Pulchri is een galerie aan het Lange Voorhout in Den Haag en is, bleek afgelopen zaterdag 6 maart, een geschikte locatie voor literatuurfestivals. Het was voor het eerst dat het literatuurfestival Het Voorwoord er werd georganiseerd. De galerie is ruim opgezet en beschikt over enkele fraaie zalen en een gezellig café. Jammer is alleen dat de zalen wel gehorig zijn.
Dit viel al meteen op bij het optreden van Nachoem Wijnberg, aan het begin van de avond in de Hardenbergzaal. De dichter, door presentator Joost Baars al direct gebombardeerd tot een van de belangrijkste nog levende dichters uit het Nederlands taalgebied, wachtte lang voordat hij met zijn voordracht begon. Het wachten was namelijk tot de deur achterin de zaal helemaal gesloten was. Dat duurde even – gelukkig maar, want Wijnberg maakte er een aardige grap van door het aanwezige publiek om de tien seconden op de hoogte te brengen van de mate van dichtheid van de deur achterin. Toen Wijnberg eindelijk begon enkele gedichten voor te dragen uit zijn kloeke bundel Divan van Ghalib (na het publiek de excuses te hebben aangeboden voor zijn overgevoeligheid), begon in de belendende zaal, de Mesdagzaal, het muzikale gedeelte door Käthes Schmerz. Naast de heldere, maar raadselachtige regels van Wijnberg was duidelijk te horen dat het programma in de Mesdagzaal óók de moeite waard was.
In de Mesdagzaal werden even later de Jan Campertprijzen uitgereikt. Twee van de vier laureaten bleken echter afwezig, namelijk Marie Kessels en Arnon Grunberg. De eerste werd verontschuldigd door redacteur Suzanne Holtzer. Zij karakteriseerde Kessels als iemand die zich zeer intens in haar omgeving verdiept. Voor de bekroonde roman Ruw, waarin de hoofdfiguur blind raakt, heeft zij bijvoorbeeld maandenlang geblinddoekt rondgelopen. Een avond als deze zou haar teveel indrukken opleveren. Maar zij liet via haar redacteur weten zeer dankbaar te zijn voor de prijs. Arnon Grunberg had verplichtingen elders en liet eveneens weten zeer te betreuren dat hij niet bij de prijsuitreiking aanwezig kon zijn.
Dichter Alfred Schaffer was gelukkig wel op komen dagen, hij kreeg de Jan Campertprijs voor zijn bundel Kooi. Hij vertelde in een gesprek met presentator Erik Lindner dat de bundel grotendeels in Athene is geschreven, al is daar in de bundel behoudens enkele zuilen en tempels weinig van te merken. Schaffer bevestigde dat hij kennelijk een sterke voorkeur heeft voor uitdrukkingen en zegswijzen, maar dat hij zich dat tijdens het schrijven zelden bewust is. Het muzikale intermezzo van de Vlaamse Liesa van der Aa (een zangeres in een wit jurkje en zeer rood gestifte lippen, die met haar viool + special effects voor aparte, sferische muziek zorgde) was zeer overtuigend.
Ook de Klinkenberggalerie, aan de voorkant van het gebouw, bleek zeer gehorig. De voordracht van schrijfster Andrea Voigts ging vrijwel geheel verloren door het rumoer op de gang. Dat verstomde tegen de tijd dat dichter Hélène Gelèns achter de microfoon ging staan. Maar ook bij haar was de verstaanbaarheid niet optimaal omdat er tijdens haar voordracht van de gedichten uit haar nieuwe bundel zet af en zweef veel mensen binnenkwamen, en anderen besloten de zaal te verlaten. Bij al dit verkeer bleek de vloer een behoorlijk gekraak voort te kunnen brengen. Toen na dit optreden de Louis XV-zaal gesloten bleek, omdat de zaal vol zat voor de optredens van Bart Moeyaert en Judith Herzberg, overwoog uw recensent nu dan eens zelf rumoer te gaan staan maken op de gang. Maar de poëzie bleek kennelijk toch een zekere mate van heiligheid te bevatten, zelfs achter gesloten deuren, want echt rumoerig werd uw recensent pas later, tijdens de Party in Pulchri. Voor zover bekend had niemand daar last van.
Edwin Fagel