Het verhaal gaat dat uitgevers niet dol zijn op schrijvers van korte verhalen. Proza verkoopt omdat de gemiddelde lezer weg wil dromen in een lang verhaal en columnbundels verkopen vanwege de bekendheid van de columnist. In korte verhalen zit echter geen droog brood. Behalve natuurlijk als je zo goed bent als David Sedaris, die na een afwezigheid van vier jaar eindelijk terug is met een volgend boek. 300 bladzijden lang genieten van 22 korte verhalen vol met de zelfspot, het ongemak en de contactgestoordheid van hoofdpersoon David Sedaris.
Ik voel wel met de gemiddelde lezer mee, want eenmaal in een goed verhaal verzonken, kan dat niet lang genoeg duren. Als je het boek dichtslaat en je wilt nog meer weten van de personages, is dat een teken dat je een echt goede roman hebt gelezen. Als je dan bij korte verhalen na 15 bladzijden al de afronding van het plot hebt gehad, is niet per se het snelle einde het probleem, maar het feit dat er op de volgende bladzij alweer een nieuw verhaal begint. Hoe durft de schrijver! Zit je er net lekker in, de personages lopen als het ware hun eerste rondjes in je fantasie en dan worden ze alweer ingewisseld voor nieuwe figuren. Een verhalenbundel kan op deze manier overkomen als een pretpark waarbij je vanuit de achtbaan zo de waterglijbaan in geslingerd wordt en voor je goed en wel weet waar je in zit, bevind je je alweer in de fatamorgana.
David Sedaris maakt het de gemiddelde korte-verhalen-bundel-haters makkelijk. In zijn pretpark word je ook heen en weer geslingerd, maar telkens zit je naast David zelf. Hij is de vaste waarde in elk verhaal, hij begeleidt je in elke attractie. Hij is namelijk de hoofdpersoon in elk verhaal. De Sedaris die we al enkele bundels lang kennen is licht-neurotisch, zeer gevoelig in het contact met anderen en raakt altijd verzeild in allerlei onhandige situaties. Bovenal beschrijft hij dit alles zeer humoristisch. Dit klinkt haast als een beschrijving van Mr Bean, maar Sedaris gaat verder dan slapstick. Dit komt vooral omdat je het idee krijgt dat de alledaagse situaties die hij beschrijft, ook daadwerkelijk uit zijn alledaagse leven komen.
Een half jaar nadat ik naar Parijs was verhuisd, gaf ik de brui aan mijn Franse lessen en besloot me er met een jantje-van-leiden van af te maken. […]
…dus begon ik ‘D’accord’ te zeggen … Het woord was een sleutel tot een toverdeur en elke keer als ik het zei, klopte mijn hart vol verwachting. […]
Ik zei ‘D’accord’ tegen een ober en kreeg een varkensneus die rechtop op een bedje van fijne groenten stond. Ik zei het tegen een vrouw in een warenhuis en liep gedrenkt in eau de cologne weer verder. Elke dag was een avontuur.
Toen ik een niersteen kreeg, nam ik de metro naar een ziekenhuis en zei ‘D’accord’ tegen een opgewekte roodharige verpleegster, die me naar een privé-kamer bracht en me aan een meperdine-infuus legde. Dat was zonder twijfel het beste wat d’accord me ooit heeft opgeleverd en het werd gevolgd door het ergste. Nadat de niersteen was uitgespoeld sprak ik met een arts, die een afsprakenkaart invulde en me zei de maandag erop terug te komen. We zouden dan datgene gaan doen waarmee ik net had ingestemd. ‘D’accord’ zei ik, en ik deed er nog een schepje bovenop met ‘Génial,’ dat ‘Super!’ betekent.
Op de dag van mijn afspraak ging ik terug naar het ziekenhuis, waar ik me bij de balie meldde en door een iets minder opgewekte verpleegster naar een grote kleedkamer werd gebracht. ‘Kleed u uit tot op uw ondergoed,’ zei ze tegen me en ik zei ‘D’accord.’ Terwijl de vrouw zich omdraaide om te vertrekken zei ze nog iets en achteraf had ik haar moeten vragen om het te herhalen of desnoods een plaatje te tekenen, want als je eenmaal je broek hebt uitgetrokken is d’accord niet echt oké meer.
(David Sedaris - In de wachtkamer)
In Wanneer je omringd bent door vlammen staan 21 korte verhalen en één langer verhaal. Het lange verhaal bestaat uit kortere dagboekachtige stukken over twee maanden die Sedaris in Japan doorbracht. Precies de eerste twee maanden dat hij stopt met roken. In de korte stukken vertelt hij over zijn jeugd en studententijd in Amerika, zijn werkzaamheden in New York voordat hij schrijvend zijn geld kon verdienen en over zijn huidige leven in Normandië en Parijs. Hij komt in al die plaatsen en verhalen mensen tegen die in hem de neuroot, de ijdeltuit, de twijfelaar en de onhandige socializer naar boven halen. Zijn familie is wat minder nadrukkelijk aanwezig als in zijn vorige boeken, maar vormen nog immer een enorme inspiratiebron. Buren, voormalige collega’s, mensen in de trein en het vliegtuig en vooral zijn vriend Hugh nemen een steeds grotere plaats in.
Het handige van korte verhalenbundels is wel dat je met gemak in de boekhandel alvast een verhaal kunt gaan staan lezen. Ze zouden het eigenlijk bij de toonbank aan moeten bieden, zoals de kaasboer zijn blokje komijnekaas. Het handige van Sedaris’ korte verhalen is, dat als je er één gelezen hebt dan ken je de toon, de humor en de hoofdpersoon al. Je kent zijn verhalen dus direct allemaal. Waarom ik dan toch binnen een paar dagen al die verhalen uit heb gelezen? Omdat het zo lekker wegleest.
Lees meer recensies op de Recensent: