Klauwen in de bank |
Artiest: Peter te Bos
Datum interview: 19-04-2002 Datum publicatie: 29-04-2002 |
In 1983 wonnen ze een gedeelde eerste prijs op een talentenjacht in een Amsterdamse discotheek. Van het prijzengeld, 500 gulden, werd besloten een single op te nemen. Drie uur studiotijd bleek echter ruim voldoende voor een compleet album. de Recensent: om maar meteen met de deur in huis te vallen: ik heb het internet afgestruind op zoek naar een Claw boys claw website, maar kon nauwelijks iets vinden? Ja, goed hè! [Lacht] Ik word een beetje gek van dat gewee-wee-wee de laatste tijd. Iedereen heeft vandaag de dag een website. Wat ik op veel websites tegen heb is dat ze uitgegroeid zijn tot een soort van folder op het scherm, niet interactief genoeg. Ik hou van websites waar je dingen mee kunt doen, die je zelf goed kunt sturen. Zelf ontwerp ik sinds een jaar of vier voor de website van Lowlands. Dat is erg leuk om te doen. de Recensent: het werd ook wel weer eens tijd, vind je niet? De laatste cd stamt alweer uit 1997. Is dat zo? How time flies! Ja dan wordt het inderdaad wel weer tijd. Toch was het een bewuste planning. Na de tour van Will-o-the-wisp hebben we nog de Marlboro Flashback tournee gedaan waarna we alle vier even zin hadden in iets anders. Geert had bijvoorbeeld het plan om bij Solex te gaan spelen, waar hij overigens nog speelt. Mark die wou zich gaan verdiepen in de dance- en John meer in de filmmuziek. Ikzelf vind niets zo leuk als het spelen in een band - je hebt toch een bepaald soort vrijheid en ongebondenheid. Maar ja ik verdiende er natuurlijk ook niet echt veel geld mee. Niet dat het me daar persé om gaat, maar ik wil ook wel een keer op vakantie. Dus ik heb me een tijdje puur alleen op de vormgeving gestort. En zo heeft elk van ons z'n ding gedaan. Maar dan begint het toch weer te kriebelen. Met John heb ik toen de afspraak gemaakt om het heel anders aan te pakken. We gunnen de nummers nu meer tijd om te kunnen rijpen. Sommige oude Claw boys claw-songs zijn te snel op de plaat gezet. Die nummers hadden langer moeten rijpen. Als je met de band aan het schrijven bent, krijg je vaak te maken met euforie. Vanuit het niets ontstaat al gauw een liedje. Vaak is er de volgende morgen weinig meer van die euforie over. Laat het een maand liggen, beluister het dan en verander dingen. Meestal zijn die veranderingen ook verbeteringen. Dat komt omdat de tijd er overheen is gegaan. Vandaar ook dat het nieuwe materiaal zo lang op zich heeft laten wachten. Ik moet bekennen dat het wel iets sneller had gekund, maar dat is een kwestie van prioriteiten stellen. de Recensent: hoe zijn jullie te werk gegaan bij deze nieuwe opnamen? Heel simplistisch gezegd gaat het zo: John komt aan met een riedel en ik brabbel daar wat op (in een vaag soort steenkolenengels) en dan ontstaat er een zanglijn. Aan de hand van die zanglijn maak ik mijn teksten. We hebben het ook wel eens andersom geprobeerd, maar dat werkte niet goed. Ronddolend persoon de Recensent: de plaatselijke platenboer kon mij maar twee titels uit jullie oeuvre leveren. Bestaat er nog wel een markt voor de muziek van Claw boys claw? Dat is een goed teken toch? Het betekent dat ze allemaal zijn uitverkocht. Het contract met EMI liep na Will-o-the-wisp af. Met deze demo moet ik weer de platenmaatschappijen af. En als ze niet geïnteresseerd zijn, dan brengen we de cd gewoon zelf uit. Wat ons oude werk betreft zijn we niet afhankelijk van een maatschappij, we hebben zelf de rechten. Dus het is aan ons om dat opnieuw uit te brengen. Maar als band kijken we toch liever vooruit. Toch zou het zeer aantrekkelijk zijn om Shocking shades of Claw boys claw (1984) opnieuw uit te brengen, ook omdat die nog nooit op cd is verschenen. Gezien de trend van gitaarbandjes uit New York etc, zal dat nog verkopen ook. Het publiek van vandaag is vrij divers, die tijdgeest moet je een beetje mee hebben. de Recensent: het woordenboek leerde mij dat het woord 'wisp' ook bos(je) betekent. Als we van die betekenis uitgaan hebben we dan niet te maken met 'de wil' of 'het testament' van Te Bos? Ik ben bekend met die betekenis maar vind het iets te ver gaan, al is het wel leuk gevonden. Will o the wisp is een Engels gezegde dat staat voor een ronddolend persoon. Trouwens als het mijn testament zou zijn, dan zou dat ook de laatste plaat zijn geweest en dat is bijlange na niet zo. |
de Recensent: de naam van Frank van der Weij duikt nogal eens op in jullie werk. Kun je iets over hem vertellen? Hij heeft een studio hier in Amsterdam, studio Orkater. Hij maakt zowel opnames voor symfonieorkesten als geluidscollages ter ondersteuning van het werk van kunstenaar Peter Zegveld. Daarnaast doet hij ook productie- en mixwerk voor bandjes die hij leuk vindt. Ik vind het ontzettend knap wat hij doet. Frank is zo'n persoon die om een uur of 8 's ochtends begint met de mix van een liedje en als je dan 's nachts terugkomt in de studio dan is hij daar nog steeds mee bezig. Als ík een nummer een keer of tien achter elkaar hoor, dan weet ik het wel. Maar hij is daar ontzettend punctueel in, en heeft er ook een goed gevoel voor. Daarnaast is het gewoon een geweldige jongen om mee samen te werken.
Zijn invloed op ons geluid is enorm groot. Toen wij bijvoorbeeld na de opnames van de laatste cd thuiskwamen - die cd is opgenomen in de Smecky Barrandov studio's in Praag waar ook de muziek voor de films van David Lynch is gemaakt - en de liedjes beluisterden, waren we niet echt tevreden. Frank heeft dat enorm weten op te krikken en ook een nieuwe richting uitgestuurd. Die malle Westbroek de Recensent: de televisie-uitzending van de Marlboro Flashback tournee, waarin jullie nummers van Iggy Pop coverden, eindigde met een hilarische scène waarin je Stairway to Heaven uitloopt en op straat eenzaam het slotakkoord van Seek and Destroy zingt. Lijkt je dat geen mooi beeldfragment voor het Journaal wanneer je overlijden word aangekondigd? Dat interesseert me geen reet! Om nu ook nog na je dood de regie te voeren vind ik een beetje egoïstisch. Dingen verwateren en verwelken zó snel. Een artiest van gisteren is de dag daarvoor al vergeten. Ik ga mezelf dan maar na: ik ben Herman Brood al lang vergeten, en die kende ik dan nog persoonlijk. Wat ik het belangrijkst vind is dat diegene die ik achter laat, waar ik dan wel echt wat mee heb, dat die zoiets hebben van: godverdomme, het is jammer dat hij er niet meer is, want het was toch wel een leuke jongen. [Bedeest:] dat zijn er maar twee hoor. Nee, als ik er straks, over een jaar of 100, niet meer ben, dan zal niemand meer weten wie ik was of wat ik heb gedaan. Ik verbeeld me niets! de Recensent: was die scène eigenlijk voorbereid? Nee, dat soort dingen gebeuren me gewoon. Ik heb altijd ontzettend graag gewild om het publiek en de band in elkaar op te laten gaan. Dus dat je van je voetstuk afdaalt en je tussen het publiek begeeft. Ik ben van mening dat elke artiest dat zou moeten doen. Ik vind het een beetje gemakkelijk om met een vlag te gaan staan zwaaien, zoals Bono dat in der tijd deed. Je moet er gewoon in springen! Eddie Vedder sprong toch ook bij Pinkpop van de toren het publiek in. Het heeft alles te maken met lef. Dit soort gevoelens komen altijd bij me los als ik op een podium sta en daardoor ga ik lopen, of klimmen, ik moet dan gewoon iets doen. Vandaar ook dat ik dat café van die malle Westbroek gewoon uit liep. Augurk op het affiche de Recensent: wat doe je verder nog op het grafische vlak? Ik werk voor uitgeverij Luitingh Sijthof, daar maak ik boekomslagen op freelance basis. Ik doe ook voor een groot gedeelte hun pocketline, de zogenaamde Poemapockets. Daar verdien ik nu mijn brood mee.de Recensent: heb je iets met de producten waar je voor ontwerpt? Ja, altijd! Het is zo dat de opdrachtgever naar mij komt en zegt van: hier is het boek en een synopsis, doe maar een voorstel. Het is heel anders dan wat ik maak voor bijvoorbeeld het NPI of voor Lowlands. Dat werk is veel vrijer. Als je bijvoorbeeld een boekomslag ontwerpt voor John le Carré, dan zit dat toch in een bepaalde sfeer. Bij Lowlands zou je bij wijze van spreken een augurk op het affiche kunnen zetten, terwijl dat totaal geen relatie heeft met het festival of met het maken van muziek. Maar ik kan het wel doen! In het geval van Le Carré kan ik dat onmogelijk doen. In de meest gevallen zijn dat spionageverhalen en dan kan je er geen tomaat of augurk op het omslag zetten. de Recensent: je hebt ook een aantal beeldmerken ontworpen voor o.a: de Urban dance squad, De dopegezinde gemeente en De Kunstbende. Wat me opvalt is dat dit werk opmerkelijk veel overeenkomsten vertoont. Zijn die ontwerpen inmiddels niet achterhaalt? Nee, vind ik niet. Ze zijn natuurlijk wel in een bepaalde tijd gemaakt. Maar uit het feit dat een organisatie als de Kunstbende er nog steeds gebruik van maakt blijkt toch wel dat het zijn tijd goed heeft doorstaan. Ook het Claw boys claw-logo vind ik nog steeds erg sterk. Al moet je daar wel zo nu en dan een beetje mee spelen. Het artwork voor Claw boys claw had elke plaat een ander logo. [Lacht.] Dat is marketingtechnisch gezien natuurlijk een slechte zaak, maar wij vinden het leuk om dat steeds te veranderen. Je bent eigen baas, dus waarom niet? de Recensent: tot slot nog een tweetal stellingen: Als je van Sugar, Nipple en Will o the wisp een compilatie zou branden, dan heb je een cd die de concurrentie aan kan met vergelijkbare bands wereldwijd.Dit is: Claw boys claw zonder Peter te Bos is: Ik denk dat ze dan op zoek moeten gaan naar een andere zanger en het liefst een zangeres. Gewoon een wilde dame, dan komt alles goed. |
Niets van deze pagina's mag worden overgenomen zonder uitdrukkelijke toestemming van de auteur. copyright © de Recensent 2000-2002 |