Leiden des 'großen' Alexanders
|
In de reeks ‘grootse en meeslepende epische films uit Hollywood’ is nu de film Alexander van de persen gerold. Na het sublieme staaltje mythe-vernacheling dat Troy heet, wil je bijna een vreugdesprong gaan maken bij de idee dat Oliver Stone (toch een consciëntieus filmmaker, dacht ik) zich nu heeft gebogen over één van de meest legendarische helden uit de antieke tijd: Alexander de Grote. En we beginnen goed – want met Anthony Hopkins. "How can I tell you what it was like to be young? To dream big dreams, and to believe when Alexander looked you in the eye, you could do anything—anything! In his presence, by the light of Apollo, we were better than ourselves!" Dat schept verwachtingen. Maar vervolgens lijkt Stone er alles aan te doen om Alexander alles behalve charismatisch, sterk en heldhaftig te laten zijn. In plaats van een epische film verwordt het verhaal meer en meer tot een psychologisch familiedrama. Een verhaal over een jongetje dat tegen wil en dank de hele wereld verovert, terwijl hij eigenlijk alleen maar liefde wil (snif). Het is opvallend welke gebeurtenissen Oliver Stone heeft gekozen om te benadrukken. Daarbij springt meteen in het oog dat hij de oorlogen – die toch het leeuwendeel van Alexanders volwassen leven uitmaken – grotendeels negeert. Slechts twee veldslagen komen in beeld: de slag bij Gaugamela, waar Alexander een overweldigend groter Perzisch leger verslaat en een slag in een woud in Indië. Dat het militaire genie van Alexander geen nadruk krijgt, blijkt wel uit het feit dat er nauwelijks enige reflectie over de veroveringsstrategie van Alexander is. Bovendien lijkt Stone’s Alexander dezelfde strategie te hanteren bij Gaugamela (desolate woestijn, tegenover Perzen op kamelen) als in de wouden van Indië (dichtbebost, tegenover Indiërs op olifanten). Nu ben ik natuurlijk geen militair wonder, maar ik weet wel dat dit niet getuigt van een groots inzicht. Het maakt Alexander – als ‘de grote veroveraar’ – er niet echt geloofwaardiger op. Stone lijkt ervoor gekozen te hebben het genie van Alexander (Colin Farrell) als een vaststaand feit aan te nemen dat geen verdere uitleg behoeft. Hij zet alles in op de persoonlijke beslommeringen van Alex: zijn complexe relatie met zijn moeder Olympias (Angelina Jolie), zijn vader Philip (Val Kilmer) en vrouw Roxane (Rosario Dawson), zijn homoseksuele gevoelens en liefde voor zijn boezemvriend Hephaestion (Jared Leto) en zijn behoefte om steeds maar verder te gaan. Een behoefte die weer gerelateerd wordt aan zijn zoektocht naar een ‘thuis’ en zijn bewijsdrang ten opzichte van zijn vader (‘ik ben beter, want ik kan al die landen wel veroveren en hij niet’). Deze bijna freudiaanse drijfveer van Alexander maakt hem een irritant en ruggengraatloos jochie. Iemand die geen respect verdient. NEEM EEN THERAPEUT, wil je halverwege de film schreeuwen. Je kunt je dan ook levendig voorstellen dat zijn strijdmakkers naar verloop van tijd schoon genoeg hebben van zijn ongecoördineerde veroveringsdrang en hem vergiftigen. Van mij hadden ze dat na anderhalf uur al mogen doen, maar dan ben je pas halverwege de film. We zouden nog door kunnen gaan over de over-the-top parallellen die getrokken worden (vergelijkingen met Oedipous, Medea en wat niet al meer, Roxane lijkt op Olympias, leven Alexander loopt vrijwel parallel aan dat van zijn vader etc.) die de film er niet echt spannender op maken en de montage van scènes die ook al niet bijdragen aan de kracht van de plot. Maar laten we dat niet doen. Deze film is – buiten de soms prachtig geschoten beelden – zo mogelijk nog ergerlijker dan Troy. En dat is knap. Anneke Jansen |