Orakeltaal
|
Sinds Hamlet zijn vriend Horatio toevoegde dat er meer is tussen hemel en aarde 'than dreamt of in your philosophy' is deze uitdrukking gaan staan voor alles wat vaag of zweverig is. Zeker in Hamlets tijd waren hemel en aarde ijkpunten in een mensenleven, van beiden was men het bestaan zeker. Wat zich daartussen bevond en bevindt zijn dromen, geestesverschijningen en andere fenomenen die het verstand tartten. Ook poëzie bevindt zich vaak in dit gebied, hoewel zij toch wezenlijk verschilt van zoiets als een geestverschijning. Moeilijk te duiden is zij echter vaak wel. Bovendien wordt haar soms ook een middelende functie tussen aarde en hemel toegedacht. Ook Jana Beranová's nieuwe dichtbundel, Tussen aarde en hemel, mag zich met recht in dit schemerige tussengebied plaatsen, zowel wat betreft duidbaarheid als wat betreft de thematiek van het middelen. Het zwaartepunt ligt, zoals de inversie in de titel aangeeft, in deze poëzie min of meer op de aarde. Beranová schrijft over de stad, over beton, over de aardse moedergodin. In alles lijkt echter het overbruggend aspect de overhand te hebben. Moedergodinnen zijn gevers van leven, maar van oudsher ook verbonden met de dood, zoals ook de later in de bundel opduikende treurwilg. Ook kraaien en uiteraard een brug wijzen naar een dergelijke boodschappersymboliek. Het mooist echter wordt het op aarde zijn en reiken naar de hemel verwoordt in het juist niet zo aards gerichte De grote boom: De grote boom Een nieuwe Nurejev is opgestaan. Blote voeten raken amper de grond, als wangen van een opgewonden Zon en regen, hagel en storm Geen adders onder het gras krijgen hij heerst, opgepoetst en opgedoft, leggen, spottend met zwaartezin. Geen alleen zijn wortels nog. (p.14) Niet verbazingwekkend spelen ook kunst en kunstwerken een grote rol in Tussen aarde en hemel. Kunst wordt al eeuwenlang een boodschappende rol toegedacht en niet zelden zagen kunstenaars zich als welhaast profetische middelaars tussen hemel en aarde. Hoewel de dichteres dat zelf nergens expliciteert, is de veel voorkomende rol van kunst (het merendeel van de gedichten is geschreven naar aanleiding van een kunstwerk, of beschrijft er één) in een dergelijk getitelde bundel aanwijzing genoeg. Daarbij is ook de poëzie zelf moeilijk te vatten alsof ook zij zich afspeelt in dat niet nader omschreven gebied tussen de vaste ijkpunten aarde en hemel. Het is compacte poëzie, waarin betekenis op betekenis wordt gestapeld, zonder dat de eenheid van een gedicht daarmee verloren raakt. De bundel kent wel degelijk een bepaalde diversiteit. Naast gedichten die reeds bij eerste lezing aan de thematiek refereren treft de lezer ook een gedicht over voetbal en één waarin Maxima haar opwachting maakt. Toch springt de eenheid van de bundel als geheel het meest in het oog. Tussen aarde en hemel is een strak gecomponeerde eenheid, waarin uiteindelijk elk gedicht aansluit bij de algehele strekking van de bundel. Daarmee is Tussen aarde en hemel een uitdagend werk, want een werk dat zich moeilijk aan banden laat leggen en dus bij uitstek opereert in dat moeilijk te duiden schemergebied. Het is, kortom, even makkelijk te duiden als de gemiddelde profetie. Wie dat wil treft achter in de bundel een lijst met aantekeningen, die een deel van de gedichten, jammer genoeg, ontheimelijken. Sommige lezers zullen het op prijs stellen te weten welk kunstwerk aanleiding vormde tot welk gedicht en waarom, maar ik verkies het mysterie en weet liever niets van die Een droomvogel. Beton. omdat dan het raadsel nog openligt. Alles kan een betonnen droomvogel zijn. Op zichzelf, los van een werkelijkheid, zijn deze af en toe surrealistisch getinte gedichten op hun sterkst. Orakeltaal laat zich nu eenmaal niet eenduidig lezen. Een soortgelijk bezwaar geldt ook de opdrachten die aan verschillende gedichten wordt meegegeven, opdrachten voor bijvoorbeeld collega-dichters. Zo is er één voor Theo Verhaar en één voor Rilke, in de stijl van Rilke, dus het gaat over rozen. Juist dat gedicht is één van de mindere, al was het maar omdat Rilke als rozendichter niet te evenaren is en alles wat maar een beetje naar rozen riekt vrijwel onherroepelijk onderdoet voor de meester. Laat Rilke zijn rozen en laat ons Beranová op haar best, zoals in je zegt dat ik keihard ben: Je zegt dat ik keihard ben maar smeed me, zo hou ik stand. Zie je één stuk draag ik je naar de overkant. til ik je omhoog tot aan de hemelpoort. Soms zwicht ik, terrasgewijs gestrekt, lagen van mijn buik bespeelt. wat ik weet strijk ik neer op een geschikte pinguïnoog. Nee. Geen droom. |