord ‘waarderen’ uit te diepen en in proza–achtige regels een waardeersysteem uit te leggen waarin als in een computerprogrammatuur mooie gedichten een één krijgen en lelijke een nul.

Als ik de bundel
uit heb, tel ik alle enen
op en deel de uitkomst
door het aantal gedichten.

Je krijgt dus altijd een getal tussen de nul en de één, tenzij – zoals Hamel en zijn uitgeverij optimistisch suggereren – alle gedichten een één krijgen. Ironisch genoeg is het juist dit gedicht dat het gemiddelde omlaag haalt. Dit neemt niet weg dat Micha Hamel de poëzieliefhebber, die het afgelopen jaar toch al is verwend met mooie bundels, en vooral: mooie debuten, met Alle enen opgeteld een prachtige bundel in handen gegeven heeft. Laat ik daarom niet kinderachtig doen en bonuspunten uitdelen voor de fraaie vormgeving, de leuke annotaties en het hilarische bonusgedichtje onder ‘Hoe nu, mooie’ – waarmee de nullen worden gecompenseerd. Deze bundel krijgt van mij een één.

Edwin Fagel