Het buitenland, dat is: elders. Maar bij de Vlaamse dichteres Miriam Van hee is het buitenland overal. De reis in haar bundel lijkt conventioneel te beginnen met plaatsaanduidingen en situaties waarin de ik-figuur onderweg is. Maar al direct in het openingsgedicht ‘polen of oostenrijk’ gaat de reis veel verder dan de landsgrenzen:
en je ziet jezelf weer in het huis
van je ouders, ’s avonds onder
de buislamp in de veranda, luisterend
naar het ruisen buiten, de avond
was vol van gedachten, lichamen
sliepen als heuvels in landschappen
en niemand zei: ik toon je de maan
maar je zag haar, ze werkte zich
langzaam omhoog uit het stof
(‘polen of oostenrijk’, p. 7)
Direct zitten we midden in de stemming van deze bundel. De beelden zijn rustig en worden op een kalme, eenvoudige manier verwoord. Maar soepel leidt de dichteres ons van het ene (zeer precies geformuleerde) beeld naar het andere. En al meanderend, zonder al te abrupte overgangen, brengt ze ons een heel eind van huis. Ze vertelt over dromen, beschrijft alledaags aandoende situaties die eigenlijk zo alledaags niet zijn en geeft ons overpeinzingen mee in formuleringen waarbij je gemakkelijk over het raffinement heen leest:
droom
ik zag hem nadat hij gezakt was
voor het examen, hij stond in de rij
op het eten te wachten, ik zei dat het nu
vast zijn laatste seizoen was in deze stad
en hij antwoordde, alsof hij niet eerder
daarover had nagedacht, ja, en hij huilde,
kort, toen werd hem een bord vlees
toegeschoven, ik kreeg nog niets
maar ik moest toekijken hoe
uit een grote, gedroogde vis
lange repen werden gesneden
tot op het witte, puntige graat
er was geen verschil met wat ik al kende
het ongeremde en het ongerijmde, de vis
en het vlees, het gesprek zonder einde
(p. 12)
Hoe vertrouwd laat Van hee de ontmoeting klinken! Hoe beheerst laat ze ons schrikken omdat de jongen in huilen uitbarst! Hoe bedrieglijk concluderend klinkt de slotstrofe! Wat een juweel van een gedicht!
Nee, Van hee zet ons niet op het verkeerde been. Ze laat ons niet in valkuilen vallen, noch wacht ze ons in donkere steegjes op. Er fonkelt niets, er knettert niets. En tot overmaat van ramp schreef ze gedichten voor de weinig ‘hippe’ dichters Eddy van Vliet en Rutger Kopland - dus voor de modieuze poëzieliefhebber zal aan buitenland weinig plezier te beleven zijn.
Maar daar laten wij ons niets aan gelegen liggen. Van hee’s buitenland bevatgedichten die stuk voor stuk met hun gaafheid bewondering wekken. Het taalgebruik is afgewogen. De beelden zijn glashelder. De gedichten zijn diepzinnig. De bundel is prachtig.