Muzikant kun je zijn, 'n exploderende traan kun je zijn, zanger kun je zijn, 'n moderne druïde kun je zijn, als een moederneuker kun je zijn, idiot savant kun je zijn, een hersendonor kun je zijn, gek kun je zijn, geniaal kun je zijn, geniale gek kun je zijn, Julian Cope kun je zijn. Potten kun je breken. Zingend wereld hou je kop, zingend oost rustige rijder. Vergeten kun je zijn. Als je experimenteert, moeilijk doet, doet wat je wilt, ver van de grotestroom je ding doet, dwars doorheen alles wat kan, dwars tegenin alles wat hip is.
Beginnen kan het. Met The Teardrop Explodes. Daarmee kan je vandaag de dag nog wel aankomen. Sterker nog: iedere zeikerd (zeikerds zoals Peter) tegen wie ik aanzeik over Julian Cope zegt: "Vroeger, met The Teardrop Explodes, dan vond ik nog wel goed. Maar daarna ben ik hem een beetje uit het oog verloren." Doch ook als soloartist konden de recensies best nog juichen. Tot aan Jehovakill. Toen gaf ook de ruimdenkendste recensent (nouja) er de brui aan. In Oor (god, wat haat ik Oor) werd er gerept van een Cope-labyrinth waarin de ongeoefende luisteraar spoedig het spoor bijster zou raken. Dit terwijl Jehovakill mijns inziens een van de zeer schaarse 70+-minuten cd's is waarvan elke seconde boeit (samen met, onder andere, het eerste Tindersticks-album).
En later nog, nog later, toen Cope allang alle remmen los had gegooid werd hij in een recensie van de eerste Brain Donor-cd lacherig weggezet als een man in z'n midlifecrisis. Het lijkt er dus op dat Cope hoe langer hoe minder serieus genomen werd door de gevestigde orde, het establishment, de recensenten van de Goede Smaak, de hippe hypevolgers en ander crapuul. Voor mij is het anders. Voor mij is Cope met elk jaar dat hij ouder werd lichtjaren interessanter geworden.
Op Fried een eerste staaltje van zijn (later) kunnen. Toen heette het Reynard the Fox. Een merkwaardig, verwarrend, bijna hallucinant nummer. Het begint nog redelijk bekend. Teardrop-achtig. Wave. Jaren '80. Deze man mag wel in het voorprogramma van The Cure staan. Hoewel. They killed my children and they killed my wife wordt er gezongen, en ook: and they left me bleeding. Maar halverwege slaat de verwarring toe. De band speelt zachter en zachter en Cope begint te vertellen. Naar het eerst lijkt een oude jeugdherinnering. Hij heeft het over "...where Joss and I played cricket as children..." (Joss is Cope's broer met wie hij in zijn later leven het contact een beetje verloren is; zie ook The wheelbarrow man op de 20 Mothers-cd). Maar ineens is er iemand die een mes in zijn maag drukt "until the light shone right through", zijn er op de grond glibberende ingewanden, is er een gillende Cope en een alsmaar razender spelende band. Het zou zes jaar duren, tot Skellington, vooraleer de remmen weer zo erg los gingen. Out of my mind on dope and speed . Donald Ross Skinner (moge Gode louter zegeningen over zijn hoofd uit strooien) hamert de piano, Cope zingt als de slecht bij stem zijnde zanger van een matig studentenbandje, Rooster Cosby mept gestaag voort op de drums, en de treinen swingen. Dit is niet alleen Out of my mind on dope and speed, dit is daadwerkelijk out of my mind on dope and speed, en dat wat mij betreft zelfs zonder dope en speed.
Droolian, uit hetzelfde jaar als Skellington (1990), is ook al zo'n maffe, vervreemdende cd en als 1 jaar later Peggy Suicide uitkomt is het duidelijk dat we in Julian Cope met een genie te maken hebben, gek of gevloerd, serieus te nemen of onbegrepen, zijn tijd vooruit of op zijn eigen zijspoor bezig, het maakt niets uit: Copey is een genie. O-zo & lekker pûh.
Sinds ik mijn kop verloor is alles in orde
De beer is los. En hij schijt in het bos. Want ik kom van een andere planeet schatje, en ik heb mijn tv en mijn pillen. En sinds ik mijn kop verloor is alles in orde. In rap tempo maakt Cope lange, interessante platen: het hechte Jehovakill, het schetsmatige Autogeddon, het intieme 20 Mothers, het spacey Interpreter. En nog is het hem niet genoeg. Het begint diverse projecten, onder verschillende namen.
Brain Donor is zo'n project. De cd heet Love, peace and fuck. De hoes is gifgroen en zeker de meest smaakloze die Cope in zijn karjère maakte. Maar de muziek! Ja, de muziek. Fuck, dat is een ander paar mouwen. Van geheel andere ABCDEFGH zou K. Schippers zeggen. Bij beluistering moet ik onwillekeurig denken aan dat nummer op Interpreter: Since I lost my head, it's allright. Het is duidelijk dat Cope zijn kop verloor, en het is wel duidelijk dat het in orde is. We zien het en we horen het en we zien en horen dat het goed is. Geen mens zou hierin nog Cope herkennen. We horen trashy rock 'n roll met een psychedelisch randje, we horen doorfreakende seventiesmetal, we horen Black Sabbath maar we horen net zo goed Can, we horen zompige gitaren, stevig doorbeukende drums, we horen nummers die maar nooit eindigen, we horen een soort Von LMO naar het heden vertaald, we horen... We horen muzikant die hun longen uit hun lijf spelen. Er gaat een hardnekkig gerucht dat Cope, bijziend als hij is, tijdens een slechtbezocht Teardrop Explodes-optreden (het publiek was op de vingers van een hand te tellen), zich het hele concert richtte op een olijfbruine, Egyptische schone. Voor haar zong hij, voor haar speelde hij. De passie die haar aanblik in hem opwekte was zijn motor om door te spelen, ondanks het belachelijk lage bezoekersaantal. Wat Cope niet wist, is dat hij het hele concert lang gespeeld heeft voor een gipsen borstbeeld. Dat verhaal doet zowel passioneel als bizar aan; en dat is wat Brain Donor is: passioneel en bizar. En bij tijden snoeihard. De opvolger van Love, peace and fuck is een dubbelcd met een live- en een studiogedeelte. De titel is briljant: Too Freud to rock 'n roll, too Jung to die. De muziek valt een beetje tegen. Misschien omdat de stijl inmiddels bekend was, misschien omdat de passie even weg was, misschien omdat het borstbeeld per abuis bij het grof vuil was gezet.
Maar Cope heeft nog andere ijzers in het vuur. Like a motherfucker is de naam van een van zijn andere projecten, en het is eigenlijk Brain Donor op een wat lager toerental. Nog zompiger, nog verwarrender, nog modderiger, nog experimenteler. Ambient metal heet de cd, en misschien is dat wel precies wat Like a motherfucker is: ambient metal. De muziekgeworden contradictie.
Kan het onorthodoxer? Jawel, het kan. Cope bewijst het met Queen Elizabeth, een duoproject van hem en zijn maat Tighpaulsandra. Samen maken ze onder andere Elizabeth Vagina, een cd die zich het best laat omschrijven als de getoonzette stilte. Onderaards gebrom, nauwelijks waarneembaar gezoem, gekraak, een flard van een alpenhoorn, radioruis en als er dan een keer een riff doorbreekt is het meteen hemels. Een dubbelcd die de honderdtwintig minuten ruim overschrijdt en die zo minimaal is dat er meestentijds bijna niets gebeurd en die toch bloedstollend spannend is. Wie de cd niet kent houdt het niet voor mogelijk. Wie de cd wel kent, weet dat het kan.
Geef de dichter ook wat
Cope blijft in elk geval voortdoen. Aan de snelle kant van langzaam, links van de bareel of gewoon, tegen de stroom in. Recentelijk voltooide hij een Teardrop Explodes-verzamelalbum (en de pers, zij zweeg). Doch het voorlopige hoogtepunt is wat mij betreft het in 2002 uitgebrachte Rite Now. Daarop "4 meditational funkathons", zoals Saint Julian het zelf omschrijft. Vier lange improvisatorische tracks; lange, uitgesponnen jams; herhalende, bezwerende 'minimal-funk'. De suspense is ondraaglijk, de zeggingskracht groot. Cope flikt het om van niet veel meer dan een herhalend baslijntje, een stevig doorhakkend drumritme en een simpele gitaarrif een thriller voor je oren te maken. Swans maakte ooit een cd getiteld Soundtracks for the blind en dat zou een goede omschrijving zijn voor wat Cope op Rite Now doet. Niettegenstaande het minimalisme en de herhaling openen de tracks deuren, de deuren van perceptie, de deuren van de ongekende dimensie. Muzikale poëzie? Hmm ja, en give the poet some om met de titel van een van de tracks te spreken. Subtieler dan z'n werk met Brain Donor en Like A Motherfucker, swingender dan Queen Elizabeth en intrigerender dan het hele Teardrop-werk bij elkaar.
Dat Julian Cope nog maar lang plaat op plaat mag stapelen, vol met dit soort prachtmuziek. Dat de Cope-discografie elk jaar mag aanwassen. Daar drinken we op. En op Julian Cope zelve drinken we ook. Noem 'm een geniale gek, noem 'm een idiot savant, noem 'm Saint Julian of gewoon Copey. Luister z'n muziek en volg 'm een tijdlang op zijn weg aan de snelle kant van langzaam. Vertel me niet dat het niet het mooiste ritje van je leven is geweest.
Tim Donker