Kutboekje met mooie kutgedichten
|
Uit de mond van Antjie Krog klinkt het woord ‘kut’ als zuivere poëzie. Wie haar eens heeft horen voordragen, weet wat ik bedoel. In haar gedichten en in haar voordracht weet ze zoveel lading aan dat woord te geven, dat alle betekenissen oergevoelens en connotaties die dat woord teweegbrengt, meeresoneren. Onlangs verscheen bij Uitgeverij Passage een bloemlezing met ‘poëzie over de vrouwelijke genitaliën’, samengesteld door de jonge dichters Tsead Bruinja en Daniël Dee. Antjie Krog staat er niet in. Op zichzelf is dit al reden voor een flink vraagteken. Maar de publicatie roept meerdere vragen op. Alles maar eens op een rijtje gezet. 1. Waarom deze bloemlezing? Dat is natuurlijk altijd de vraag. Zelf ben ik zeer bedreven in het samenstellen van overzichten van de muziek waar ik naar luister. Gedichten die ik mooi vind, schrijf ik over in een schriftje. Maar juist omdat mijn keuzes persoonlijk zijn en afhankelijk van mijn stemming, zijn deze bloemlezingen weinig interessant voor derden. Het openbaar maken van dergelijke keuzes moet dus een dwingende reden hebben. De samenstellers geven zelf het antwoord in hun verantwoording: ‘Het gaat hier natuurlijk om het puur op opportunistische gronden meeliften van de populariteit van bloemlezingen’(de taalkundige kromheid van deze zin laat ik buiten beschouwing). Het draait dus heel ordinair om geld. Een minder nobel motief dan bijvoorbeeld ‘de poëzie promoten’ (hoewel dat als nevenargument mee zal spelen) maar niet minder legitiem. Een tweede reden is, in de woorden van de samenstellers, dat ‘de kut ook nu nog een fascinerend onderwerp blijft voor zowel mannen als vrouwen. Al was het alleen maar omdat we via deze weg onze oorsprong hebben verkregen’(we letten ook nu niet op stijl). Daar valt niets tegenin te brengen. 2. Waarom moet u deze bundel kopen? Ik weet het niet. Het boek is vormgegeven als een kadoboekje. Slappe kaft, knalroze met een grillig zwart vrouwensysmbool op de voorkant. De bundel is aan de dure kant (de prijs van een normale dichtbundel), en die prijs wordt niet gerechtvaardigd door de uitgave. Dat moeten dus wel verdraaid goede gedichten zijn, die u aangeboden worden. De uitgever mikt misschien op het brede publiek dat de middelbare scholen bevolkt en dat tóch poëzie moet lezen. 3. Waarom zeuren samenstellers zo? Gerrit Komrij klaagde bij de presentatie van zijn laatste bloemlezing dat het geen lolletje is om een bloemlezing samen te stellen. Je moet al die dichtbundels lézen. Tsead Bruinja en Daniël Dee beginnen al in de derde zin van hun verantwoording op een soortgelijke manier te zuchten. Het is natuurlijk werken, beste bloemlezers, maar ik zou geen mooier werk kunnen verzinnen. 4. Waarom is deze bundel samengesteld door twee mannen? Mannen die zich in alle ernst buigen over het intiemste lichaamsdeel van de vrouw hebben altijd iets koddigs. Het is de blik van de buitenstaander. Maar toegegeven, om een mooi gedicht over het vrouwelijk geslachtsdeel te kunnen begrijpen (of schrijven), hoef je geen vrouw te zijn. 5. Is de bundel inhoudelijk interessant? De verleiding is groot een vergelijking te maken tussen de manier waarop mannen over ‘de kut’ dichten, en vrouwen. De verschillen zijn evident: mannen hebben er geen, vrouwen wel. Er zijn zeer veel poëtische gedachten te verbinden aan het vrouwelijk geslacht: de samenstellers tonen dat overtuigend aan in hun inleiding, waarin ze een kort thematisch overzicht geven. Naast de evidente erotische gedichten, vindt men ook meer filosofische en politieke verzen (het vrouwelijk geslacht als machtsmiddel) en humor. Dat er ook zeer veel synoniemen voor het orgaan bestaan, toont Jules Deelder in het ‘Kutgedicht’ waarmee hij zich onsterfelijk heeft gemaakt. Veel opgenomen gedichten zijn erg de moeite waard. Evergreens van Herman de Coninck en Rutger Kopland komen langs, en de meester van het erotische gedicht, Hugo Claus, is met een heel sterk gedicht vertegenwoordigd. Neeltje van Beveren, die afgelopen najaar debuteerde met de bundel Alles voor de vorm, levert een gedicht met mooie regels (‘ik je buik terwijl het hoofd balans opmaakt en noten kraakt/draai zachtjes met de aarde rondjes om de zon’), maar dat als geheel niet overtuigt omdat de grilligheid het wint van de zeggingskracht. Sommige gedichten zijn speciaal voor deze bundel geschreven door nog ongebundelde dichters. Tjitske Mussche bijvoorbeeld, zij bewijst in ‘Plankenkoorts’ haar talent, met regels die uitnodigen tot hardop voorlezen en een mooi gebruik van onsterfelijke regels van Gorter: (...) en ook wel van je kraagje dat daar zo Tjitske Mussche, p. 68 Een mislukte parodie is Nanne Nauta’s ‘De hoeder de vrouw’, naar Nijhoff. Niet alleen omdat je van verveling zucht bij wéér een parodie op dat gedicht, maar ook omdat het gedicht plat is, op een nogal voorspelbare manier. O, dacht ik, o, nu gaat mijn zaad teloor. Kom klaar, zong zij, mijn mond zal het bewaren. Nanne Nauta, p. 69 Geef mij dan maar de platheid van het gedicht van Diana Ozon (‘Jah Tampon & De menstruatie dub’), die met veel meer verve en humor is opgetekend. Soms ook is een gedicht er nogal geforceerd bij gezet. Het gedicht van Alfred Schaffer (‘Het ijs is gebroken’) bijvoorbeeld is heel indringend. Strikt genomen hoort het niet in deze bundel; het heeft een erotische connotatie, maar het is moeilijk vol te houden dat ‘de kut’ onderwerp, of zelfs maar onderdeel is van dit gedicht. Toch had ik het niet willen missen. Dus: inhoudelijk interessant? Ja. Dat kan ook moeilijk anders als je bloemleest uit de Nederlandse poëzie, dat is een schatkamer. Het schokeffect dat een ‘kutgedicht’ in een normale bundel teweegbrengt (‘jemig, dit gedicht gaat gewoon over...’), gaat teloor, sterker nog: je zoekt in elk gedicht naar de vagina, en dat is een beetje jammer. Van sommige dichters zijn betere keuzes denkbaar, met name De Coninck heeft veel mooier over het vrouwelijk geslacht geschreven dan in het opgenomen gedicht. Verder is de bundel niet compleet; de samenstellers verontschuldigen zich al bij voorbaat. Dat is geen ramp, maar jammer blijft het. Antjie Krog had niet mogen ontbreken. 6. Waarom is de kut een fascinerend onderwerp? Elk onderwerp is fascinerend. Zeker in de poëzie. Er zal dus nog een oneindige reeks bloemlezingen volgen (volgend jaar van dezelfde samenstellers de ‘Klotegedichten’), allemaal even overbodig als deze, maar allemaal ter viering en promotie van de poëzie, en dat moet het maar vergoeden. |