Je ziet ze niet veel meer, de allegorische, filosofische sciencefiction films. Dat komt natuurlijk doordat ondermeer Star Wars in de late jaren ’70, vroege jaren ’80, bewees dat er met de actievariant van de sciencefictionfilm veel geld te verdienen viel. En misschien komt het ook wel een beetje doordat de hoogtepunten in de allegorische sciencefiction – Kubricks 2001: A Space Odyssey en Tarkovsky’s Solaris – zulke enorme standaardwerken in de cinema zijn geworden, dat er sindsdien nog maar weinig regisseurs of producenten zijn die hun vingers wilden branden aan vergelijkingen die schijnbaar onmogelijk in hun voordeel zouden kunnen uitpakken.
Des te opmerkelijker is het daarom dat Duncan Jones’ debuutspeelfilm Moon niet alleen een allegorische, filosofische sciencefiction is, maar dat hij hem ook helemaal heeft volgestopt met referenties aan de twee genoemde standaardwerken van Kubrick en Tarkovsky. Alsof hij heeft besloten dat als de vergelijkingen dan toch onvermijdelijk zijn, hij ze maar beter zelf kon maken. Het heeft ook iets van bravoure: kom maar met die vergelijkingen! Gevaarlijk spel, zeker als je, zoals Jones, de zoon bent van David “Ziggy Stardust” Bowie. Maar om meteen maar de conclusie van dit stuk op tafel te gooien: die bravoure is helemaal terecht. Moon is een geweldige film.
De uitgangspunten van de film zijn eenvoudig. Het verhaal speelt in een nabije toekomst waarin de wereld het energieprobleem heeft opgelost met winnen van energie uit helium-3, dat wordt gewonnen op verschillende bases op de maan. Op een van die bases werkt Sam Bell. Hij werkt alleen. Door een permanente storing in het communicatienetwerk kan hij niet rechtstreeks contact krijgen met de aarde. Alleen via vooraf opgenomen videoboodschappen kan hij gesprekken voeren met zijn bazen en zijn gezin. Hij wordt geplaagd door heimwee en verveling, en met het aflopen van zijn driejarige contract in zicht, begint hij last te krijgen van hallucinaties. Die zorgen ervoor dat hij een maanwagen crasht. Als hij na de crash weer is aangesterkt, gaat hij tegen de wil van de boordcomputer in terug naar het wrak van de maanwagen. In die maanwagen vindt hij een man: hijzelf.
Dat is de aanleiding voor sterke staaltjes scenarioschrijven en vooral ook acteren. Sam Rockwell geeft gestalte aan twee, en op het laatst zelf drie Sam Bells. De dialoog die er tussen hen ontstaat, heeft veel weg van het gesprek tussen de twee astronauten in het hoorspel Maannacht van Stanislaw Lem, waarin je twee astronauten hoort die vanwege een te kleine voorraad zuurstof onderling moeten beslissen wie van hen levend terugkeert naar de aarde (zie deze link) . Ook in Moon strijden de twee Sams in de eerste instantie om wie er uiteindelijk mag terugkeren. Maar al gauw wordt duidelijk dat het maar helemaal de vraag is in hoeverre een van de twee überhaupt aanspraak mag maken op de identiteit “Sam Bell”.
Zo creëert Duncan Jones de overtreffende trap van eenzaamheid: Bell is niet slechts helemaal alleen op de maan, met de wereld waar hij voor werkt als vergezicht. Hij wordt in de loop van de film ook verlaten door zichzelf, en door zijn eigen menselijkheid. Waar veel klassieke sciencefiction gaat over de ontmoeting van mensen met De Ander, daar vindt de hoofdfiguur in Moon die Ander op meerdere manieren in zichzelf. En waar het in klassieke sciencefiction de mens de strijd aanbindt met de robotachtige rechtlijnigheid van de machines die ze zelf heeft gecreëerd, daar moet Sam Bell in Moon het gevecht aangaan met de machine in zichzelf.
Helemaal alleen is Sam overigens niet. Hij wordt ondersteund door een boordcomputer/robot met de naam GERTY, die communiceert met een even hilarische als vertederende reeks smileys en vooral met de stem van de boordcomputer der boordcomputers, HAL uit Kubrick’s 2001, meesterlijk vertolkt door Kevin Spacey.
Je kunt stellen dat Jones via GERTY HAL als personage in de film introduceert. Juist omdat Spacey met de stem van GERTY zo nauwgezet het timbre, de intonatie en de traagheid van die van HAL kopieert, is het vanaf de eerste momenten dat de boordcomputer spreekt de vraag of we hem wel kunnen vertrouwen. Zeker als Sam GERTY vlak na het ongeluk via de onmogelijk geachte live verbinding met de directie van Lunar over hem hoort praten, wordt het beeld van de meedogenloze robotachtige rechtlijnigheid van HAL ook in GERTY bevestigd, en is het wantrouwen van de kijker definitief.
Ook GERTY voert een innerlijke strijd, maar omgekeerd aan die van Sam. En juist in zijn robotachtige rechtlijnigheid zorgt hij voor de verrassing van de film. Door simpelweg datgene waarvoor hij is geprogrammeerd tot het uiterste door te voeren, verrast hij zowel Sam als de kijker, en zorgt hij voor de transformatie waar het in de film om draait. En passant worden we gedwongen om de betekenis van het icoon HAL te heroverwegen. Een grootse prestatie van Jones. Na Moon is HAL niet langer de boordcomputer der boordcomputers: hij zal rekening moeten houden met zijn kleine broertje GERTY.