Je weet het nog wel. Het was kerst, weet je nog. Het was kerst en de ooms waren er en de tantes waren er en jullie zaten met z'n allen rond de tafel, en er was gebonden champignonsoep, er was kalkoen met tamme kastanjes, en er was citroenbavarois toe. Daarna was er een kopje koffie met een bonbon en tante Corrie mocht de witte want tante Corrie houdt zo van wit, de ooms staken een sigaar op, opa stak een sigaar op, iemand zei: we kunnen best even tv kijken, iemand anders zei: hè nee, laten we gezellig een muziekje draaien en praten met elkaar en moeder vond dat laatste voorstel het best en ze zette een cd van Frans Bauer op. En toen de ooms en tantes weggingen werden er wangen gekust (drie keer), handen geschud, en er werd beloofd om het volgend jaar bij tante Corrie te vieren en tante Corrie lachte en zei: als ik dat haal, en de ooms lachten ook, en je moeder en je vader lachten ook en iedereen lachte, maar jij, je lachte niet. En dan weet je vast ook nog wel het volgende: dat het nieuwjaar was, en diezelfde ooms waren er verdomme weer, en de tantes ook, en er waren oliebollen en er was erwtensoep en oom Harry bleef dat maar snert noemen, en steeds vroeger hij weer: is er nog wat snert?, er waren grappige mannen op de televisie om wie iedereen moest lachen, en later was er vuurwerk en iedereen riep ooh en aah toen er vuurpijlen de lucht in gingen en boven in de lucht ontploften in groene en blauwe en gele en rode en oranje lichtspetters, en later werd er nog een tweede fles champagne opengetrokken, dat kon er best vanaf, we waren dit jaar zuinig geweest, er was heel de avond feestelijke muziek op de tv en moeder wilde de tv lekker hard en ze waagde zich aan een paar danspassen en de ooms werden een heel klein beetje dronken en tante Corrie ging liever ook niet al te laat naar huis.
Dan liever de januarieenzaamheid. Er zijn geen feesten meer. Niemand hoeft meer bij elkaar over de vloer. Je bent helemaal alleen, je eet niets, of misschien verschalk je een visje, een mens moet toch eten, het is tijd voor een goede cd, na alle rottigheid van de voorgaande dagen: je zet psi op.
psi behoort tot de orde der geluidencollectioneurs. De welopgevoede muziekliefhebber denkt dan onmiddellijk aan Jeff Wrench en The Brutum Fulmen, en ook aan House Music van Richard Youngs. En voor de minder welopgevoede muziekliefhebber: Jeff Wrench en zijn band The Brutum Fulmen werken volgens de poëtica dat ze nooit met traditionele instrumenten muziek maken. En dus gebruiken ze afvalbakken, piepende parkeergaragedeuren, industriële ventilators en gloeilampjes (die het stelletje belhamels aan gort mept met een hamer). Richard Youngs is een muzikant die soms uit een folk-achtig vaatje tapt, maar ook lange, herhalende soundscapes gemaakt heeft. Op House Music zwoer ook hij het gebruik van traditionele instrumenten af; hij maakte de muziek op die cd met wat voorhanden was in zijn huis (niet voor niets zette hij in de inlay: recorded in a house): onder andere een ovendeur, een schoorsteen en een verbogen bakplaat.
psi kent een zelfde soort abstractie, maar heeft iets dat de meeste andere van dit soort bands niet hebben: een onvermoede inzet van muzikaliteit! En dus komt door de abstracte geluidenbrij hier en daar een instrument gekropen; soms zelfs godbetert zoiets als een melodie of een ritme! Muziek even vervreemdend en onwerkelijk als een wijk in aanbouw, maar soms zie je ineens een bekende en het is misschien zelfs wel iemand die je graag mag.
De voorsprong die deze aanpak psi geeft op het gros van hun collega-geluidencollectioneurs wordt al duidelijk in het eerste nummer, met de raadselachtige titel 'The ___ who had begun his career'. Een vijftien minuten durende geluidscollage, die de luisteraar verbijsterd achterlaat. Stofzuigergeluiden worden gecombineerd met ingehouden bekkengekletter en geluiden van open en dichtgaande roestige hekken met voorzichtig gitaargetokkel. Soms waan je je in de oefenruimte van een of andere band die verveeld aan hun instrumenten plukt, of, in het geval van de drummer, erop slaat. Andere keren waan je je in een staalfabriek. Steeds is er een haast ondraaglijke spanning. Elk moment kan het loos gaan. Elk moment kan er toegeslagen worden. Er wordt niet toegeslagen. We gaan gewoon naar de fietsenmaker, we gaan naar het tweede nummer: 'as a useful ___ ' en de fietsenmaker zet een nieuwe bel op je fiets en rommelt wat met de kettingkast en rommelt wat met zijn sleutels en dan is je fiets weer helemaal op orde. En zo fietsen we voort. Zo fietsen we weg van de kerst en weg van oudjaar en weg van nieuwjaar en weg van de hele godvergeten kloteboel en we fietsen voorbij sinistere geluidsabstracties (bijvoorbeeld in 'of the ___ court'), langsheen ondraaglijke teringherrie (bijvoorbeeld in 'the ___ of'), we fietsen midden door Neubautens desolate industrieterrein (bijvoorbeeld in 'and the ___ of'), en we komen niets en niemand tegen dan toevallig voorbijgaande samples van radioprogramma's en even toevallig voorbijgaande gitaarloopjes, drumroffeltjes, bekkengekletter (alle nummers).
psi toont maar weer eens hoe onterecht het is dat geluidskunst zich ergens in de marge lijkt af te spelen. Niet alleen kent de geluidskunst een lange historie (denk aan Varèse, John Cage, Stockhausen - en zou het niet zo zijn dat men op maar van alles ramde voor er om te beginnen al zoiets als een muziekinstrument werd uitgevonden?), het kan ook -zeker zoals psi het gebruikt- bol staan van spanning. Weet alle kerstfilmellende ver achter je met deze thriller voor je oren. En de plaat heeft nog een tweede voordeel: onverwacht en ongewenst bezoek jaag je er binnen no-time de deur mee uit.
Tim Donker