Het mannelijk onvermogen zichtbaar gemaakt door het Volk
|
In de groezelige toneelkamer is het een rotzooi: lege blikken, papieren, overal flessen met frisdrank dan wel pis. Drie bedden staan, gescheiden van elkaar, midden op de speelvloer. Metalen frames met daarop versleten, kale matrassen. Het is het thuis van de Kaaljakkers van de Haarlemse toneelgroep Het Volk, die hun vijfentwintigjarig toneeljubileum viert met een reprise van dit stuk uit 1990. De spelers en tevens schrijvers van Het Volk zijn Bert Bunschoten en de broers Joep en Wigbolt Kruijver. De drie bewoners van het armzalige onderkomen hebben geen namen. Ze zijn ze vergeten. De mannen maken geen deel meer uit van de maatschappij, ze hebben nauwelijks doelen, maar wel angsten. Vooral Wigbolt. Zijn huiltoontje doet denken aan een driejarig kind, zijn pisfles klemt hij heel de voorstelling tegen zich aan als was het zijn geliefde teddybeertje. Wigbolt heeft angstdromen over zijn jeugd, die als hij slaapt, door zijn mede-acteurs vervaarlijk in beeld gebracht worden. Joep bestrijdt zijn angsten door bijbellezen en dan bij voorkeur de meer pikante verhalen uit het Oude Testament. Seksualiteit houdt hem bezig, hoewel hij geen pogingen onderneemt om dat verlangen te verwezenlijken. Of het moest de manier zijn waarop hij, schijnbaar onbedoeld, bij zijn medekaaljakkers in bed kruipt. De beide anderen zijn daar overigens niet van gediend. Alles wat te dicht bij komt, wordt direct afgewezen. De conversatie gaat dan ook over onbenulligheden, die op zichzelf weer nergens over gaan. Maar de heren weten het zo uit te kauwen, dat het publiek zich kostelijk amuseert. Niet in de laatste plaats door de vele woordspelingen, al is het mopje er aan het eind wel een beetje af. Bert is de ultieme woordenverhaspelaar en hij doet dat met een autoriteit waar niets tegen in te brengen is. Zijn teksten zijn rijk gelardeerd met verkeerd gebruikte woorden. Het lijkt erop alsof hij, als enige van de drie, nog wat perspectieven heeft. Hij leest boeken en probeert met die wijsheid de andere twee te intimideren. Of te imiteren, zoals hij zelf ongetwijfeld zou zeggen. Zijn droom gaat echter niet verder dan een tweedehands videorecorder. Anti-macho's zijn ze alledrie. Er is nauwelijks sprake van een plot, maar er zit net genoeg verhaal in de voorstelling om te blijven boeien. Het mannelijk onvermogen, zoals de schrijvers zelf hun thema verwoorden, wordt pijnlijk duidelijk tijdens deze voorstelling. Nergens is er kracht te ontdekken, of ondernemingszin. Zelfs de strijdvaardigheid die even opflakkert, gaat ten onder aan lethargie. Toch volgt het publiek de jeremiades op het toneel ademloos. Dat is te danken aan de humor, die overal onder loopt en die het stuk meer dan draaglijk maakt. Ook ik heb op het puntje van m'n stoel gezeten om niets te missen. De enige keer dat ik afhaakte, was toen Wigbolt de kalknagel van zijn grote teen ging bijwerken. Dat was me -op rij twee- net even iets te realistisch. 'Het mannelijk onvermogen in 8 toneelstukken', jubileumuitgave met toneelteksten en een foto overzicht van 25 jaar Het Volk. Prachtig uitgegeven bij uitgeverij In de Knipscheer ISBN 90-6265-530-0 Marjon Sarneel |