'Had mijn vrouw maar één zo'n been' |
Tentoonstelling: Letterkundig museum Den Haag
Titel: De fluwelen duivel Te bezichtigen van 15 juni tot 8 september 2002 Datum bespreking: 30-06-2002 |
Toen de schrijver Godfried Bomans (1913-1971) overleed, ging er een schok door heel Nederland, schijnt het. Ik ben te jong om het te hebben meegemaakt, maar ik stel me voor dat vooral de schok vergelijkbaar is met die na de moord op Pim Fortuyn. Een man die in het middelpunt van de publieke belangstelling stond, viel van de ene op de andere dag weg. 'Nederland verloor een huisvriend,' is een constante in de literatuur over Bomans, en: 'Hij was Nederlands meest gelezen schrijver.' Die superlatieven liegen er niet om. Toch wordt hij vrij algemeen gezien als een literair lichtgewicht, een oppervlakkige grappenmaker, die zijn populariteit voornamelijk te danken had aan zijn vele televisie-optredens. De verklaring hiervoor wordt dikwijls gezocht in het gegeven dat Bomans geen grote roman heeft geschreven. Maar dat argument is niet steekhoudend. Ook Menno ter Braak heeft geen grote roman geschreven, maar niemand zal het in zijn hoofd halen deze auteur een lichtgewicht te noemen. In het Letterkundig Museum is sinds 15 juni (tot 8 september) een tentoonstelling te zien die gewijd is aan zijn leven: Godfried Bomans, de fluwelen duivel. Een rehabilitatie? Ja en nee. Een verklaring van de matige receptie? Ja. Hij zal altijd wel een omstreden fenomeen blijven. Uit de tentoonstelling blijkt in ieder geval dat Bomans niet zo oppervlakkig was als zijn critici hem afschilderen. Het eerste dat opvalt zodra je de ruimte binnenkomt, is de beruchte uitspraak 'Had mijn vrouw maar één zo´n been.' Bomans deed deze verzuchting als presentator van het Grand Gala du Disque, in 1962. Daags na de uitzending sprak de ene helft van Nederland schande van de onbeschaamde wijze waarop Bomans de Duitse diva tegemoet was getreden. Men beweerde zelfs dat hij dronken was geweest. De andere helft had de kwinkslag verwelkomd als een onnavolgbaar Bomansiaanse grap. Adriaan Roland Holst typeerde hem eens heel juist als een fluwelen duivel: een man die op het eerste gezicht geen ander doel had dan de mensen te vermaken. Maar die bij nadere beschouwing genadeloos doordrong tot de kern. Wie zijn werk, vooral de Sprookjes, aandachtig leest, ziet dat het Bomans vaak te doen is om het ontmaskeren van gezag, om het doorprikken van gewichtig doende figuren. In die context is de grap over de benen van Marlene Dietrich (die nu inderdaad wat oubollig aandoet) heel geslaagd te noemen. De tentoonstelling is chronologisch opgezet. Als je linksom loopt, volg je Bomans' leven van geboorte tot dood. Al meteen wordt duidelijk welke schat het Letterkundig Museum door de verwerving van de literaire nalatenschap van Godfried Bomans rijker is. Het manuscript van Bomans' debuut, Erik of het klein insectenboek, ligt er zomaar in de vitrine. Aan het eind van zijn leven, in De man met de witte das, vertelt Bomans het verhaal hierachter. Hij beschrijft op de laatste pagina's van dit boek hoe hij zijn vader (met wie hij een moeizame relatie had) het manuscript van Erik of het klein insectenboek ter beoordeling bracht. Enkele dagen daarna vond hij het pakketje ongelezen terug op zijn kamer, met het lint er nog omheen. Dat Bomans hier ruim dertig jaar later nog op terugkomt, en dan nog met de grootst mogelijke schroom, maakt duidelijk dat dit voorval grote indruk op de gevoelige jongeman heeft gemaakt. Op de tentoonstelling ligt het manuscript dus, met het lint er nog omheen. De eerste tien meter van de tentoonstelling biedt nog meer van dit soort schatten. Eind jaren dertig en in de loop van de jaren veertig was de literaire produktie van Bomans enorm. Naast Erik schreef hij de Memoires van Pieter Bas en de Sprookjes, allemaal naar eigen zeggen 'gelukkige' boeken. Een probleemloze jeugd was het niet, maar, zoals iemand eens opmerkte, Bomans verwachtte van het geluk de oplossing van zijn problemen. Vandaar het grote aantal sprookjes, die hij tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef (wat eigenlijk onvoorstelbaar is). Afgaande op die literaire produktie lijkt Bomans een gelukkige oorlogstijd te hebben gehad. Het dagboek dat Bomans tijdens de laatste oorlogsdagen bijhield is ook te bezichtigen. Het boek ligt in de vitrine open op de passage waarin hij de bevrijding beschrijft; hierin valt vooral de gemoedelijke toon op, en de onschuld, waarmee Bomans de taferelen beschrijft. |
Maar dat beeld wordt tegengesproken door een aantal briefjes aan zijn beste vriend uit die tijd, Harry Prenen. Samen met deze vriend vormde hij het schertsgenootschap de Rijnlandse Academie. Dit genootschap bestond uit alleen deze twee leden: Prenen was de Secretaris, Bomans de President. Op schertsende toon schrijft Bomans hem dat de President der Rijnlandse Academie zich al enige dagen zonder aanwijsbare reden rampzalig voelt. En helemaal schrijnend is het slordige briefje dat Bomans zijn vriend stuurde toen hij halsoverkop Amsterdam, waar hij zich verloren voelde, ontvluchtte om in Nijmegen verder te studeren: "Als je dit leest zit ik in de bus van half acht naar Nijmegen.." Naast dit soort manuscripten en egodocumenten bevat de tentoonstelling ook geluids- en beeldfragmenten. Zo zijn er composities te beluisteren die Bomans begin jaren veertig maakte. Van één van die composities is zelfs een grammofoonplaatje gemaakt: Bomans begeleidt zelf de zangeres ("Men hoort een virtuoos op de piano en een heldere meisjesstem", schreef hij er zelf over). Van de beeldfragmenten zijn vooral de nooit eerder vertoonde filmpjes van de Haarlemse kunstsociëteit Teisterbant interessant. Deze sociëteit was door hem opgericht, en alle Haarlemse kunstenaars van betekenis (waaronder Harry Mulisch) waren er lid van. Op de filmpjes is onder andere te zien hoe een delegatie van Teisterbant op bezoek gaat bij de Tachtiger Lodewijk van Deyssel (in de Van Eedenstraat!), om hem de bul van het erelidmaatschap te overhandigen. Het ziet er heel gezellig uit: een opgewekte Van Deyssel heft in de achtertuin het glas met Bomans, die ontspannen glimlacht en ongetwijfeld grapjes maakt - die wij helaas niet kunnen horen, omdat het een filmpje zonder geluid is. In de jaren vijftig schrijft Bomans ergens (de brief is te lezen op de tentoonstelling) dat hij op moet passen dat hij niet de paljas van de Nederlandse literatuur wordt. In zekere zin is het tragisch te zien dat dat vervolgens inderdaad gebeurt. De innemende persoonlijkheid en onnavolgbare humor van Godfried Bomans bleken op de televisie goed over te komen. Hij ontpopte zich tot één van de eerste televisie-persoonlijkheden (de begeleidende tekst bij de tentoonstelling noemt hem, moderner, een stand up comedian). Tegen het eind van zijn leven werden de programma´s en geschriften ernstiger van toon, soms tegen het zwaarmoedige aan. In de vitrines wemelt het van de contracten voor tv-optredens en afspraken voor lezingen. Dat Bomans nog tijd vond om zijn artikelen te schrijven mag een wonder heten. Zijn optredens waren vaak succesvol, maar, zoals op de beeldfragmenten te zien is, vaak ook miste hij de scherpte van zijn geschriften. In de zomer van 1971 verbleef Bomans voor de Avro op het onbewoonde Waddeneiland Rottumerplaat. Hoewel het misschien een wat al te romantische voorstelling van zaken is, is het verleidelijk om dit avontuur als slotakkoord te zien. Bomans werd vrijwel onmiddellijk ziek. Uit het dagboek dat hij daar bijhield en de radiofragmenten (beiden op de tentoonstelling) blijkt dat het ook geestelijk niet goed met hem ging. Een half jaar later was hij dood. Hartaanval. De schok die zijn dood teweeg bracht, blijkt overduidelijk uit de krantenkoppen. De decennia daarna is het werk van Bomans, in vergelijking met tijdgenoten, ondergewaardeerd geweest. Dat is niet raar: je zou kunnen zeggen dat Bomans teveel heeft geschreven. Naast de grote hoeveelheid sterk proza heeft hij ook veel zwakkere stukken geschreven. Ook dat blijkt uit de tentoonstelling. Hij was onmiskenbaar een kind van zijn tijd: en zijn tijd was die van de opkomst van de tv, de zogenaamde vertrossing. Dit alles neemt niet weg dat Bomans bij Nederlands bijzondere schrijvers van na de Tweede Wereldoorlog hoort. Na de uitgave van Werken, waarin zoveel mogelijk van zijn oeuvre staat verzameld, betekent deze tentoonstelling een nieuwe stap in Bomans' rehabilitatie. Aan de andere kant laat het genadeloos zien dat Bomans zijn eigen talent tekort deed door zo veelvuldig mee te werken aan televisieprogramma's. Degenen die deze zomer niet naar de Costa del Sol gaan kan ik Godfried Bomans, de fluwelen duivel van harte aanbevelen. En daarna lekker op het Scheveningse strand Memoires van Pieter Bas lezen. |
Niets van deze pagina's mag worden overgenomen zonder uitdrukkelijke toestemming van de auteur. copyright © de Recensent 2000-2002 |