Een slonzig Parijs flatje. We zien
een naakte man die mismoedig naar een betonnen uitzicht staart. Op zijn
bed ligt een vrouw. De man vraagt haar: ‘zullen we naar Algerije gaan?’
Spottend gelach volgt. Maar in het volgende shot is roadmovie
Exils al begonnen en zien we de twee te voet de route nemen die hun ouders jaren geleden ook ondernamen, in omgekeerde richting.
Regisseur
Tony Gatlif
heeft iets met buitenstaanders. Misschien omdat hij zichzelf zo
ervaart. In de jaren zestig ontvluchtte hij Algerije na de militaire
coup van Houari Boumediene om in Frankrijk filmscenarist te worden. In
1983 brak hij door met Les Princes over zigeuners in Parijs. Ook in
zijn meer recente films
Vengo (2000) en
Swing
(2002) speelde zigeunerbloed een rol. Net als zijn passies voor muziek,
de vrije geest en het leven in zijn algemeen overigens, thema’s die in
iedere Gatlif-film onmiskenbaar aanwezig zijn.
Ook in Exils hebben de bohémiens Zano (Romain Duris) en Naïma (Lubna
Azabal) geen cent te makken, maar geleefd zal er worden. Dus wordt op
weg naar Algerije volop zwartgereden en in de buitenlucht geslapen. Als
de nood echt hoog wordt gaan de twee gewoon even een dag appels plukken
bij de boer, wat weer net zo soepeltjes resulteert in een zwoele
vrijpartij tussen de fruitbomen. Zelfs een fles champagne kan er soms
nog vanaf, de haren wassen de mooie bloemenkinderen wel gewoon in de
dorpsfontein. Alle joie de vivre werkte blijkbaar aanstekelijk want in
2004 won de film de prijs voor beste regie tijdens het
filmfestival in Cannes.
Uit handen van beroepszwartkijker Quentin Tarantino notabene.
De schaduwkant van de zwerftocht zit vanzelfsprekend niet in
de materiele ontberingen maar in de emotionele redenen van de reis: de
twee zijn overal bannelingen en niet in het reine met hun wortels. Zano
heeft zijn ouders verloren, de sensuele Naïma brak met haar berberse
familie. Beiden spreken geen woord Arabisch en de aard van hun
verhouding blijft onduidelijk steken tussen liefde en lust. Klinkt toch
nog zwaar maar nee: de levenslust in
Exils blijft van het scherm
spatten. Met al zijn bonte kleurigheid, oog voor detail en opgezweept
door muziek van Gatlif zelf balanceert de film tussen energiek en
ritmisch, afgewisseld met relaxte momenten waarvoor ruim de tijd wordt
genomen.
Met name die muziek speelt volgens Gatlif
een even grote rol als het scenario. De house, flamenco, trance en
traditionele berbermuziek begeleiden de scènes inderdaad regelmatig, al
neigt het effect daarvan soms naar langdradigheid. Dat het paar
onderweg alleen maar vriendelijkheid en hulp tegenkomt is daarnaast
weliswaar hoopgevend, maar al dit grenzeloze optimisme maakt
Exils bij
vlagen tegelijkertijd een tikje naïef. Het is zeker niet storend want
de film kent een groot aantal prachtige vondsten. Zoals het potje
luchtvoetbal van een wild dansende Naïma en de koptelefoon op het graf
van Zano’s Algerijnse opa. La vie en roses dus, maar dan in
Frans-Algerijnse zigeunersstijl. Erg leuk.
Liesbeth Smit