Het was alweer enige jaren geleden dat ondergetekende voor het laatst een meerdaags festival bezocht. Lekker drie dagen bandjes kijken, dacht ik vooraf. Bijkomende zaken als: het gewicht van een rugzak, nachten van vijf maximaal zes uur slaap, je gevoeg doen op wankelende ‘Dixies’ en jezelf wassen met vijftig man om je heen, het was me allemaal ontschoten. En dat is maar goed ook. Want na drie dagen Dranouter Folkfestival in Dranouter/Heuvelland kom je toch weer met een overwegend positief gevoel naar huis.
Mijn belabberde geografische inzicht wordt na ons vertrek flink op de proef gesteld. Na een uur of drie verwacht ik al de nokken van de festivaltent in het vizier te krijgen, maar bij navraag treinen we dan nog maar koud in België. Pas na een vergelijkbare periode stuurt een roekeloze chauffeur ons met de laatste pendelbus het festivalterrein op. Door een groepje toevallig aanwezige veiligheidsmensen worden wij naar een rustig plekje gedirigeerd en prikken onze tent met een grond oppervlakte van 3 m² op een grassen matje van 2 bij 1.
Geroepen door iets dat verdacht veel op Portishead lijkt, snellen wij naar de festivalweide. Zullen wij getuige zijn van een verrassingsconcert waar ik alleen mijn allerhipste kennissen wel eens over hoor praten? Helaas, het loopt uit op een desillusie want we treffen een tegenvallend Hooverphonic dat de band covert. Zangeres Geike Arnaert staat een partij serieus mooi te zijn maar haar stem is mat en mist bezieling. Vooral het nieuwe werk van de band komt maar matig uit de verf. Desalniettemin gaat het Vlaamse publiek uit haar dak.
Naar de kleine concerttent gesneld om een staartje Huun-Huur-Tu mee te kunnen pikken. Bij nadering van de tent worden we omgeven door een monotoon bromgeluid dat ik niet zo snel thuis kan brengen. Het idee van manshoge killerbees moet ik al snel van de hand doen als blijkt dat het geluid uit de strot van een van de uit de Tuvaanse republiek (Mongolië) afkomstige muzikanten komt. We blijken getuige te zijn van een demonstratie keelzang. Doormiddel van een articulatorische zangtechniek - waarbij bepaalde boventonen in de zang extra versterkt worden - weet de zanger een soort fluittoon 'boven' de grondtoon te produceren. Zeer indrukwekkend. Het gezelschap speelt bezwerende traditionele Mongoolse muziek; de ideale soundtrack bij een zwoele zomernacht.
Voor het slapen gaan oefen ik nog even op mijn eigen keelzang, maar moet dat bekopen met een hoestbui die eerder aan een grunt dan aan keelzang doet denken.
Zaterdagmiddag keren we terug naar de kleine tent. Aldaar bij Groot Onderhoud neergezeten. De woordspeling ligt voor de hand, maar ik kan niet anders zeggen: een groots onderhoud. Aan de hand van de wereldgeschiedenis zitten deze muzikanten een aantal prettig pure folkmomenten voor met puike Nederlandstalige teksten. Na afloop haasten wij ons naar de grote tent om maar niets van het concert van Linda Thompson te hoeven missen. Op het podium vinden wij een boze jongedame in het eenzame gezelschap van een akoestische gitaar. Wij luisteren, wij klappen onze handen kapot en roepen na ieder nummer zo lang bis dat we vermanend worden aangekeken door de mensen naast ons. Ik pak de festivalkrant er nog eens bij. De bode rept over een grootse folklegende, waar ik niet van op kijk, al kan ik de bijgevoegde foto niet helemaal plaatsen bij hetgeen ik op de bühne zie. Dan zegt Linda: "for the folks who came in later: I have not dyed my hair, I’m Dayna Kurtz." Stiekem klappen wij voor Dayna Kurtz nog harder dan voor Linda Thompson, al was het maar om het feit dat Kurtz geen gelauwerd artieste is maar een debutante. Kurtz klinkt zo getergd dat je haar nauwelijks in de ogen durft te kijken (wat kan omdat de zaal vrijwel leeg is (waar was iedereen?)), maar daardoor legt ze zoveel passie in haar spel dat ons letterlijk het kippenvel op de armen staat (wat een hele prestatie is bij 30+ graden, me dunkt).
Wij vullen nog maar eens onze bidons, nemen een sanitaire stop en gaan, zwaar door de warmte bevangen, wat relaxen voor de kleine concerttent alwaar meneer Jim Moray inmiddels is neergestreken achter zijn piano. Dit keer blijft de verassing achterwege; Jim is gewoon Jim en zijn muziek is lang niet zo spannend als de concertkrant ons wil doen geloven.
’s Avonds komen we op weg naar het concert van Beth Orton langs een open podium waar een groepje Neanderthalers met knoken op oliedrums staat te meppen. Even kijken. BAM is hilarisch. Zelfs de grote anticipatie die van het publiek wordt gevraagd - wat ik over het algemeen nogal een zwaktebod vind – is niet storend. De act beschrijven is niet te doen, die moet je gewoon gezien hebben. Wat wij iets te enthousiast deden en zo de openingsliedjes van Beth Orton misten.
Of het aan de mentaliteit van de Belgen ligt of dat er twee grote beeldschermen aan de zijkanten van het podium zijn bevestigd, is me onduidelijk, maar tot mijn grote verbazing zigzaggen we binnen de minuut tot vlakbij de dranghekken. Beth speelt vrijwel alleen nieuwe liedjes maar die zijn zonder uitzondering van hoge kwaliteit, evenals de wijze waarop ze gebracht worden.
Aansluitend een concert van Daniel Lanois, die door de Belgen wordt binnengehaald als de lang verloren zoon. Daniel op zijn beurt is niet helemaal thuis in België. Tot drie keer toe bedankt hij Bruxelles, en de terugkerende Dranouter-echo lijkt hij niet mee te krijgen. Zijn show staat bol van het gitaargepiel, maar is warm en degelijk. Hoewel Lanois zich heeft omringd met een stel goede muzikanten, mis ik het ware bandgevoel (al kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat ik wel eens verwende oren heb kunnen overgehouden aan de begeleidingsband van miss Orton.)
Danig verzwakt door een dag van veel muziek, veel mensen, veel zon en weinig slaap dwarrel ik ver na middernacht terug naar mijn tentje.
Nog enigszins verdwaasd door de zon, die alweer in intensiteit is toegenomen, zitten we even na het middaguur alweer in de grote tent, alwaar een band genaamd Berrogüetto haar instrumenten staat op te stellen. Na de soundcheck is de technicus zo vriendelijk om een opname van het concert van Beth Orton op te zetten. Nu, met de muziek op halve sterkte, mijn gedachten op oneindig en mijn blik in de nok van de tent, lijkt het wel alsof ik pas echt de schoonheid van haar liedjes doorgrond. Beth’s breekbare liedjes lijken die relaxte omgeving te prefereren. Maar wat een stem heeft die vrouw toch en wat een heerlijk hechte begeleidingsband.
Terwijl wij nog klappen voor Beth en de technicus die haar mogelijk maakte, stappen de leden van Berrogüetto het podium op. Gelukkig kunnen zij ons plezier verlengen, want deze multi-instrumentalisten weten wat ze doen. Lekkere opzwepende folkmuziek die wordt opgesierd door allerlei exotische instrumenten. De spelvreugde binnen de groep is ongekend en hierdoor zien ze kans het door de verzengende hitte enigszins timide publiek toch mee te krijgen.
We zwalken richting de kleine tent alwaar Naked Raven haar opwachting maakt. Ik kondig aan even buiten in de schaduw te gaan luisteren, zodat ik me niet tussen de zwetende menigte hoef te begeven. Als er na drie kwartier een compleet laveloze Nederlander over mijn hand heen marcheert merk ik pas dat de muziek van Naked Raven slechts als soundtrack van mijn dromen heeft gediend.
De thermometer wijst dan 34 graden aan. Helaas heeft de organisatie vandaag de diverse kraantjes op de festivalweide weggehaald in verband met de modderpoelen die er rondom heen zijn ontstaan. Wij zoeken onze toevlucht tot de bij de concerten uitgedeelde waterzakjes. Maar lieve god, dan toch maar liever op de afdeling E.H.B.O., naast de tientallen andere uitgedroogden, terecht komen dan dit bocht door je slokdarm laten glijden. Op de weg terug naar de camping is de redding nabij: hier staat de plaatselijke brandweer met de brandslang in de hand en een minstens zo lange zonnesteek in het hoofd. Alles en iedereen moet het ontgelden. Heerlijk!
En aldus weer fris terug naar de weide. Naar de Dolfijntjes om precies te zijn. Van verschillende Vlaamse festivalgangers hadden we reeds de wijze raad gekregen om deze band te gaan zien. Zo gezegd zo gedaan. Zo gezegd zo gehoord, liever gezegd, want meer dan een bos ruggen heb ik niet gezien. Wat zijn die mannen populair hier (daar). Geen idee hoe de dolfijnen er uit zien, maar aanstekelijke liedjes spelen kunnen ze. Diverse Vlaamse en wereldklassiekers worden door de mangel gehaald. Soms mooi en gezellig, maar soms ook flauw en erg melig. Maar met de Pat Metheny/David Bowie uitspraak had zanger Wim Opbrouk toch maar mooi een van de wijste opmerkingen van die dag op zak: This is not Antartica!
Hoewel de Dranouter versterkers dan nog uren zullen snorren, moeten wij de aftocht blazen in verband met de maandagse verplichtingen. Beth Gibbons gaat derhalve nogmaals aan onze neuzen voorbij. Evenals de rest van het prachtige zondagavondaffiche waaronder: Wannes van de Velde, Arno en de Afro Celts.
Zelden zag ik zo’n compleet festival; Dranouter herbergt naast haar conventionele programma een danstent (die vrijwel de hele nacht doorraast), theateracts, een keur aan culinaire versnaperingen en zelfs een heel kinderpark c.q. opvangmogelijkheid. Qua sfeer en bezoekers ligt de kruisvergelijking Lowlands/Parkpop wat mij betreft dan ook voor de hand.
In een publicatie las ik dat de organisatie trots is op de 4 % Nederlanders die zij naar Dranouter weet te trekken. Die trots ontgaat mij enigszins. Als Nederlander in den vreemde heb ik helaas meerdere malen met het schaamrood op de kaken mijn ‘accent’ moeten laten horen; ik word nu eenmaal niet zo graag geassocieerd met lui die over andermans tent heen piesen en de godsganse dag "HOEREN" staan te blèren. Gek genoeg waren er zonder uitzondering steeds Ollanders bij betrokken. Gelukkig was het ook voor hen een geslaagd weekend.
Erwin van Wouw