Vriendje met een piemel
|
Ik heb voldoende redenen de poëziebundel van Philip Hoorne onderuit te schoppen. Enfin, die bundel van Hoorne is dus volkomen kut, zoveel is wel zeker. Nu alleen nog wat inhoudelijke argumentatie erbij zoeken, want objectiviteit staat bij deze recensent hoog in het vaandel. Hoe dit huis bij zichzelf naar binnen kijkt (uit: Winteravond) Bovenstaand fragment is typerend voor Niets met jou. Alles blijft klein, huiselijk, intiem. Hoorne’s thema’s bevinden zich tussen z’n eigen hypothecaire muren want: Vloeren moeten geboend, / schoenen gepoetst, kinderen gevoed, / buren vervloekt, minnaars gezoend, (uit: Vraagstuk). Tijdens het lezen van de bundel bekroop me met elke nieuwe pagina steeds meer het gevoel niet het werk van een dichter te lezen maar van een trouwe huisvader en echtgenoot die zo nu en dan ‘s een versje schrijft. En daar is niks mis mee. De vraag is alleen of Hoorne zijn huisvlijt zo overtuigend en origineel kan verwoorden, dat het ook boeiend is voor lezers die niet tot de directe kring van de auteur behoren. Het antwoord is nee. De bundel kent geen verrassingen, geen zinnen die je bijblijven – de deur van huize Hoorne staat altijd open en Philip trapt ‘m nog ‘s in. In het gedicht Dochter luidt het: Ze heeft alles en alles nog voor zich, / straks een vriendje met een piemel / en zelfgemaakte kindjes die dollen in de zon / op het zopas door opa gemaaid gazon. Let wel, er is hier dus geen sprake van zomaar een vriendje maar van een vriendje met een piemel. Ik heb het nagekeken en ik blijk zelf ook zo’n piemel te hebben (moeder Hoorne, houdt uw dochter binnen...). Natuurlijk snap zelfs ik dat pappa Hoorne hiermee zijn angst wil duiden dat z’n kleine meid over een paar jaar door drie fors geschapen negers... - nu ja, u begrijpt wat ik bedoel, maar poëzie wil het maar niet worden, laat staan zijn. In veel gedichten in de bundel wordt stevig op dit soort goedkoop effectbejag geleund. Spiegelbeeld, ditmaal over de zoon, begint met de regel Mijn zoon, lief kind, in hem zit een man verborgen, om te besluiten met Hij kijkt me aan en ik vraag me af of hij ziet dat diep in mij een kind als hij is blijven groeien. Weemoed scoort altijd, moet Philip gedacht hebben, en dat zal de lezer weten ook: Dan kijk ik even door het raam / en huil wellicht heel even, / nooit wil ik nog dood, / ik wil eeuwig blijven leven, zo eindigt Dochter. Ook het in beginsel heel aardige gedicht IJstijd gaat uiteindelijk ten onder aan grote woorden:
Als we ‘s avonds in bed stappen ligt ze al Ik zei dat het me speet maar weet Vragend grijp je naar mijn been IJzig staar ik naar het plafond IJstijd... koude hand... ijzig... bevroren... Toegeven, aan duidelijkheid geen gebrek, maar zoveel nadruk doet eerder denken aan een viersterren-diepvrieskist dan aan een gedicht. Volgens Gerrit Komrij, onder wiens redactie de bundel tot stand is gekomen, waren de gedichten van Hoorne de beste uit een grote stapel manuscripten. Dat geloof ik graag. Een rondje internet leert al snel dat het gemiddelde amateurgedicht nog beroerder is dan wat gebundeld is in Niets met jou, maar daarmee is meer gezegd over de kwaliteit van de andere gegadigden dan over het werk van Hoorne. Komrij staat, sinds hij het ambt van Dichter des Vaderlands geaccepteerd heeft, regelmatig wat al te gretig klaar om een (debuterend) dichter te omarmen, wat eerder tot een degradatie van poëzie leidt dan tot de promotie die Komrij voor ogen lijkt te hebben. Middelmaat is altijd erger dan slecht, en Hoorne stijgt nergens boven de middelmaat uit. Reden 6 om de bundel af te kraken is dan ook de bundel zelf. De lezer overvoeren met een overdaad aan weemoed, af en toe vrolijk leentjebuur spelen bij Kopland, Gorter en Gezelle, en aardig kunnen rijmen, maken nog geen goede gedichten. Het enige leuke gedicht uit de bundel is Lipide, een hilarisch eerbetoon aan chocopasta dat in de verte doet denken aan Cees Buddingh’. Meer van dit soort werk – zoals het in De Brakke Hond gepubliceerde Banalen - had Niets met jou een stuk beter verteerbaar gemaakt. |