Blowjobs & lesbo's
(but it's all inside your head, she said to me) |
Afgelopen weekend vond de tweede editie van het Music in my head-festival plaats. Met waarderingscijfers 1 tot en met 10 in het achterhoofd voert de Recensent langzaam de spanning op. 1. Beperkte vrijheid van deze pers De organisatie van het festival krijgt een 1, vanwege het niet serieus nemen van de Recensent. Nu doet ondergetekende dit ook niet altijd, maar dat kost geen 47 euro. Geen pers- of vrijkaartjes dus. Hoe kan ik dan nog onbevooroordeeld het festival recenseren? Wedden dat ik met een sneer naar de organisatie begin. 2. Veel geklets, weinig Echo Ian McCulloch verdient een 2 dankzij het laatste kwartier van zijn optreden, waarin hij twee Lou Reed-covers en de Echo-hit Lipps like Sugar speelde. Maar voor het zover was, moest het publiek en de artiest zich door veel geklets heenslaan. De voormalige Echo & the Bunnymen ergerde zich aan het kletsende publiek en liet dit meermaals weten. Ondertussen ergerde het publiek zich aan de lange onverstaanbare praatjes die McCulloch tussen zijn onbekende solowerk doormompelde. Behalve die 20 diehardfans vooraan, stond de zaal vol kalende mannen op zoek naar een vleugje jeugd. Mannen; zet thuis die ouwe Echo-platen nog maar eens op. En McCulloch; clean up your act of ga ook maar naar huis plaatjes draaien. 3. Haagse gasten ‘Weet je wat, we vragen wat Haagse muzikanten om elke band aan te kondigen.’ Leuk idee, alleen is een muzikant heel wat anders dan een presentator. De gastpresentatoren waren ingehuurd voor de afwisseling, maar het gehakkel over de voor hen onbekende bandjes werkte enkel storend. Zelfs Henk Koorn (Hallo Venray) bakt niet veel van zijn aankondiging van Dayna Kurtz. ‘Een maand geleden kende ik haar nog niet, maar haar cd klonk wel interessant.’ Volgende keer graag wat goede sprekers, organisatie. Neem bijvoorbeeld Jan Douwe, die liep nu toch maar werkloos rond. 4. Van de tractor geplukt Maximilian Hecker komt uit Duitsland en maakt muziek met zijn bandje. Lekker dissonant en met expres een paar valse noten. Op zich niet zo opmerkelijk tot je de drummer ziet. De jongen is dezelfde ochtend nog van de tractor geplukt door zijn artistiekerige bandleden. Hij is vast trots op zijn vlassnorretje, zijn houthakkershemd en zijn pet (reclame van een bandenfabrikant?). ‘Laat je niet misleiden door het uiterlijk,’ prent ik mezelf in en luister naar de band. Ik hoor af en toe een aardig piano of gitaarliedje. Maar ik heb vooral oog voor de rare drummer. Als het me eindelijk lukt om om deze opmerkelijke verschijning heen te luisteren ontdek ik de keyboardspeler; het type mooie jongen. Hij staat met een stoïcijns hoofd en zijn armen over elkaar de zaal in te turen. Zo nu en dan raakt hij per ongeluk de toetsen aan. Een 4 voor uitstraling, maar ’t is wel lachen. 5. Teveel potentie Vrijdag- en zaterdagavond tussen half tien en kwart voor tien valt er een gat in de programmering. Alleen in de kleine zaal speelt wat, maar die zit bomvol. Om het hoekje kun je een glimp van de excentrieke Ericka Stucky of de interessante Seeds opvangen. Net genoeg om te weten dat je misschien een goed concert mist. 6. Blowjobs Een 6 voor de opvallende aanwezigheid van blazers op dit singer-song/bandjes festival. De altijd al opmerkelijke Nederlandse gitaarband Incense begon al goed met vier blazers (waaronder een dwarsfluitist!). Daarna kwam het oude Morphine in nieuwe vorm met haar stoomschipsaxofoon. Nadat hun voorman Mark Sandman in 1999 op het podium in elkaar zakte, werd Twinemen opgericht. Twinemen maakte haar Nederlandse debuut met een goed optreden. De dubbelloopse sax van Dan Colley (hij heeft geregeld twee saxen in zijn mond) is gebleven en levert bekend geluid. Vooral in de uptempo nummers komt het publiek wat los. Op de plek van Sandman staat nu zangeres Laurie Sargent die in de stevige nummers aan Patti Smith doet denken, maar in de slome songs te sophisticated overkomt. 7. Stage 4 De organisatie deed er verstandig aan een vierde ruimte in te richten, waarmee ze deze 7 scoren. De hoofdingang van het Theater aan het Spui had men naar voren verplaatst, waardoor een buitenterras ontstond. Zonder gestoord te worden door bandjesherrie werd hier genoten van het prachtige weer en het niet-waterige bier (opmerkelijk voor een festival). Prachtig weer, maar waarom heeft die bebaarde jongen hier zijn muts nog op? 8. Hoofdacts Badly Drawn Boy is blijkbaar geen heethoofd. Ook binnen op het podium houdt hij zijn gebreide muts op. Het is blijkbaar zijn handelsmerk, al zou ik die eerder zoeken in zijn rafelige songs. Naast wat Bush-geblèr, maakt hij grapjes en praatjes tussendoor. Het schept sfeer, maar zijn songs eisen de grootste aandacht. Sterk, indrukwekkend, maar tegelijkertijd losjes en laconiek. BDB maakt zijn naam als hoofdact waar. De avond erop doet Hooverphonic dat, maar met geheel andere middelen. De rocky triphopgroep uit Vlaanderen heeft ondertussen een behoorlijke aanhang en een groot aantal lekkere meezingers (Sometimes). Ondanks dat de zangeres, Geike Arnaert, zowat achter haar microfoonstandaard past, heeft ze toch podiumpersoonlijkheid en weet ze het publiek goed te vermaken. Dankzij een prachtplaat en wat interviews waren de verwachtingen het hoogst gespannen voor het optreden van Dayna Kurtz & band. Ze voldoet aan de verwachtingen door een goed optreden te verzorgen. De songs van Postcards from downtown krijgen een mooie uitvoering. Behalve de solo-nummers die ze zingt, wordt het echter nergens zo aangrijpend als op haar intieme plaat. 9. Voor durf Op enkele minpuntjes na (1, 3, 5), verdient de organisatie uiteindelijk een 9 voor het gedurfde programma. Behalve een mislukte nostalgische trip (2) en een verdwaalde tractorbestuurder (4) heb ik geen slechte muziek gehoord. Net als vorig jaar moet het festival het hebben van de onbekende namen die door hun optredens een plek in je hoofd krijgen. Al is het maar van een half concert (Athlete, I am Kloot) of van even langslopen (Kashmir). De enkele bekende namen voldeden meer dan gemiddeld (8) en de verrassingen bleven niet uit (10): 10. De eenzame zanger en de lesbo’s Ik had nog nooit van Jesse Malin gehoord, laat staan van zijn vroegere punkband D Generation. Het programmaboekje strooit met namen; Bruce Springsteen, Neil Young, Ryan Adams. Vooral de laatste (ook Malins producer) lijkt een voorbeeld qua ruige singer-songwriter muziek met hoog beatpoets gehalte. Springsteen hoorde ik terug in de piano-songs en natuurlijk in de cover Hungry heart. Young heb ik niet kunnen ontdekken, maar wel iemand als Steve Forbert, al zal Malin niet blij zijn dat ik hem vergelijk met deze ondertussen naar de country afgezakte ouwe nieuwe Dylan. Om het af te maken gooi ik er nog één vergelijking tegenaan; Soul Asylum, maar dan enkel het stemgeluid. Malin geeft een heerlijk optreden met relaxte praatjes tussendoor. Een tip voor het volgende festival (Crossing Border) van deze organisatie: Jesse Malin werkt aan een spoken word-album. |