• Evenement: Walk the line
  • Editie: 2, 2011
  • Lokatie: Rondom Grote Markt, Den Haag
  • Data: 12-14/05/2011
  • Datum bespreking: 16 Mei 2011

Tamboerijn aan de waslijn
Op tweede Walk the line


Na eerdere successen met Music in my Head, kwamen die gasten van Crossing Border vorig jaar doodleuk met een nieuw muziekfestival op de proppen. Met de nadruk op nieuw, want het programma grossiert in onbekende namen. Dat is tijdens de tweede editie van Walk the line niet veel anders. En dat levert weer veel verrassingen op, veel namen om in de gaten te houden; we noteren: The Mountain & The Trees, Marques Toliver, PVT, Young the Giant, Little Comets, Zeus, Cold War Kids en Broken Records. Een goede score na twee volle dagen muziekproeven.

Alsof ze het niet kunnen laten en de organisatie zich niets aantrekt van de bezuinigingen in de culturele sector (vast ook bij hen), breidt Walk the line gewoon uit in vergelijking met vorig jaar. Naast twee volle avonden en een middag, is er een extra middag bij gekomen, zijn er nachtprogramma’s en ook de avond voor het eigenlijke festival wordt de Grote Markt alvast opgewarmd (door de Prince-achtige funk van Bastian).

VRIJDAG 13 MEI

Holbewonerspunkduo Little Trouble Kids uit Vlaanderen trapt af in de Zwarte Ruiter. En hoe! Voor een half leeg café (om 19:00 zijn de meeste punkers nog niet uit hun hol) overstuurt Thomas Werbouck zijn ‘80’s-Indiegitaar alsof hij in Jesus & The Mary Chain speelt en stampvoet Eline Adam op een kist bij wijze van bassdrum. Ondertussen komt het echte geweld uit haar stem: ze spettert haar staccato-teksten de microfoon in. Het café wordt geheel onterecht niet veel voller terwijl het Thermals-achtige duo haar ding doet.

Net zo half vol is de grote zaal van Het Paard als Broken Record aantreedt. Waar ze in de rustige songs nog wat weg hebben van Death Cab met viool en trompet, duikt de associatie met The Waterboys of The Frames op als de mannen loskomen. Vooral de gestage opbouw van de songs is daar verantwoordelijk voor. Met het effect dat deze zaal wel vol komt. En blijft, ook als de band de rustige Cat Stevens-cover ‘Father & Son’ doet. Een volle zaal die vanaf dit moment bij elke popquiz de volgende vraag goed weet te beantwoorden: van welke band speelde de manager ooit bas op de Boyzone-cover ‘Father & son’?

’s-Middags verraste Marques Toliver al in de zon, nu staat hij in de Supermarkt, net als die middag houdt zijn xylofonist het na één nummer al voor gezien vanwege andere, cannabis-gerelateerde verplichtingen elders in de stad. Niemand die hem mist, want Toliver is zeer bijzonder componist, performer en zanger. Sowieso de combi van vioolspelen en zingen zie je niet veel (remember Tracy Bonham), hij doet het dan ook nog eens zonder verdere begeleiding en zijn muziek is zeer soulvol (White sails). Zijn songs raken je vanwege de eenvoudige teksten en de schijnbaar eenvoudige melodieën – met een beetje polijsten gaat hij zo de commerciële kant van de Johnen Mayer of Legend op. Een song als ‘Step back & remember’, waarbij hij zichzelf voor de verandering op autoharp begeleid, kan met gemak heel groot worden (youtube). Voorlopig is Toliver nog een ongepolijste soulviool, die grappen maakt en heel losjes Beyonce citeert.

Stonden de Pigeon Detectives in 2007 op voorloper Music in my Head onterecht in de kleine zaal (en braken deze m.b.v. hun jonge fans af), staan ze nu terecht in dezelfde kleine zaal. Wat toen up & coming was, is nu – mja, waar zijn de PD’s nowadays – ze zijn lang niet zo groot geworden als de Arctics, de Chiefs of de Ferdinands, maar ze rocken nog met evenveel pit hun nieuwe songs de stampvolle (maar niet overvolle) zaal in. Ondanks hun leuke nieuw cd, maken de heren niet de beste Britpop. Dit doet er echter geen bottom toe en zelfs de afgezaagde rockartiestmaniertjes van de zanger doen er geen buttocks toe, want hun live-show is zeer aanstekelig waarbij niemand zijn rear end stil kan houden.

Het geëvalueerde emo-rockbandje Young the Giant klinkt wel lekker ritmisch in het Paard, maar er klinkt een Noorse sirene uit de Zwarte Ruiter die ik niet kan weerstaan. Rebekka Karijord is van dichterbij beluisterd toch niet zo verleidelijk als haar vriendinnetje Ane Brun. Minder zalvend en dus zonder risico op het verlies van levenskracht te beluisteren. Misschien is het de omgeving (een onrustig cafe) waardoor haar muziek wat rommelig, drakerig zelfs, overkomt. Maar tussendoor klinken af en toe prachtige songs zoals ‘Take that fear and wear it like a crown’, waarop ze zichzelf op harp begeleid. Het levert een nog niet geheel overtuigende, maar toch intrigerende eerste ontmoeting op.

The Little Comets dan, die hebben indachtig de festivalnaam een lijntje gespannen voor het podium op waslijnhoogte waaraan enkele ritme-instrumenten hangen. Dan ga je natuurlijk zitten wachten tot ze dat gebruiken, maar eerst werken ze zich door een lekkere set indie-liedjes heen – die je eenmaal doen teruggrijpen naar die onterecht vergeten band Dogs Die in Hot Cars, springerige reggaerock. Om dan uiteindelijk bij hun undergroundhitje ‘Friday don’t need it’ uit te komen, waarbij de zanger/gitarist tussen een paar slagen langs zijn snaren in, zijn hand in de lucht houdt en aan de daar aanwezige tamboerijn gaat hangen. Het ziet er niet al te efficiënt uit en je hoort er ook niet echt wat van (aan het eind hang hij nog wel zijn gitaar aan de lijn), maar het is weer eens wat anders.

Low Vertical in (nieuwe locatie – maar nog steeds in de buurt, wat een pre is!) het Nutshuis is echter niet iets anders, maar meer van hetzelfde. Als je aan opgevoerde Radiohead denkt: vreemde ritmes, spreekwoordelijke piepknorretjes en hoge kweelzang – maar dit alles vooralsnog zonder bezieling. Door naar een van de bekendste namen van de avond, The Boxer Rebellion. Op basis van hun doorbraakplaat The Cold Still, waren de verwachtingen hoog. Maar dankzij een hoge galmfactor en rommelige gruisgitaren verpesten ze met een geluidsmuur hun best goede liedjes. Als de elektrische gitaar ingewisseld wordt voor enkele pauken en ook de zanger overschakelt op zijn akoestische zessnaar is het ineens mooi, maar niet voor lang.

We vluchten naar de Zwarte Ruiter waar een volgende baardband hun instrumenten stemt. (als minimaal de helft van de leden een baard van minimaal drie weken heeft, mag de groep zich een baardband noemen, denk aan Fleet Foxes en op dit festival aan Young the Giant, alhoewel hun muziek niet zo baarderig is, wat dan bij de 1/3 baardband Akron/Family weer wel klopt – volgt u het nog). Colourmusic heeft een baarddrummer en een baardzanger. Vooral de drummer is een genot om te zien, een goede niet bijgewerkte baard, beetje een baardbuikje en een leuk detail: een fluorescerend roze geschilderde koebel en tamboerijn op zijn verder saaie drumstel. Ander detail: iemand heeft een hap uit zijn bekken genomen. Dat zal dan precies de reden zijn waarom de band bij de eerste noten enorm agressief klinkt. Snoeihard slaat trommelbaard zijn drumstel verder aan gort terwijl de zanger de baard uit zijn keel schreeuwt. Frustratie wordt hier per beat omgezet in muziek, waar je bij staat te kijken met je vingers in je oren en een glimlach op je gezicht – want dit is pure emotie die op de milde lachspieren werkt. Een eenmalige belevenis - want je zult wel gek zijn dit vaker te ondergaan – die je bijblijft.

Walk the line-highlights volgens fotograaf Edwin Bergeman: (met de klok mee) PVT, Young the Giant, Cold War Kids.

ZATERDAG 14 mei

Wallis Bird? Of The Mountain & The Trees? We kennen geen van beide, maar als we het kabaal horen als we voor de Zwarte Ruiter staan, is de keuze niet moeilijk. Op naar Rootz voor The Mountains & the Trees.

Het thema in Rootz is Canada, wordt duidelijk als we onder een grote Canadese vlag naar binnen lopen.. In het voetspoor van Woodpigeon wellicht, de Canadese folkband die internationaal inmiddels een cultstatus heeft. De vergelijking met Woodpigeon gaat in ieder geval goed op voor drie van de vier Canadese bands die in Rootz optraden. The Mountains & the Trees is de artiestennaam van singer-songwriter Jon Janes. Een bescheiden virtuoos op de gitaar die zijn verstilde liedjes inleidt met vermakelijke anekdotes en beschouwingen. Of we in Nederland ook bergen hebben, vraagt hij het publiek ter inleiding van een liedje over bergen. Hij doet namelijk nooit research naar het land waar hij optreedt. In Engeland had hij het publiek eens aan het verstand gebracht dat ze daar geen bergen hebben, maar heuvels (geen échte bergen zoals in Canada). Even later speelde hij in Zwitserland. Ook daar vroeg hij naïef: ‘Hebben jullie hier eigenlijk bergen?’. ‘I never got invited back.’. Janes liet het publiek ook meebeslissen over de volgorde van de nummers. ‘Upbeaty? Of toch fingerpicky? Laat ik maar fingerpicky doen, als ik dat verkloot kan ik altijd nog door in de upbeaty.’ Natuurlijk verklootte hij het niet, en even later bespeelde hij zijn gitaar zelfs met een strijkstok. Upbeat hebben we niet gehoord, wel veel mooie liedjes die het herbeluisteren waard zijn, bijvoorbeeld op een van die mooie zomeravonden die er nog aankomen.

In het Paard van Troje is inmiddels Akron/Family begonnen. Als we binnenkomen staat het hele publiek op aanwijzen van de band met de armen in de lucht naar links en rechts te zwaaien. We wanen ons ergens in de jaren zeventig. Op het podium mannen met baarden die een uitgesponnen intro spelen. Het gebruik van de kopstem is ook weer helemaal in zwang en de heren laten horen dat zij het ook kunnen. Maar de muziek beklijft niet. Evenmin als die van Idiot Glee, die we daarna opzoeken in de Zwarte Ruiter. Een jongeman met onvaste stem maakte met zijn synthesizer nieuwe versies van oude hits. We dachten niet: ‘Wat mooi’. Eerder: ‘Wat leuk voor die jongen dat hij op Walk the Line mag spelen.’ We komen net op tijd in het Nutshuis om Heidi Spencer and the Rare Birds hun afsluitende nummer te horen spelen. Als we tenminste de luidkeelse gesprekken negeren die vrijwel alle bezoekers inmiddels aan het voeren zijn. De zeldzame vogels zitten ook duidelijk niet goed in hun vel. Ze ogen nerveus en de uitvoering van het op zichzelf aardige, countryachtige liedje lijkt wel wat te traag, doet wat sloom aan.

Terug in Rootz doet The Olympic Symphonium ons opnieuw aan Woodpigeon denken. Rustige, lekker in het gehoor liggende folkachtige liedjes. Maar na drie nummers blijken de liedjes nogal op elkaar te lijken en verlangen we naar wat meer contrast. De overgang naar PVT, in de kleine zaal van het Paard van Troje, is dan wel weer wat groot. Harde elektronische danceritmes en snoeiharde geluidseffecten. Jonathan Jeremiah, die even later in de Grote Zaal begint, brengt ons weer terug in de veilige jaren zeventig. Hij brengt zijn rustige soulliedjes met behulp van een strijkkwartet. Dat is dan wel weer het andere uiterste. Brasstronaut brengt onze voeten wel weer in beweging, de band uit Vancouver, Canada speelt swingende folk met behulp van een trompet, een klarinet en ritme-ei dat zeer zichtbaar maar onhoorbaar voor de microfoon wordt gehouden.

Cold War Kids fungeert als klapstuk van het festival, als afsluitende band in de Grote Zaal. De zaal en de beide verdiepingen balkons zijn dan ook al afgeladen voordat de band nog maar één noot had gespeeld. Maar de band uit Los Angeles speelt rommelig, en zanger Nathan Willett zingt alleen in een hoog, schreeuwerig register. Wij verruilen Californië daarom weer voor Canada en gaan terug naar Rootz

Omdat alle festivalgangers bij Cold War Kids staan, speelt Zeus in een vrijwel leeg Rootz (er staat niet veel meer dan twintig man voor het podium). De band ziet eruit alsof ze ooit zijn begonnen als Beatles-coverband. Met zijn snor ziet bassist Neil Quin eruit als Paul McCartney in zijn St. Peppertijd, en zo speelt en zingt hij ook. Zeus speelt een virtuoos en energiek concert, dat bij vlagen cabaretesk aandoet (vanwege de grappige koortjes en de onverwachte wendingen in de liedjes) en dat alleen in de verte aan de Beatles doet denken. We horen ook Ben Folds, Beach Boys en zelfs Queeninvloeden (de snor doet niet alleen aan Paul McCartney denken. De lage opkomst had zo zijn voordelen. Weinig geklets, bijvoorbeeld. En de cover van ‘That’s all’ van Genesis werd begroet met de kreet ‘better than the original’ uit het publiek, waar een bescheiden schouderophalen van de bandleden op volgde. En toen een meisje bij het podium tijdens een liedje op en neer begon te springen, werd dat overgenomen door de band. Wijzelf staan te dansen op de trap waar we gingen zitten om onze vermoeide voeten wat rust te gunnen. Een ontdekking, deze band, en een fijne afsluiter van een geslaagd festival.


Verslag vrijdag 13-05: Little Trouble Kid Ricco van Nierop

Verslag zaterdag 14-05: Guerilla Speaker Edwin Fagel en Suzanne 'The Kiss Kiss Kiss Birthday Girl' de Werd

Foto's: Young Edwin 'The Giant' Bergeman

Gitaarstemmer in blauw: Ian 'Bald Beard' Turnbull van Broken Records.

Met dank aan: De Hema, voor het ter beschikking stellen van de vrolijk gekleurde oordopjes (6 per doosje). Jullie krijgen ze morgen terug.

Verder terug lezen
op de Recensent:

Walk the line - Editie 2010