Je kunt van hem zeggen wat je wilt, maar George "Dubya" Bush heeft voor een ongekende heropleving gezorgd van geëngageerde linksige populaire kunst. Michael Moore kennen we allemaal, maar ook een film als 11'09''01 - September 11 is toch ten dele ontsproten uit de reactie van de Amerikaanse president en zijn aartsconservatieve kompanen op de aanval op het WTC. Ook in de muziek mogen activistische artiesten als Ani DiFranco en Godspeed You Black Emperor! zich verheugen op een toegenomen belangstelling. Het lijkt warempel of de tijden van Mijnheer de president herleven.
Ook ex-Jayhawk Mark Olson en zijn Creekdippers doen mee. Zij komen met Political Manifest, de tot nu toe meest expliciete aanval op de omstreden Amerikaanse president (en om de eerste vraag die dat statement oproept maar meteen te beantwoorden: ja, explicieter dan Fahrenheit 9/11). Dubya wordt flink aangepakt door Olson c.s.. Hij wordt op zijn bek geslagen, hij krijgt christelijke preken door zijn strot geduwd, hij wordt te kijk gezet als stroper van linkse eenden, als onderhouder van dubieuze zakelijke connecties in de oliewereld, en Donald Rumsfeld, zijn minister van defensie, wordt verbannen naar een huis op een hoge heuvel.
Op het eerste gehoor is het allemaal van zeer dik hout zaagt men lellen van planken; lekker luistervoer voor de natuurlijke alternatieve achterban, maar de vijandelijke parochie zal alleen schamelijk lachen en, met Olson, roepen: "Damn liberal leftwings." Toch is het niet allemaal lange halen snel thuis wat de klok slaat. Zo kan het oorlogsportret Where is my baby boy zo de concurrentie aan met Dylan's Masters of war, zingt Olsons vrouw Victoria Williams met haar wiebelstem een ontroerende ode aan de eminence grise van de Amerikaanse Senaat Robert Byrd (die met zijn inmiddels beruchte speech de laatste der mohikanen is geworden in de verdediging van burgerrechten in de VS).
Hoogtepunt van de plaat is een bijna essayistische bewerking van de Amerikaanse religieuze traditional My Father Knows, die bloedstollend gezongen wordt door Victoria Williams. Deze getuigenis van nederigheid aan de Heer is door de Creekdippers omgevormd tot iets dat meer lijkt op een annexatie, een vernedering dus, van Heilige Vader. Neem dit couplet uit de oorspronkelijke tekst:
I know my heav’nly Father knows
How frail I am to meet my foes;
But He my cause will e’er defend,
Uphold and keep me to the end.
Uit de mond van Williams is het:
I like to think my Father knows
The strength or weakness of my foes
And that I need but stand and see
Each conflict end in victory
Zie je het subtiele verschil? In het origineel schept de ik hoop uit het feit dat God hem kent in zijn kwetsbaarheid, waardoor hij zich in zijn strijd door Hem beschermd weet. De Creekdippers laten de ik – en in dit geval is dat Bush – zeggen: ik hoef maar met mijn vingers te knippen of God verslaat mijn vijanden voor mij.
Dat is zo’n prachtige samenvatting van het probleem dat de Creekdippers en anderen in Bush’ presidentschap zien. Bush eigent zich, aldus de Creekdippers, niet alleen het monopolie op God toe, ook het monopolie op het morele gelijk, en daarmee het monopolie op het rechtvaardige en proportionele geweld. Datgene waaraan hij zich zou moeten onderwerpen – God, ethiek, menselijk leven – onderwerpt hij juist. En nog mooier: je kunt hetzelfde zeggen van de moslimfundamentalisten waartegen hij strijdt.
Uiteindelijk biedt Political Manifest dus meer dan alleen een dosis heerlijke Bush-bashing voor gevorderden. Doet dat ertoe? Voor Bush-haters misschien, omdat de Creekdippers hen niet alleen brandstof bieden voor hun woede, maar ook troost en misschien wat hoop. En voor Bush-liefhebbers? Ik vrees van niet. Tenzij het echte rednecks zijn, dan zouden ze op zijn minst waardering kunnen hebben voor het mooie hoofdstukje volksmuzikale geschiedschrijving dat Political Manifest ook is, en dat zo goed past in de Amerikaanse muzikale traditie.
Joost Baars