De economie van het idee
|
Een grot is een gat in de tijd. Als je er binnentreedt, tonen de oude steenlagen je een venster en zie je wat er aan deze tijd vooraf ging. Tim Krabbé laat in De grot zien wat er vooraf ging aan een fataal hoogtepunt in de levens van twee personen. Naarmate het boek vordert, vallen de verschillende lagen in het verhaal in elkaar. Hoofdpersoon Egon Wagter is voor het eerst in Ratanak en is voor het eerst drugskoerier. Om elf uur zal de transactie plaatsvinden. Samen met de bewuste koffer bereidt Egon zich voor. De angst speelt door zijn hoofd. Hij denkt aan collega-drugskoerier Doornenbosch, die niet lang geleden werd onthoofd in dit land. Krabbé modelleerde Doornenbosch naar Johannes van Damme, de zakenman die gesnapt werd en een kopje kleiner werd gemaakt in Singapore. Dit voorland spookt door het hoofd van Egon. ‘"Twaalf seconden, van je cel tot je hoofd eraf is?" Het leek hem ineens akelig kort.’ Hoe het zover heeft kunnen komen met Wagter, verklaart Krabbé in het boek door terug te keren naar een zomerkamp van de veertienjarige Egon. Daar leert hij Axel de Graaf kennen. Egon is onder de indruk van het uitdagende gedrag van Axel en Axel heeft de bewondering van Egon nodig. Net als Egon z’n oog laat vallen op een lief meisje, met wie hij zijn passie voor stenen blijkt te delen, sleurt Axel hem mee naar het stuk van het kamp. Net als bij Het gouden ei, zet Krabbé ook hier een sterk plot in elkaar. In vijf niet chronologisch opeen volgende hoofdstukken krijgt de lezer het verhaal van drie kanten te zien. Krabbé begint telkens met een op zichzelf staand verhaal, maar na even doorlezen valt het op zijn plaats. Krabbé hield zich in Het gouden ei goed aan het adagium: schrijven is schrappen. De 180 pagina’s die hij hier nodig heeft om zijn grot te sluiten zijn er echter meer dan noodzakelijk. Maar literatuur is geen noodzaak, zal de lieve lezer denken. Klopt, maar de zijlijntjes die Krabbé inslaat, gaan in De grot ten koste van de spanning. En spanning is wel degelijk noodzaak. Neem de hoofdstukken over de journalist die de zaak Wagter onderzoekt en die over het leven van Marcie (het lieve meisje van het kamp). Die hadden veel korter gekund. De achtergronden van deze personen leiden enkel af van de hoofdlijn en geven te weinig extra diepte om die extra bladzijden aan te spenderen. Krabbé 2: 1985-2004* Opvallend genoeg vertoont De grot veel gelijkenissen met zijn eerdere roman Vertraging (1994). Ook daar speelt een korte jeugd-ontmoeting een noodlottige rol in het latere leven van de personages. De grootste fascinatie van Tim Krabbé lijkt echter verdwijningen te zijn. Niet alleen in Het gouden ei, maar ook in Vertraging en De grot is het ‘Alsof iemand vond dat haar atomen maar niet meer bij elkaar moesten horen.’ (Het gouden ei, p. 42). In Krabbé’s jongste roman, Kathy’s dochter (2002), is wederom sprake van een korte jeugdliefde die op latere leeftijd een rol speelt in het leven van de hoofdpersoon. Het boek probeert verliefdheid te omschrijven en slaagt daar enkele bladzijden in, maar aangezien het Krabbé’s dikste is (271 bladzijden) en het een sterk Krabbé-plot mist, is het tevens Krabbé’s minste boek.De schrijver zelf liet zich uit over de technische kant van het schrijven in een mooi (online te zien) interview op Face Culture. Over de ‘dikte’ van zijn boeken: ‘De economie van het idee. Als het in 100 kan, moet je er geen 300 pagina’s van maken.’ * In de vorige Stukgelezen meer over Krabbé voor 1985 en specifiek over Het gouden ei. |