18-09-00
Pornotheek Arcadië
Essays voor 'de gewone man'
Wat is het geheim van een cultboek? Kan harde porno een sentimentele ontroering veroorzaken? Waarop berust het autobiografisch misverstand? Dit zijn enkele vragen die te lezen zijn op de achterkant van het boek 'Pornotheek Arcadië': een bundeling van twintig relatief actuele essays van auteur Joost Zwagerman, die eerder gepubliceerd werden in De Volkskrant, Vrij Nederland, De Gids, De Standaard, De Groene Amsterdammer, NRC Handelsblad en Payola. De Recensent ging op zoek naar de antwoorden én sprak met Joost Zwagerman zelf over enkele thema's uit het boek.
De Recensent: in uw essay over schrijvers, hun demonen en fantomen, schrijft U over het krijgen van complimenten: 'die bewondering blijkt ontnuchterend vaak te stoelen op verborgen belangen en ijdelheden van de bewonderaar zélf. Ze willen jou prijzen om zichzelf te horen praten' (pag. 11). Dit principe is natuurlijk eveneens toe te passen op het geven van een mening in het algemeen, positief of negatief. In uw essays zet U uw mening omtrent uiteenlopende zaken uiteen. Om welke reden, naast broodwinning, schrijft U essays?
Joost Zwagerman: voor je broodwinning moet je juist géén essays schrijven. Essaybundels verkopen in de regel nog minder dan gedichtenbundels. Ik schrijf mijn essays -ik durf het bijna niet te zeggen- uit hartstocht voor de literatuur.
Die hartstocht voor literatuur is in 'Pornotheek Arcadië' duidelijk merkbaar en tegelijkertijd ook dé kracht van de essays. Zwagerman weet op een toegankelijke, onderhoudende en ethousiasmerende wijze te verhalen over enkele van zijn favoriete schrijvers. Met name de Amerikaanse literatuur komt aan bod, dit gedeelte, getiteld 'Americana' beslaat circa tweederde van het boek. Naast zijn liefde voor de literatuur komen ook zijn ergernissen aan de orde. Zo ontzenuwt hij aan de hand van een in 1937 gepubliceerd essay van Cyril Connolly, het te romantische beeld dat mensen vaak van schrijvers hebben en dat niet in de laatste plaats door diezelfde schrijvers krampachtig in stand wordt gehouden. Ook gaat Zwagerman dieper in op het zogenoemde 'autobiografische misverstand' (het idee dat romanpersonages representatief zijn voor het doen en laten van de auteur).
De Recensent: uw eigen boek 'De buitenvrouw' is ook ten prooi gevallen aan het 'autobiografisch misverstand'. Anil Ramdas schreef naar aanleiding van het boek over moedwil en kwade trouw bij Nederlandse schrijvers, die vrijwel uitsluitend blanke personages in hun romans opvoeren.
Joost Zwagerman: het stuk van Anil Ramdas over, onder meer, 'De buitenvrouw', was ongetwijfeld het stompzinnigste dat ooit over een van mijn boeken is geschreven. 'De buitenvrouw' gaat over een man die zijn sluimerende xenofobie overschreeuwt door een wat troebele fascinatie voor een zwarte vrouw. Op de eerste bladzijde van mijn roman bedenkt deze hoofdfiguur al: 'misschien was zijn aanbidding van haar kleur wel een vorm van omgekeerde discriminatie die bij nader inzien zo omgekeerd niet was'. Kortom: de hoofdfiguur is zich bewust van zijn troebele motieven. En wat zegt die ezel van een Ramdas? Het kan niet anders of Zwagerman identificeert zich met de hoofdfiguur. Schrijver en hoofdfiguur zijn een en ondeelbaar. Zwagerman is dus schuldig aan moedwil en kwade trouw. Ja, en Agatha Christie was een moordenares en Nabokov een meisjesverkrachtende lustmoordenaar. Wat een onzin!
De Recensent: in 'Autobiografie als spiegelpaleis' behandelt U het 'autobiografisch misverstand'. Als voorbeeld geeft U het, met name door de joodse gemeenschap, vermeende antisemitisme van Philip Roth naar aanleiding van zijn roman 'Portnoys Complaint', waarin de hoofdfiguur zich afzet tegen zijn joodse jeugd.. In een ander essay, 'De eenmansguerilla van Herman Brusselmans', neemt U het op voor de schrijver Herman Brusselmans met betrekking tot zijn omstreden en inmiddels verboden boek 'Uitgeverij Guggenheimer', waarin de hoofdfiguur diverse (bekende) persoonlijkheden grof beledigd. Een veelgehoord argument tegenwoordig is dat mensen en vooral kinderen negatief beďnvloed zouden worden door een gebrek aan respect in het algemeen en geweld in het bijzonder op de televisie. In hoeverre denkt U dat literatuur lezers al dan niet negatief kan beďnvloeden?
Joost Zwagerman: literatuur kan lezers negatief, positief, op allerlei manieren beďnvloeden. Misschien gaan lezers dankzij de boeken van Brusselmans wel fantasievoller schelden.
De Recensent: dient een auteur, volgens U, tijdens het schrijven rekening te houden met instabiele figuren die mogelijk een boek als 'Portnoys Complaint' zouden kunnen lezen als rechtvaardiging van een verwerpelijk gedachtengoed?
Joost Zwagerman: natuurlijk niet. Moet een schrijver tijdens het lezen rekening houden met instabiele figuren? Dan moet een schrijver ook rekening houden met kwaadwillende, figuren, dictatoriale figuren, hysterische figuren, sentimentele figuren en oversekste figuren. Nee, dan kan je wel aan de gang blijven. Een schrijver moet zich bekommeren om zijn idealen en ambities, zijn esthetische én morele criteria. Dát is genoeg.
Over het algemeen is de toon in 'Pornotheek Arcadië' mild. Zwagerman lijkt nergens uit te zijn op een controverse en zoekt vooral de nuance. Enkel als het over literaire recensenten gaat, schiet hij af en toe venijnig uit zijn slof. Volgens hem ontbreekt het recensenten aan visie en houden ze zich slechts bezig met het bijhouden van administratie. Ook windt Zwagerman zich op over het cultuurpessimisme van enkele auteurs.
De Recensent: in het essay 'Eeuwig Armageddon' weerlegt U het cultuurpessimisme van de schrijvers P.F. Thomése, Wessel te Gussinklo, Allard Schröder en Herman Franke middels een opsomming van eerder verschenen publicaties over de overname van de Echte Kunst door de massacultuur. U besluit met de conclusie: het is en blijft blaffen naar de maan (pag. 242). Tegelijkertijd lijkt U wél te sympathiseren met bovengenoemde schrijvers, alleen vindt U het naďef om fervent tegen de massacultuur te ageren omdat zij van alle tijden is en zal zijn. Vindt U het verspilde moeite van dergelijke schrijvers de (bijna) allesoverheersende massacultuur aan de kaak te stellen (veelal voor eigen parochie) of zijn dergelijke essays en de daaruit volgende discussies er wellicht juist de reden van dat de Echte Kunst nog bestaat?
Joost Zwagerman: ja, verspilde moeite. In 1965 schreef Bordewijk al dat een roman gemiddeld een 'levensduur' heeft van drie maanden. Toen dus al. Echte Kunst blijft altijd bestaan, het is alleen een illusie te denken dat er ooit veel mensen van zullen gaan houden.
'Pornotheek Arcadië' is een interessante bundeling. De schrijver toont zich erudiet zonder elitair over te komen. Zwagerman exceleert niet in verrassende, vernieuwende inzichten en geeft slechts sporadisch een eigenzinnige, scherpe mening weer. Wel laat hij de lezer op een aanstekelijke manier kennis nemen van de (Amerikaanse) literatuur en alles wat daarmee te maken heeft. De essays lijken dan ook met name geschreven te zijn voor 'de gewone man'.
De Recensent: waar bent U op dit moment mee bezig?
Joost Zwagerman: ik werk momenteel aan een bundel met columns en kleinere essays, 'Landschap met klein vuil', die medio januari 2001 zal verschijnen. Ook werk ik aan een gedichtenbundel ('Bekentenissen van de pseudomaan') en een roman ('Got it!').
Olaf Risee
|