|
|
|
|
Je hoort vaak dat mensen die een bijnadoodervaring hebben hun hele leven in een paar seconden aan hun geestesoog voorbij zien trekken. Ik had vanavond een wel heel bijzondere bijnadoodervaring: murw geslagen door een chaotische techno beat heb ik vanavond in de Effenaar de hele avond het leven van een ander voorbij zien trekken; verdeeld over zes symmetrisch verhangen schermen keek ik naar de live gemixte beelden van VJ Oxygen, aka Olga Mink.
Niet dat de beelden die Oxygen gebruikt autobiografisch zijn: het zijn samples en zelfvervaardigde computerbeelden welke ze in sneltempo afwisselt en door elkaar mixt, schijnbaar op de maat van de pompende muziek. Beelden die soms willekeurig lijken, en soms ook niet: haar bronmateriaal varieert van oude stomme films tot Bauhausachtige tekstbewerkingen en wireframed gerenderde 3D animaties: allemaal ritmisch door elkaar gebruikt zodat zich af en toe door de chaos een esthetisch geheel doet gelden. Een esthetiek die op zijn plek is hier en toch ook weer niet; de vanzelfsprekendheid waarmee het beeldbehang door het betonmuziek minnende publiek ter kennisgeving wordt aangenomen werkt een mens al snel op de zenuwen.
Maar zo gaat dat in technoland. De spookverschijningen die de boel draaiend houden - de VJ, de lichtmensen, de geluidstechnicus - het zijn slechts schimmen die achter de coulissen rondspoken waarvan de doorsnee keilboutenbeatliefhebber niets weet. Deze hebben wel wat beters te doen in het weekeinde als ze hun dagelijkse beslommeringen van zich af trancen. De zwetende stampofielen lijken niet bijzonder geïnteresseerd in de projecties van VJ Oxygen, wellicht omdat hun hersenen slechts een monotone input kunnen vatten. De omkering der zinnen die Rimbaud voor ogen stond is aan hen niet besteed. Hier zwaait de verdoving de scepter, en is het de monotone dreun van de herhaling die de hormonen laat capituleren.
Slechts een enkeling dwaalt af en toe met de ogen naar de beeldenvloed, en dat is maar goed ook. Want het werk van VJ Oxygen is eigenlijk te bijzonder om aan dit zootje poederpoepers te voeren. Ik heb - deels uit verveling - dan ook de rest van de avond maar doorgebracht met het uitdelen van wat corrigerende tikken aan die dreunslaven die even de ogen op een kiertje open deden. De Effenaar veranderde in een machtig galjoen waar honderden gehometrainde bezwete slaven met de ogen gesloten door mijn machtige paukslagen blind de woelige baren over joegen terwijl het ijle visuele gezang van Oxygen hen probeerde wakker te schudden. Vergeefs! Dat wil zeggen, tot de bewaking mij in de kladden greep, had ik het schip nog volledig onder controle.
Terug naar het werk van VJ Oxygen. Ik heb de rest van de avond van buiten door het raam naar haar werk moeten kijken. Frisse lucht doet een mens goed! En de deels op mystiek gestoelde beelden waarmee Oxygen speelt hebben geen opdringerige dreun nodig om tot hun recht te kunnen komen. Een eigenaardige mengeling van nostalgie en pixelkunst, een soort gestalt-romantiek in moderne vormgeving; het is duidelijk dat Oxygen een eigen stijl heeft weten te creëren die zich niet direct in een stroming vast laat pinnen.
Toch komt het werk van een VJ het beste in zo’n dynamische omgeving tot zijn recht. Je kunt je afvragen hoeveel zin het heeft om live in een karig bezochte museumruimte met zulke snelheden beelden aan elkaar te mixen. De vraag of een VJ bestaansrecht heeft buiten de beproefde omgeving van het dansfeest is dan ook een interessante vraag die niet zo een-twee-drie te beantwoorden valt. Je komt al snel op een vrij gezapige discussie uit die analoog loopt aan de vraag of een diskjockey zichzelf ook tot de orde der muzikanten mag rekenen. Het antwoord op die vraag lijkt me vrij eenduidig: het is afhankelijk van de kwaliteit van het werk. De meeste muzikanten zullen bleek afsteken als je ze vergelijkt met de beste diskjockeys, en hetzelfde patroon kun je hervinden in de videokunst – een toch wat eigenaardig petekindje van de moderne kunst.
De meeste videokunst is namelijk, naar de mening van tenminste deze recensent, niet om aan te zien. Ik heb een gouden regel die ik altijd toepas als ik naar welk kunstwerk dan ook kijk: het moet mij binnen drie seconden weten te boeien. Dat kun je zien als een modernistische en wellicht zelfs oppervlakkige instelling; de verwende consument die op zijn wenken bediend wil worden, de luie recensent die niet weet dat je moet ‘leren kijken’ naar een bepaald kunstwerk, dat een werk incubatietijd nodig heeft om op de zinnen in te werken...
|
|
Jongens, het heeft absoluut geen zin om met zulke argumenten bij deze recensent aan te komen zetten. Ik beroep mij namelijk op een literaire opvoeding. De openingsfase van de roman is de belangrijkste fase uit het hele boek. Een relatie die slecht begint wordt nooit wat. Een slecht geopende schaakstelling valt niet te winnen als je tegen een tegenstander van formaat speelt. En ik hou mij liever verre van de pedagogiek: ik wil helemaal niet ‘leren kijken’ naar kunstwerken. Dat is namelijk mijn taak niet. Het is een zwaktebod om te beweren dat een kunstwerk pas waardig wordt als de bekijker ‘anders leert kijken’ – het is immers de bedoeling dat de kracht van het kunstwerk dat al zelf veroorzaakt.
Maar ik dwaal af. Het spreekt eigenlijk voor zich dat de meeste ‘videokunst’ per definitie gezapig is. Het zou eerder alarmerend zijn als de videokunst in deze een uitzondering was geweest op andere kunstbroeders. Zo heeft ook de VJ-kunst bepaalde stijlkenmerken die bepalen dat iets tot die categorie behoort. Zoals bij alle stijlkenmerken is het soms moeilijk het kenmerk te scheiden van het cliché; het zou bijvoorbeeld erg makkelijk zijn te roepen dat het afgezaagd is voor een VJ om in snel tempo beelden te wisselen, maar dit is nu eenmaal eigen aan het medium. Je moet het werk dus binnen dit gegeven kader bekijken, en dan valt er door de bank genomen nog genoeg te zeggen over de originaliteit of oorspronkelijkheid van een bepaalde aanpak.
Het werk van VJ Oxygen laat zich typeren als een soortement van tragisch pixelrealisme welke zich mengt met vrij minimalistische beeldmanipulaties en vormgeving. Soms mengen zich indringende tragische beelden met allerlei computerstructuren; soms ook is juist de eenvoud van het gebruikte beeld de kracht van het werk van Oxygen. Zij beheerst de kunst om zoiets simpels als een aftellende hand tot een indrukwekkend beeld te maken, puur door de toeschouwer zich bewust te maken van de ritmiek van eenvoudige vormen. Het vaak doeltreffende gebruik van ‘boodschappen’ in de vorm van korte tekstfragmenten is een andere sterke kant van Oxygen. Zorgvuldig gekozen en gesitueerde teksten vormen al snel een soort beeldpoëzie in samenwerking met de dramatische en ook neutrale beelden, allemaal culminerend in een levendige ritmiek.
In het dagelijks leven, als ze haar zuurstofmasker even in de la laat liggen, is Olga Mink ook werkzaam als beeldend kunstenares, en maakt ze installaties die meestal relateren aan het medium video. Ik heb verscheidene van deze installaties bezocht en ook hier weer is de kracht van Olga’s werk de ritmiek, de schijnbare eenvoud van de gebruikte beelden en de originele wijze waarop zij deze op de omgeving weet toe te passen. Vaak gebruikt zij het principe van de verknipte herhaling: beelden worden gefaseerd geprojecteerd waardoor de hele installatie een soort perpetuum mobile wordt die de tragiek van een vaak eenvoudige beweging heel helder weet te vatten. En dat is knap. Knap is ook dat zij de wisselslag tussen de verstilde ruimte en een dynamische happening zonder het verlies van bepaalde stijlkenmerken weet te maken.
Haar website (www.videology.nu) is een kunstwerkje op zich – een verademing in vormgeving tussen alle swish verboerde flashsites door. Ik hoop dat Olga deze veelzijdigheid weet vast te houden en zo weerstandloos haar visie naar verschillende media kan blijven vertalen, want dat zie je niet al te vaak in kunstenland. Heb ik dan helemaal geen kritische noot te kraken dit keer? Och, natuurlijk wel. Een paar dingen: soms gebruikt Mink als VJ wat te vaak nummercombinaties zoals je die ook soms wel als grap op het web terugziet: een op hol geslagen teller. Onnodig, want de ritmiek is al overduidelijk in de rest van de beelden aanwezig en als mystiek element heeft zo’n reeks nummers weinig aan haar werk toe te voegen. Datzelfde geldt ook zo’n beetje voor de streepjescodes die ik voorbij zag flitsen en ook het spaarzaam gebruikte stripfiguurtje kon ik niet echt plaatsen. Misschien zou ze ook eens de lijn kunnen slechten tussen haar VJ werk en het werk wat ze in expositieruimtes maakt – anderzijds zou ik ook wel eens benieuwd zijn naar bijvoorbeeld een korte film van haar hand. Niet direct haar specialistisch veld maar misschien juist daarom het overwegen waard.
Tenslotte nog één tip voor die mensen die ook graag kunstfilms willen maken: ga alsjeblieft niet ‘schilderen met je camera’ zoals duizenden verveelde kunstacademiestudenten dat graag op een zondagmiddag plegen te doen. Dan beloof ik stellig dat ik nooit zal gaan kantklossen met mijn pen.
M.H. Benders
|
|
|
|
|