• Titel: Sint
  • Regie: Dick Maas
  • Cast: Egbert Jan Weeber, Bert Luppes, Huub Stapel
  • Release: 11-11-2010
  • Datum bespreking: 2 December 2010

Dick Maas is een luie denker


Als Dick Maas verweten wordt een slechte film gemaakt te hebben, kan hij triomfantelijk de cijfers van de boxoffice tevoorschijn toveren en zeggen: miljoenen mensen kunnen geen ongelijk hebben. Dat is geen ongeldig argument. Natuurlijk, film moet net als alle kunst zo serieus behandeld worden dat de receptie ervan niet in hoofdzaak over verkoopcijfers gaat, maar film als vorm is geboren uit de moderne massa-entertainmentindustrie, en de boxoffice kan dus echt iets wezenlijks zeggen over de ontvangst van een film.

Maar die redenatie maakt het wel belangrijk wat die miljoenen mensen uiteindelijk, na het zien van de film, van de film vinden. Immers, als je zegt dat ondanks de zure recensie miljoenen mensen van je film genoten hebben, dan zeg je niet dat de hoge verkoopcijfers an sich een indicatie van kwaliteit zijn, maar je beweert dat die verkoopcijfers iets zeggen over de emoties die de film bij velen heeft losgemaakt, en dat de talrijkheid daarvan iets zegt over het belang van je film. De populariteit van een trailer – de kwaliteit van een idee – kan mensen naar de bioscoop lokken. Als de uitwerking van het idee vervolgens teleurstellend is, zijn de boxoffice-cijfers al gemaakt.

U denkt nu natuurlijk: dit wordt een zure, negatieve recensie van Dick Maas’ laatste film, Sint. Ik zeg het eerlijk: dat klopt.

Of, nou ja, zuur... in elk geval negatief. Laat ik beginnen met te zeggen dat ik Dick Maas briljant vind. Niet dat hij allemaal goede films op zijn naam heeft staan – dat heeft hij niet – maar achter al zijn films zit een niet minder dan geniaal idee. Amsterdamned: politiefilm in Amsterdam met een moordenaar onder het water van de grachten. Flodder: asociale familie (tegenwoordig zouden we zeggen: white trash) wordt door de gemeenteraad in een rijke villawijk gehuisvest (wat overigens een mooie absurde omkering is van de realiteit waarin gemeenteraden de moeilijke mensen altijd huisvesten in de armenwijken, en nooit bij henzelf op de stoep). Het idee achter De Lift spreekt voor zich, net als het feit dat dat idee geniaal is.

Het geldt ook voor het idee van Sint. Goedbeschouwd is het verbazend te noemen dat nog niemand in Nederland op het idee is gekomen om Sinterklaas het horrorgenre in te trekken. De legende van de goedheiligman lijkt namelijk voor horrorbewerking gemaakt. Het feest heeft zowel katholieke als heidense wortels, Sint Nicolaas is de beschermheilige van vissers, kinderen en hoeren, hij heeft moeten vluchten voor zijn leven uit Turkije wegens de dreiging van religieus geweld. En belangrijker nog: het feest zoals wij dat vieren, bevat het spel van schuld en boete dat een onmisbaar ingrediënt is in een echte horror, compleet met het duistere lot dat de kinderen wacht die aan de verkeerde kant van de streep uitvallen: in de zak, mee naar Spanje. Het feest speelt met de schuldgevoelens en de angsten van kleine kinderen. En aan die angst kan een Sinterklaashorror met zeer veel succes appelleren.

Dat is namelijk wat horror – goede horror – doet: appelleren aan de werkelijke angsten die leven bij een publiek. Neem A Nightmare On Elm Street, waaraan Sint duidelijk verwant is. In die film infiltreert Freddy Krueger de dromen van een stel tieners. Wat de film eng maakt is uiteindelijk niet Kruegers verbrande gezicht, noch zijn het de handschoenen met scheermesjes die hij draagt en waarmee hij graag over stalen oppervlakten krast. De film grijpt je bij de kladden omdat hij inspeelt op een basale menselijke angst, namelijk de angst die hoort bij dromen. In dromen wordt er een levensecht verhaal opgetrokken dat helemaal uit jezelf komt, maar waar je tegelijkertijd helemaal geen controle over hebt. Dat appelleert aan twee angsten: die om de controle te verliezen, en vooral die voor je diepste zelf. Oerangsten. Dat begreep Freud, en dat begreep ook Wes Craven, de regisseur en bedenker van A Nightmare On Elm Street..

In Dick Maas’ verhaal is Sint Niklas in 1492 de leider van een soort roversbende, die van dorp naar dorp trekt om te moorden en te plunderen. Als we de bisschop in actie zien, besluit een dorp tegen hem op te staan en zijn schip in de fik te steken. Niklas komt om in de vlammen en een heuse vloek is geboren. Voortaan, als het op 5 december volle maan is, komt de angstaanjagende, want verbrande, Sint Niklas terug om wraak te nemen, en hij doet dat door zoveel mogelijk kinderen over de kling te jagen. Dit doet hij ook in 1968, als hij het gezin waarin de jonge Goert opgroeit, helemaal uitmoordt. Deze Goert wordt later in Amsterdam de door wraakgevoelens gedreven politieagent die het tegen de incarnatie van Sint Niklas opneemt. Dit keer richt Niklas zich voornamelijk op Amsterdam Zuid en we volgen wat middelbare scholieren die onderworpen worden aan zijn toorn.

Dat Sint geen goede film is, ligt simpelweg aan de luiheid waarmee Dick Maas zijn idee heeft uitgewerkt. Het lijkt wel alsof hij in een filmencyclopedie de stijlkenmerken van een horror heeft opgezocht, die gewoon allemaal in zijn film heeft gestopt en verwacht heeft dat dat voldoende zou zijn om een goede horrorfilm te maken. Je hebt de groep jongeren van Friday the 13th, je hebt de link met een echt volksfeest van Halloween, je hebt de kindermoordenaar met het verbrande gezicht van A Nightmare on Elm Street. Je hebt talloze momenten waarop je op de klassieke horrormanier aan het schrikken gemaakt wordt: mensen worden onverwacht onthoofd, opgehangen, door de schoorsteen gesleurd, en monsters (zwarte pieten) die dood lijken komen plots en met veel lawaai weer tot leven.

Ik wil als ik horror kijk niet zomaar schrikken. Schrikken is makkelijk. Ik wil bang gemaakt worden. Maar Sint wordt nooit een film die onder je huid kruipt, die je voorgoed of zelfs alleen dit jaar anders naar het Sinterklaasfeest laat kijken. De manier waarop je na het zien van A Nightmare on Elm Street bang bent te gaan slapen. Een horror moet alledaagse dingen angstaanjagend maken, door te appelleren aan alledaagse angsten.

Dat een dergelijk appelleren aan diepe angsten in Sint voor het grijpen ligt, is ondermeer te zien aan de scène waarin het spookschip van Sint Niklas wordt ontdekt. Door een verrekijker zien we dat er zakken het schip in worden gedragen, en we horen zacht kindergehuil uit het schip opstijgen. Kennelijk neemt Niklas kinderen mee “naar Spanje”. Precies dat is waar ieder kind – in meer of mindere mate – ooit bang voor is gemaakt. Maar dit gegeven krijgt in de rest van de film nauwelijks aandacht. Daarvoor heeft Maas het te druk met het afhakken van hoofden en ledematen, iets wat er goor uitziet, maar absoluut niet eng is. Het korte shot van het schip, waaruit kindergejammer te horen is, en waar zwarte pieten zware zakken aan boord tillen, is lang genoeg om angstaanjagend te zijn. Dat Maas het schip liever opblaast dan de kijker ten volle te laten beseffen wat het gruwelijke lot van die kindjes kan zijn, is tekenend voor Sint en voor de poëtica van zijn maker.

Dat Maas goed kan bedenken, maar slecht kan nadenken, is ook te zien aan de details van Sint. Er komt bijvoorbeeld een meisje in voor dat alleen met haar kleine broertje van vier leeft en hem uitlegt waarom ze geen Sinterklaas vieren. “Sinterklaas bestaat niet. Sinterklaas is een uitwas van de doorgeslagen consumptiemaatschappij,” zegt ze. Het kan natuurlijk zijn dat ze dat vindt. Maar wie wat dan ook uitlegt aan een mannetje van vier, en zeker iets wat niet in zijn directe leefwereld voorkomt, doet een poging dat op zijn niveau duidelijk te maken. Dat Maas daar geen moeite voor doet, toont aan dat hij alleen maar een personage wil neerzetten dat contrasteert met de rest van de karakters in Amsterdam Zuid, en er niet geïnteresseerd in lijkt de kijker het verhaal in te trekken door het personage ook geloofwaardig te maken.

Zo lijdt De Sint aan een euvel waar uiteindelijk al Maas’ films aan ten onder gaan. Dick Maas is een luie denker. Amsterdamned, Flodder en De Lift zijn gebaseerd op briljante filmideeën, maar Maas lijkt voor die ideeën zelf geen verantwoordelijkheid te willen nemen en ze op een behoorlijke manier uit te werken, zodat zijn ideeën ook daadwerkelijk hun potentieel halen. De trailer lijkt voor hem genoeg.

Ook iemand die blockbusters wil maken, moet daarover goed en doelgericht nadenken. Ook iemand die miljoenen mensen wil boeien moet nadenken over hoe hij dat het beste kan doen. Maas wil dat niet, en dat leidt ertoe dat hij weliswaar veel mensen met zijn films trekt, maar er volgens mij maar weinig mensen mee boeit.

Joost Baars